ECLI:NL:RBNNE:2023:1819

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
22/822 en 22/823
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de weigering van het Uwv om proceskosten te vergoeden in bezwaarprocedures

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, op 28 april 2023, zijn de beroepen van eiseres tegen de besluiten van het Uwv om de proceskosten van haar gemachtigde in de bezwaarprocedures niet te vergoeden, beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het Uwv, waarin werd geweigerd om de kosten van haar gemachtigde te vergoeden, omdat deze niet als professioneel rechtshulpverlener werd aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen professionele rechtsbijstand heeft ontvangen, aangezien haar gemachtigde, die ook haar ex-partner is, niet voldoet aan de vereisten voor professionele rechtsbijstand. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft ook bepaald dat het griffierecht in de zaak LEE 22/823 aan eiseres wordt terugbetaald, omdat de zaken samenhangen. De uitspraak benadrukt het belang van professionele rechtsbijstand in bestuursrechtelijke procedures en de criteria waaraan een gemachtigde moet voldoen om als zodanig te worden erkend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 22/822 en LEE 22/823

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)(verweerder)
(gemachtigde: S.S. Wiltjer-Rienstra).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres inzake de weigering van het Uwv om de kosten te vergoeden van haar gemachtigde voor het voeren van de bezwaarprocedure.
1.2
Op of omstreeks 16 september 2022 heeft eiseres mr. H.J. Bastin gewraakt in onder
andere de zaken LEE 22/822 en LEE 22/823. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking op 3 oktober 2022 kennelijk ongegrond verklaard.
1.3
Op 18 oktober 2022 heeft eiseres een schriftelijk verzoek ingediend tot wraking van
mr. H.J. Bastin in onder andere de zaken LEE 22/822 en LEE 22/823. De wrakingskamer heeft dit verzoek tot wraking op 28 oktober 2022 kennelijk ongegrond verklaard.
1.4
Op 10 november 2022 heeft eiseres mr. H.J. Bastin gewraakt in onder andere de zaken LEE 22/822 en LEE 22/823. De wrakingskamer heeft dit verzoek tot wraking op 15 november 2022 niet-ontvankelijk verklaard. Hierbij heeft de wrakingskamer bepaald dat een volgend verzoek tot wraking van mr. H.J. Bastin in onder andere de onderhavige procedure niet in behandeling zal worden genomen.
1.5
Op 13 december 2022 heeft eiseres mr. H.J. Bastin gewraakt in onder andere de
zaken LEE 22/822 en LEE 22/823. De wrakingskamer heeft in de beslissing van 20 december 2022 aangegeven dat het wrakingsverzoek in deze zaken niet in behandeling zal worden genomen.
1.6
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.7
De rechtbank heeft de beroepen op 23 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van de besluiten

De beroepszaak LEE 22/822
2.1
Eiseres heeft op 4 mei 2021 bij het Uwv een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aangevraagd. Bij besluit van 6 mei 2021 heeft het Uwv aan eiseres per 11 mei 2021 een WW uitkering toegekend. Het dagloon is vastgesteld op € 67,92.
2.2
De gemachtigde van eiseres heeft bij brief van 3 augustus 2021 verzocht om herziening van het besluit van 6 mei 2021, omdat is gebleken van een onjuiste weergave van de opvolgende dienstverbanden, waardoor er bij de berekening van de uitkering is uitgegaan van een te laag dagloon. De gemachtigde van eiseres heeft het Uwv bij brief van 6 oktober 2021 in gebreke gesteld, omdat niet tijdig is beslist op het herzieningsverzoek. Bij besluit van 21 oktober 2021 heeft het Uwv geschreven dat niet wordt teruggekomen op het besluit van 6 mei 2021, omdat eiseres geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht.
2.3
Bij het primaire besluit van 29 oktober 2021 heeft het Uwv aan eiseres medegedeeld dat er geen aanleiding is voor het vergoeding van een dwangsom. Het Uwv geeft aan dat de ingebrekestelling op 7 oktober 2021 is ontvangen en dat op 21 oktober 2021 tijdig een beslissing op de aanvraag om herziening van het dagloon WW is genomen.
Bij bezwaarschrift van 28 november 2021 voert de gemachtigde van eiseres aan dat het besluit van 21 oktober 2021 pas als bijlage bij de brief van het Uwv van 29 oktober 2021 is bekendgemaakt en eiseres op die reden recht wel heeft op een dwangsomvergoeding. Daarnaast is verzocht om vergoeding van de kosten die eiseres in verband met de bezwaarprocedure heeft moeten maken.
2.4
Met het bestreden besluit van 4 januari 2022 heeft het Uwv het bezwaar gegrond verklaard. Het Uwv kan niet aantonen dat het besluit van 20 oktober 2021
(lees 21 oktober 2021)daadwerkelijk is verzonden. Eiseres heeft darom recht op een dwangsomvergoeding van € 184,00. Het Uwv ziet geen aanleiding om de kosten van bezwaar te vergoeden, omdat het Uwv van mening is dat er geen sprake is van een professionele rechtshulpverlener en daarmee geen sprake van een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. [naam bedrijf] houdt zich volgens de inschrijving bij de KvK bezig met ‘Groothandel en handelsbemiddeling in banden (hoofdactiviteit)’, ‘Boekhoudkantoren’ en ‘Advisering op het gebied van informatietechnologie’. Het Uwv is niet gebleken dat sprake is van overige kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
De beroepszaak LEE 22/823
2.5
Eiseres heeft op 4 januari 2021 bij het Uwv een zwangerschaps- en bevallingsuitkering (WAZO) aangevraagd. Bij besluit van 21 januari 2021 heeft het Uwv aan eiseres een WAZO- uitkering toegekend voor de periode van 19 januari 2021 tot 11 mei 2021. Het dagloon is vastgesteld op € 46,50.
2.6
De gemachtigde van eiseres heeft bij brief van 3 augustus 2021 verzocht om herziening van het besluit van 21 januari 2021, omdat is gebleken van een onjuiste weergave van de opvolgende dienstverbanden, waardoor er bij de berekening van de uitkering is uitgegaan van een te laag dagloon. De gemachtigde van eiseres heeft het Uwv bij brief van 6 oktober 2021 in gebreke gesteld, omdat niet tijdig is beslist op het herzieningsverzoek. Bij besluit van 20 oktober 2021 heeft het Uwv geschreven dat niet wordt teruggekomen op het besluit van 21 januari 2021, omdat eiseres geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht.
2.7
Bij het primaire besluit van 29 oktober 2021 heeft het Uwv aan eiseres medegedeeld dat er geen aanleiding is voor het vergoeden van een dwangsom. Het Uwv geeft aan dat de ingebrekestelling op 7 oktober 2021 is ontvangen en dat de beslissing van 20 oktober 2021 op de aanvraag herziening van het dagloon WAZO binnen de termijn van twee weken is genomen.
2.8
Bij bezwaarschrift van 28 november 2021 voert de gemachtigde van eiseres aan dat het besluit van 20 oktober 2021 pas als bijlage bij de brief van het Uwv van 27 oktober 2021 is bekendgemaakt en eiseres op die reden recht wel heeft op een dwangsomvergoeding. Daarnaast is verzocht om vergoeding van de kosten die eiseres in verband met de bezwaarprocedure heeft moeten maken.
2.9
Met het bestreden besluit van 4 januari 2022 heeft het Uwv het bezwaar gegrond verklaard, omdat het Uwv niet kan aantonen dat het besluit van 20 oktober 2021 daadwerkelijk is verzonden. Eiseres heeft recht op een dwangsomvergoeding van € 138,00. van Het Uwv ziet geen aanleiding om de kosten van bezwaar te vergoeden, omdat het Uwv van mening is dat er geen sprake is van een professionele rechtshulpverlener en daarmee geen sprake van een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. [naam bedrijf] houdt zich volgens de inschrijving bij de KvK bezig met ‘Groothandel en handelsbemiddeling in banden (hoofdactiviteit)’, ‘Boekhoudkantoren’ en ‘Advisering op het gebied van informatietechnologie’. Het Uwv is niet gebleken dat sprake is van overige kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Ten aanzien van beide bestreden besluiten
2.1
In een aanvullende motivering van 25 januari 2022 geeft het Uwv aan dat dat het juist is, zoals de gemachtigde van eiseres stelt, dat de inschrijving bij de KvK niet leidend is voor de vraag of iemand als professioneel rechtshulpverlener moet worden aangemerkt. Daarvoor is de feitelijke situatie doorslaggevend. Dat de gemachtigde van eiseres zijn inschrijving bij de KvK inmiddels heeft aangepast, betekent niet per definitie dat hij op grond van die wijziging alsnog als professioneel dienstverlener wordt aangemerkt door het Uwv. Het Uwv verwijst naar hetgeen door de gemachtigde op zijn website is vermeld. Daaruit blijkt niet dat hij zich professioneel bezig houdt met sociaal zekerheidszaken. In de situatie dat zijn werkzaamheden in zijn algemeenheid gezien zouden kunnen worden als werkzaamheden verricht door een professioneel rechtshulpverlener, is dit bij de gemachtigde van eiseres in zijn hoedanigheid als gemachtigde van eiseres niet aan de orde. Dit gelet op de (familie)relatie van de gemachtigde met eiseres, het daaruit voortvloeiende persoonlijk belang en de financiële verwevenheid. Dit staat in de weg om hem aan te merken als een professioneel rechtshulpverlener van eiseres.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om vrijstelling van het griffierecht omdat de zaken met elkaar samenhangen. De rechtbank ziet – gelet op de samenhang tussen beide zaken – aanleiding om uitsluitend in de zaak LEE 22/822 griffierecht te hebben. De griffier zal het door eiseres betaalde griffierecht in de zaak LEE 22/823 aan eiseres terugbetalen. Het gaat om een bedrag van € 50,00.
4.1
De rechtbank beoordeelt of het Uwv terecht heeft besloten om de proceskosten van de door de gemachtigde van eiseres gevoerde bezwaarprocedure niet te vergoeden. De rechtbank ziet zich hierbij voor de vraag gesteld of de door [gemachtigde] aan eiseres verleende bijstand is aan te merken als beroepsmatige verleende rechtsbijstand.
4.2
Op grond van artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht kunnen voor vergoeding in aanmerking komen kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het hoeft niet te gaan om iemand die uitsluitend of in hoofdzaak zijn beroep maakt van het verlenen van rechtsbijstand, maar het verlenen van rechtsbijstand moet wel tot zijn beroepsmatige taak behoren. Het moet gaan om een persoon die enige juridische scholing heeft gehad.
4.3
De rechtbank stelt vast dat eiseres de voorkomende proceshandelingen in bezwaar heeft verricht zonder kenbare inschakeling van een professionele rechtshulpverlener. Zij heeft zich wel laten bijstaan door [naam bedrijf] ( [gemachtigde] ).
De rechtbank dient in deze zaak de vraag te beantwoorden of eiseres recht heeft op een proceskostenvergoeding, omdat het bezwaar gegrond is verklaard.
4.4
De rechtbank overweegt een vergoeding voor proceskosten slechts mogelijk is, indien de betrokken proceshandelingen (in dit geval: het indienen van het bezwaarschrift) door of mede door een persoon die beroepsmatig rechtsbijstand verleent is verricht.
4.5
De rechtbank stelt vast dat op het moment waarop het bestreden besluit is genomen, uit de inschrijfgegevens van [naam bedrijf] bij de Kamer van Koophandel (KvK) niet bleek dat dit bedrijf zich bezighoudt met activiteiten op het gebied van juridische dienstverlening. De inschrijving bij de KvK is – voor zover van belang – per 8 januari 2022 gewijzigd door toevoeging van de activiteit ‘Administratie- en boekhoudkantoor, begeleiden in juridische en fiscale aangelegenheden’.
4.6
Ter zitting is met partijen de vraag besproken of [gemachtigde] als professioneel gemachtigde kan worden aangemerkt. Het Uwv is gebleven bij het standpunt dat er geen sprake is van juridische dienstverlening. [gemachtigde] heeft toegelicht dat hij een opleiding moderne bedrijfsadministratie 4 heeft afgerond en dat onderdeel van deze opleiding privaatrecht was. Ook heeft [gemachtigde] aangegeven dat hij onder meer via google.nl en zijn eerdere ervaringen het bestuursrecht en het sociaal zekerheidsrecht eigen heeft gemaakt, maar dat hij hiervoor geen opleiding heeft gevolgd. Hierbij heeft [gemachtigde] als voorbeeld genoemd dat als je de hele dag met appels werkt dat je daar dan al snel veel van af weet. Bij hem is dat zo voor wat betreft het bestuursrecht en sociaal zekerheidsrecht.
4.7
Naar het oordeel van de rechtbank kan [gemachtigde] niet als een professionele rechtshulpverlener worden aangemerkt. Hiertoe overweegt de rechtbank dat het bij de Kamer van Koophandel ingeschreven bedrijf van [gemachtigde] ( [naam bedrijf] ) naast eiseres, zijnde zijn ex partner voor wie hij op basis van no cure no pay diensten verleend, hooguit enkele andere cliënten heeft. Niet gebleken is dat naast [gemachtigde] nog andere personen betrokken zijn bij [naam bedrijf] . Ook betrekt de rechtbank bij zijn oordeel dat de juridische scholing van [gemachtigde] op het gebied van het sociaal zekerheidsrecht en het bestuursprocesrecht niet zodanig is dat hij hiermee voldoet aan de vereisten van een professioneel gemachtigde. Verder blijkt in de praktijk niet van gedegen kennis van deze rechtsgebieden. De ingediende beroepschriften en processtukken alsmede zijn optreden ter zitting vormen onvoldoende basis om [gemachtigde] aan te merken als professioneel gemachtigde.
4.8
Uit het voorgaande volgt dat voor het door [naam bedrijf] namens eiseres ingediende bezwaarschrift geen vergoeding kan worden toegekend. Het Uwv heeft dan ook in overeenstemming met de wet en de heersende rechtspraak geweigerd eiseres een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Conclusie en gevolgen

5.1
Gelet op het bovenstaande zijn de beroepen ongegrond. Omdat de beroepen ongegrond
is hoeft het Uwv het griffierecht niet aan eiseres te vergoeden en krijgt zij ook geen vergoeding voor haar proceskosten.
5.2
Omdat de beroepen ongegrond zijn, is er ook geen aanleiding voor vergoeding van de opgevoerde verletkosten. Die kosten kunnen in beginsel pas worden vergoed bij een gegrond beroep. Daarvan is in de onderhavige zaken geen sprake.

Beslissing

De rechtbank :
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • wijs het verzoek om verletkosten af;
  • bepaalt dat de griffier het griffierecht in de zaak LEE 22/823 aan eiseres terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, rechter, in aanwezigheid van M. Lammerts-Rannenburg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 april 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.