ECLI:NL:RBNNE:2023:1799

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
188182
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van voorlopige voorzieningen in een zorgregeling en gebruik van de echtelijke woning

In deze zaak heeft de man op 17 februari 2023 de rechtbank verzocht om wijziging van de voorlopige voorzieningen die bij beschikking van 16 augustus 2022 waren getroffen. De man verzocht om het alleengebruik van de echtelijke woning en om de zorgregeling voor de minderjarige [naam], geboren op [geboortedatum] 2018, te wijzigen naar een co-ouderschap waarbij de minderjarige om de week bij hem en de vrouw verblijft. De rechtbank heeft op 18 april 2023 de mondelinge behandeling gehouden, waarbij de man en de vrouw, bijgestaan door hun advocaten, zijn gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man dichterbij is komen wonen en dat de omstandigheden zijn gewijzigd. De vrouw is inmiddels uit de woning vertrokken, waardoor de man nu feitelijk in de woning woont. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van de man om het alleengebruik van de woning toe te kennen, gelet op de gewijzigde omstandigheden, toewijsbaar is. De rechtbank heeft echter het verzoek om de minderjarige aan de man toe te vertrouwen afgewezen, omdat niet voldoende is aangetoond dat de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat dit noodzakelijk is. Wel heeft de rechtbank de zorgregeling gewijzigd naar een regeling waarbij de minderjarige de ene week bij de man en de andere week bij de vrouw verblijft, met als wisselmoment vrijdagmiddag uit school. Deze beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij de rechtbank heeft overwogen dat een gelijke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken het uitgangspunt is. De uitspraak is mondeling gedaan door mr. J. Teertstra, kinderrechter, en is schriftelijk vastgesteld op 21 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/188182 / FA RK 23-343
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak, zoals bedoeld is in artikel 30p Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, van 18 april 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. F. Hofstra,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. F.P. van Dalen.

1.De procedure

1.1.
Bij verzoekschrift van 17 februari 2023 heeft de man de rechtbank verzocht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de bestaande voorlopige voorzieningen worden gewijzigd, in die zin dat:
I. de man het alleengebruik van de echtelijke woning, gelegen aan [adres] krijgt;
II. te bepalen dat de minderjarige [naam] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] , aan de man wordt toevertrouwd, althans dat er een zorgregeling komt te gelden waarbij [de minderjarige] de ene week bij de man en de andere week bij de vrouw verblijft.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen van de vrouw, ingekomen bij de griffie op 14 april 2023.
1.3.
De zaak is inhoudelijk behandeld op de mondelinge behandeling van 18 april 2023 ten overstaan van mr. J. Teertstra, (kinder)rechter, in aanwezigheid van mr. A.J. van Dijk, griffier. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- de man, bijgestaan door mr. F. Hofstra;
- de vrouw, bijgestaan door mr. F.P. van Dalen.
1.4.
Mr. F.P. van Dalen heeft het woord gevoerd aan de hand van een pleitnota. Deze pleitnota heeft hij overgelegd aan de rechtbank en de wederpartij.
1.5.
Mr. F. Hofstra heeft ter zitting een pagina van het proces-verbaal van de zitting van 2 augustus 2022 overgelegd aan de rechtbank.

2.Beoordeling

2.1.
De rechter heeft op de mondelinge behandeling mondeling uitspraak gedaan. Daartoe is aan partijen mededeling gedaan van de navolgende gronden van de beslissing, zakelijk weergegeven:
  • Bij beschikking van 16 augustus 2022 van deze rechtbank zijn voorlopige voorzieningen getroffen. Op grond van artikel 824 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking, als bedoeld in artikel 822 Rv, worden gewijzigd indien de omstandigheden na de dagtekening van de beschikking in zodanige mate zijn gewijzigd dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de voorziening niet in stand kan blijven. De rechtbank zal per onderdeel beoordelen of hieraan is voldaan.
  • Ten aanzien van het verzoek over het alleengebruik van de woning, overweegt de rechtbank dat de omstandigheden in forse mate zijn gewijzigd. De vrouw is vertrokken uit de woning en de man woont er nu feitelijk. Gelet op de onduidelijkheid en de strijd tussen partijen, is het van belang dat hier duidelijkheid over komt. De beslissing van de beschikking van 16 augustus 2022 waarin is bepaald dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning kan naar het oordeel van de rechtbank niet in stand blijven. De rechtbank zal de beschikking van 16 augustus 2022 daarom op dit punt wijzigen en bepalen dat de man bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning.
  • Ten aanzien van het verzoek om [de minderjarige] toe te vertrouwen aan de man, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de omstandigheden in zodanige mate zijn gewijzigd dat de beschikking van 16 augustus 2022 op dit punt gewijzigd moet worden. De rechtbank zal daarom dit verzoek afwijzen.
  • Ten aanzien van het verzoek over de wijziging van de zorgregeling, is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheden na de beschikking van 16 augustus 2022 zodanig zijn gewijzigd dat de voorziening niet in stand kan blijven. De man woonde eerder op forse afstand van de vrouw, waardoor een meer gelijkwaardige zorgregeling niet mogelijk was. De rechtbank moet beoordelen wat op dit moment het meest in het belang van [de minderjarige] is en daarbij moeten de feiten van nu worden meegewogen. Voor de rechtbank is een gelijke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken het uitgangspunt, zoals de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) tijdens de zitting van 2 augustus 2022 ook naar voren heeft gebracht. Het is de vraag of er omstandigheden zijn die maken dat een gelijke verdeling niet mogelijk is. De vrouw voert aan dat er strijd is tussen de ouders en dat zij niet goed in overleg treden met elkaar. De rechtbank stelt vast dat dit zo is. Het is echter de vraag of dat maakt dat [de minderjarige] niet de ene week bij de man en de andere week bij de vrouw kan verblijven. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is en dat een regeling waarbij [de minderjarige] de ene week bij de man en de andere week bij de vrouw verblijft wel mogelijk is. Deze gelijkwaardigheid kan ook in verdere gesprekken tussen partijen helpend zijn. De rechtbank overweegt dat deze zorgregeling meer rust biedt voor [de minderjarige] , omdat er minder wisselmomenten zijn en er minder contact hoeft te zijn tussen partijen. De rechtbank zal bepalen dat het wisselmoment op vrijdagmiddag uit school zal zijn. Deze zorgregeling geldt per direct. Nu [de minderjarige] het weekend van 21 april 2023 bij de vader zou doorbrengen, zal [de minderjarige] vrijdag 21 april 2023 uit school worden gehaald door de man.
  • Het voorgaande neemt niet weg dat partijen hard aan de slag moeten om de situatie te normaliseren, voor [de minderjarige] .
2.2.
De rechter heeft vervolgens medegedeeld dat als volgt wordt beslist:
  • de rechtbank wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 16 augustus 2022 in die zin, dat zij thans als volgt beslist:
  • bepaalt dat de man bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan [adres] ;
  • bepaalt de zorgregeling tussen de man en [naam] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] , als volgt:
- [de minderjarige] verblijft de ene week bij de man en de andere week bij de vrouw;
- het wisselmoment is op vrijdagmiddag uit school;
  • wijst af het meer of anders verzochte, wat betekent dat de beschikking van 16 augustus 2022 voor het overige van kracht blijft.
Deze uitspraak is gegeven door mr. J. Teertstra, kinderrechter, bijgestaan door mr. A.J. van Dijk als griffier, en mondeling gegeven op 18 april 2023.
De schriftelijke uitwerking van de uitspraak is door de rechter vastgesteld op 21 april 2023.
fn:
871