ECLI:NL:RBNNE:2023:1806

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
22/1330
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor tijdelijke stacaravan in strijd met ruimtelijke ordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser, een inwoner van Arum, tegen de verleende omgevingsvergunning voor een tijdelijke stacaravan. De vergunninghouder had op 14 september 2021 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor een stacaravan op een perceel in Arum. Na wijziging van de aanvraag werd op 13 oktober 2021 een omgevingsvergunning verleend voor een andere locatie. Eiser, samen met andere omwonenden, diende bezwaar in tegen deze vergunning. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân handhaafde de vergunning na het bezwaar van eiser, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van het college en de vergunninghouder aanwezig waren, maar eiser zelf niet. De rechtbank concludeert dat het college niet verplicht was om de wijziging van de aanvraag te publiceren, en dat eiser niet in zijn belangen is geschaad. De rechtbank oordeelt dat de verleende omgevingsvergunning op juiste wijze is gepubliceerd en dat eiser tijdig bezwaar heeft kunnen maken. De rechtbank wijst ook de argumenten van eiser over het hoorzittingsverslag en de betrokkenheid van de gemeenteraad af. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/1330

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 april 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit Arum, eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân, het college
(gemachtigden: mr. M.R. van der Velde en E.M. van der Pol).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde belanghebbende] uit Arum (vergunninghouder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de verleende omgevingsvergunning aan de vergunninghouder. De vergunninghouder heeft een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor de [adres 1]. Vervolgens is de aanvraag gewijzigd en is bij besluit van 13 oktober 2021 een omgevingsvergunning verleend voor [adres 2].
1.1.
Met het bestreden besluit van 16 maart 2022 op het bezwaar van eiser is het college bij deze vergunningverlening gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van het college en de vergunninghouder. Eiser was niet aanwezig.

Totstandkoming van het besluit

2. De vergunninghouder heeft op 14 september 2021 een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een stacaravan voor tijdelijke bewoning op het perceel [adres 1] in Arum ingediend. Een kennisgeving van de aanvraag is op 23 september 2021 in het gemeenteblad gepubliceerd.
2.1.
Vervolgens is de aanvraag gewijzigd en is op 13 oktober 2021 een omgevingsvergunning verleend voor een stacaravan voor tijdelijke bewoning op het perceel [adres 2] in Arum. De mededeling hiertoe is op 21 oktober 2021 gepubliceerd in het gemeenteblad.
2.2.
Eiser en twee andere omwonenden hebben een bezwaarschrift ingediend.
2.3.
Tijdens de hoorzitting heeft eiser een pleitnota overhandigd en heeft hij zijn bezwaren mondeling toegelicht. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt.
2.4.
In het bestreden besluit heeft het college het besluit waarin de omgevingsvergunning is verleend niet herroepen. De motivering van het besluit is aangevuld.
3. Eiser heeft beroep ingesteld.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de verlening van de omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Geschil
6. Tussen partijen is in geschil of het college een omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen voor bouwen en handelen in strijd met de regels van ruimtelijke ordening voor het tijdelijk (tot 13 november 2023) plaatsen een stacaravan. De rechtbank stelt daaromtrent vast dat eiser voornamelijk argumenten aanvoert over het proces van vergunningaanvraag en het proces van de behandeling van zijn bezwaarschrift. Eiser stelt voornamelijk dat het hem onduidelijk is hoe dit is verlopen.
Publicatie aanvraag
7. Eiser zet in het beroepschrift uiteen dat in de aanvraag van de omgevingsvergunning een ander adres staat vermeld dan in de verleende omgevingsvergunning. De wijzigingen van de aanvraag zijn niet gepubliceerd.
7.1.
Volgens het college is de locatie waar de aanvraag op zag gewijzigd van [adres 1] naar uiteindelijk [adres 2]. Deze wijziging van de aanvraag is niet gepubliceerd, maar de omwonenden zijn niet in hun belangen geschaad, omdat zij door de publicatie van de omgevingsvergunning bezwaar, en eiser bezwaar en beroep hebben kunnen instellen.
7.2.
De rechtbank leest de beroepsgrond van eiser zo, dat de wijziging van de aanvraag ten onrechte niet is gepubliceerd en hij daardoor is benadeeld.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat het college niet gehouden was de gewijzigde kennisgeving van de aanvraag te publiceren. Voorts is de rechtbank van oordeel dat eiser niet in zijn belangen is geschaad. De omgevingsvergunning van 14 oktober 2021 is op 21 oktober 2021 op juiste wijze gepubliceerd. Eiser heeft daartegen tijd bezwaar kunnen maken. Daarom valt niet in te zien dat eiser in zijn belangen is geschaad.
Hoorzittingsverslag
8. Eiser betoogt dat op de hoorzitting op een van de door hem gestelde vragen geen antwoord is gegeven. Ook is het hoorzittingsverslag niet een juiste weergave van hetgeen op de hoorzitting is besproken.
8.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat het niet beantwoorden van vragen niet leidend is voor de vraag of het bestreden besluit juist is genomen. Volgens het college is het betreden besluit op goede gronden genomen.
8.2.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het door het college opgestelde hoorzittingsverslag aan de daaraan in redelijkheid te stellen eisen. [1] Voorts wijst de rechtbank erop dat de verleende omgevingsvergunning en de daarbij behorende motivering bepalend is. Zoals hiervoor is overwogen, is deze omgevingsvergunning op juiste wijze gepubliceerd en heeft eiser daartegen tijdig bezwaar kunnen maken.
Gemeenteraad
9. Ook de vraag van eiser of de gemeenteraad in deze afwijking van het bestemmingsplan is gekend, leidt niet tot een ander oordeel van de rechtbank. De afwijking is in dit geval verleend op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a 2º, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 4 lid 1 Bijlage 2 Besluit omgevingsrecht. Dit is een bevoegdheid van het college. De gemeenteraad hoefde in dit geval dus niet in de vergunningverlening betrokken te worden.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.K. Veenstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie ook de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 november 2016, ECLI:NL:CRVB:4468.