ECLI:NL:RBNNE:2023:1792

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
4 mei 2023
Zaaknummer
18/107609-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot zware mishandeling en veroordeling voor belaging en mishandeling van ex-partners

Op 4 mei 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling, bedreiging van opsporingsambtenaren, belaging, en mishandeling van twee ex-partners. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling en de bedreiging van de opsporingsambtenaren, maar hem wel schuldig bevonden aan belaging, mishandeling van zijn ex-partners, en een aantal vernielingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een reeks van strafbare feiten over een periode van meer dan twee jaar, waarbij hij zijn ex-partners herhaaldelijk had bedreigd en mishandeld. De verdachte werd veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 518 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een opname in een zorginstelling. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die lijdt aan een licht verstandelijke beperking en ADHD.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/107609-22
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/128497-22 en 18/180260-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 mei 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 april 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.J.F. van Merm, advocaat te Maastricht.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. van Slooten.

Tenlastelegging

Parketnummer 18/107609-22
Aan verdachte is, kort gezegd, en na toegewezen vordering aanpassing omschrijving feiten tenlastelegging ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, het volgende ten laste gelegd:
het in de periode van 23 januari 2022 tot en met 29 april 2022 meermalen wederrechtelijkbinnendringen in de woning gelegen aan de [adres] , bij [benadeelde partij 1] ;
primair: het op of omstreeks 19 april 2022 pogen [benadeelde partij 1] opzettelijk zwaar lichamelijkletsel toe te brengen;
subsidiair: het op of omstreeks 19 april 2022 mishandelen van [benadeelde partij 1] ;
3. het op of omstreeks 29 april 2022 onder invloed van 8,8 miligram GHB per liter bloed, en/of 5,8 microgram cannabis per liter bloed, besturen van een voertuig;
4. het op of omstreeks 21 juni 2022 vernielen van een of meer ramen en/of een Ring deurbel en/ofeen autoruit toebehorend aan [benadeelde partij 2] en/of woningstichting [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] ;
5. het op of omstreeks 21 juni 2022 bedreigen van hoofdagent(en) [benadeelde partij 6] en/of[benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8] ;
6. het op of omstreeks 21 juni 2022 zich met geweld en/of bedreiging met geweld verzetten tegen(een) ambtena(a)r(en) belast met de aanhouding/overbrenging;
7. het op of omstreeks 24 juni 2022 vernielen/beschadigen/onbruikbaar maken vaneen matras en/of een kussen, en/of meerdere ramen, en/of een vloer en/of een muur, en/of een observatiecamera en/of een intercom.
Parketnummer 18/128497-22
Aan verdachte is, kort gezegd, het volgende ten laste gelegd:
het op of omstreeks 15 juni 2020 en 16 juni 2020 vernielen, beschadigen, onbruikbaar maken en/of wegmaken van ramen van de woning aan de [adres] te Veenoord, toebehorend aan [benadeelde partij 9] .
Parketnummer 18/180260-20
Aan verdachte is, kort gezegd, het volgende ten laste gelegd:
1.
het in de periode van 3 oktober 2019 tot en met 4 maart 2020 meermalen mishandelen van [benadeelde partij 10] ;
2. het in of omstreeks de periode van 22 juni 2020 tot en met 25 juni 2020 vernielen, beschadigenen/of onbruikbaar maken van voertuigen toebehorend aan [benadeelde partij 11] , [benadeelde partij 12] en/of [benadeelde partij 13] ;
3. het op of omstreeks 22 juni 2020 vernielen, beschadigen en/of onbruikbaar maken van diversegoederen toebehorend aan [benadeelde partij 10] ;
4. het op of omstreeks 24 juni 2020 bedreigen van [benadeelde partij 10] ;
5. het op of omstreeks 27 juni 2020 vernielen, beschadigen en/of onbruikbaar maken van een tuinheken/of (een) schutting(en) toebehorend aan [benadeelde partij 11] en/of [benadeelde partij 10] ;
6. het in de periode van 6 juni 2020 tot en met 14 juli 2020 belagen van [benadeelde partij 10] ;
7. het op of omstreeks 4 juni 2020 vernielen, beschadigen en/of onbruikbaar maken van een mobieletelefoon, toebehorend aan [benadeelde partij 14] .
De volledige teksten van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maken hiervan deel uit.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van de onder parketnummer 18/107609-22 onder 2 primair en 5 ten laste gelegde feiten.
Daarnaast heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd voor de onder parketnummer
18/107609-22 onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde feiten, het onder parketnummer 18/128497-22 ten laste gelegde feit en de onder parketnummer 18/180260-20 onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 18/107609-22
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 primair en onder 5 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte heeft bekend dat hij aangeefster [benadeelde partij 1] tegen haar hoofd heeft geslagen, maar ontkend dat hij haar bij haar keel heeft vastgepakt. Indien wordt uitgegaan van de verklaring van de moeder van aangeefster dat verdachte aangeefster wel bij haar keel heeft vastgepakt, dan kan niet worden vastgesteld dat hij heeft geknepen of druk heeft uitgeoefend. De moeder van aangeefster is, zoals zij heeft verklaard, direct tussenbeide gesprongen, waardoor er geen tijd is geweest om de luchtwegen te beknellen. Daarom kan niet worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans was dat er zwaar lichamelijk letsel zou kunnen optreden, aldus de raadsman.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat enkel kan worden bewezen dat verdachte met de vlakke hand een klap tegen het hoofd van aangeefster heeft gegeven, en dat verdachte het feit tot zover heeft bekend.
Met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat er bij de verbalisanten geen redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden verliezen, dan wel zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de onder 1, 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van parketnummer 18/128497-22
De raadsman heeft zich ten aanzien van het ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van parketnummer 18/180260-20
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat verdachte heeft ontkend dat hij aangeefster [benadeelde partij 10] in haar gezicht heeft geslagen, haar keel heeft dichtgeknepen en een brandende sigaret op haar lichaam heeft uitgedrukt. Ten aanzien van die gedachtestreepjes in de tenlastelegging is er voldoende wettig bewijs, maar ontbreekt de overtuiging. Aangeefster en verdachte hadden een turbulente relatie waarin verdachte zichzelf ook meermalen moest verdedigen. Daarnaast is op de foto’s die bij de aangifte zijn gevoegd de datum met de hand bijgeschreven, waardoor niet kan worden geverifieerd wanneer de foto’s zijn genomen. Verdachte dient ten aanzien van die gedachtestreepjes partieel worden vrijgesproken. Ten aanzien van het eerste gedachtestreepje, het gooien van de asbak, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 3 en 7 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit, vernieling, heeft de raadsman aangevoerd dat de vernielde goederen van verdachte zelf waren. Verdachte verdiende als enige de kost en heeft de spullen gekocht. Verdachte en aangeefster woonden gedurende vijf jaren samen. De raadsman heeft verder aangevoerd dat in dit geval de bepalingen voor gehuwden naar analogie van toepassing zijn (artikel 353 jo. 316 van het Wetboek van Strafrecht (Sr)), ten gevolge waarvan - zo begrijpt de rechtbank de raadsman - vrijspraak zou moeten volgen. Dit omdat op basis van voornoemde bepalingen een aangifte enkel op basis van een klacht kan worden opgenomen. Die klacht ontbreekt nu. Alles in aanmerking genomen, bestaat er teveel twijfel om tot een veroordeling te kunnen komen, zodat vrijspraak dient te volgen.
Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de datum in de tenlastelegging niet overeenkomt met de verklaringen in het strafdossier. De grondslagleer is van toepassing, welke beperkt dient te worden uitgelegd. Niet kan worden volstaan met de opvatting dat het een kennelijke verschrijving betreft, waardoor vrijspraak dient te volgen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de onder 2, 4 en 6 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 18/107609-22 Feit 5 (bedreiging verbalisanten)
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsman, het onder 5 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, dan wel zware mishandeling is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging. Daarnaast is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij/zij het leven zou kunnen verliezen, dan wel zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verbalisant [benadeelde partij 6] heeft verklaard dat verdachte zich verzette toen verdachte door hem (verbalisant [benadeelde partij 6] ) en verbalisanten [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 4] werd aangehouden.
1Toen verdachte geboeid was en door genoemde verbalisanten onder controle werd gehouden door op de benen van verdachte te zitten en een knie op de rug van verdachte te plaatsen, schreeuwde verdachte: “Laat mij maar in de benen. Ik pak jullie allemaal. Jullie zijn aan de beurt. Ik pak jullie allemaal. Vieze kankerlijers. Ik geef jullie allemaal een kopstoot. Ik schop jullie tegen jullie kop.”
Hoewel de bewoordingen van de ten laste gelegde uitlatingen op zichzelf geschikt zijn om een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, dan wel zware mishandeling van verbalisanten [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 4] te kunnen opleveren, is de rechtbank van oordeel dat die uitlatingen, bezien in de context waarin de uitlatingen zijn gedaan, niet van dien aard zijn dat bij verbalisanten [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 4] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen, dan wel zwaar lichamelijk zouden kunnen oplopen. Immers, verdachte kon geen kant op: hij lag geboeid op de grond en werd onder controle gehouden door genoemde verbalisanten. Het voorgaande leidt ertoe dat het onder 5 ten laste gelegde niet kan worden bewezen en verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 2 (primair poging tot zware mishandeling, subsidiair mishandeling [benadeelde partij 1] )
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 21 april 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb [benadeelde partij 6] op 19 april 2022 in Nieuw-Amsterdam met mijn vlakke hand tegen haar hoofd geslagen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 april 2022,opgenomen op pagina 26 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022106470 d.d. 29 mei 2022, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 1] :
Op dinsdag 19 april 2022 zat ik bij mijn ouders. Ik zag dat [verdachte] aan kwam en hij zei dat hij met mij wilde praten. Ik wilde dit niet. Ik voelde dat hij mij bij de keel pakte en ik voelde en zag dat hij mij op mijn achterhoofd sloeg. (...) Ik heb ook een bult op mijn hoofd hieraan overgehouden.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1 mei 2022,opgenomen op pagina 54 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
Op dinsdag 19 april 2022 bevond ik mij in mijn woning te Nieuw-Amsterdam. (…) Ik zag dat [verdachte] [benadeelde partij 6] bij de strot greep. Kort hierna zag ik dat [verdachte] [benadeelde partij 6] een knal tegen haar hoofd gaf. (...) Ik heb gezien dat [benadeelde partij 6] ten gevolge van de knal van [verdachte] een rode plek in haar hals/gezicht had bekomen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte aangeefster [benadeelde partij 1] bij haar keel heeft vastgepakt en tegen haar hoofd heeft geslagen. Met de officier en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van verdachte niet zijn aan te merken als een poging tot zware mishandeling, nu er geen redelijke kans bestond dat [benadeelde partij 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen ten gevolge van zijn handelen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat ten gevolge van het handelen van verdachte pijn of letsel is ontstaan bij aangeefster. Aangeefster heeft verklaard dat zij een bult op haar hoofd had ten gevolge van de slag op haar hoofd en de moeder van aangeefster, getuige [naam 1] , heeft verklaard dat zij na het incident een rode plek in de hals/het gezicht van aangeefster zag. Dat de politie bij aankomst geen letsel bij aangeefster heeft waargenomen, doet daaraan niets af.
2Derhalve acht de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde, het mishandelen van [benadeelde partij 1] , wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 1 (huisvredebreuk), 3 (rijden onder invloed), 4 (vernieling ramen, Ring deurbel en autoruit), 6 (verzet bij aanhouding) en 7 (vernieling politiecel)
De rechtbank acht feiten 1, 3, 4, 6 en 7 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 april 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 januari 2022,opgenomen op pagina 17 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022106470 d.d. 29 mei 2022, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 april 2022,opgenomen op pagina 10 en verder van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal rijden onder invloed d.d. 24 mei 2022,opgenomen op pagina 78 en verder van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] ;
een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport afkomstig van het Maasstad Ziekenhuiste Rotterdam, zaaknummer 923220428987, opgesteld en ondertekend op 20 mei 2022 door dr. T.M. Bosch, ziekenhuisapotheker-klinisch farmacoloog, opgenomen op pagina 84 van voornoemd dossier;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 juni 2022 opgenomenop pagina 34 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0l00-2022157421 d.d. 9 september 2022, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 2] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 juni 2022,opgenomen op pagina 45 en verder van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 4] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 juni 2022,opgenomen op pagina 50 en verder van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 2] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2022,opgenomen op pagina 62 en verder van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [benadeelde partij 6] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2022,opgenomen op pagina 65 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [benadeelde partij 15] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 juni 2022,opgenomen op pagina 78 en verder van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 3] namens Politie, eenheid Noord-Nederland;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever d.d. 24 juni 2022, opgenomen op pagina 85 en verder van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 3] .
Ten aanzien van parketnummer 18/128497-22 (vernieling ramen in Veenoord)
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 april 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 juni 2020,
opgenomen op pagina 3 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002020167411 d.d. 24 juni 2020, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 11] , namens [benadeelde partij 9] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 juni 2020,opgenomen op pagina 11 en verder van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 10] , namens [benadeelde partij 9] .
Ten aanzien van parketnummer 18/180260-20 Feiten 1 (mishandeling [benadeelde partij 10] op 3 oktober 2019 en 4 maart 2020), 3 (vernieling laptop, kroonluchter, vissenkom en fotolijsten) en 7 (vernieling mobiele telefoon)
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 21 april 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 3 oktober 2019 heb ik een glazen asbak tegen het been van [benadeelde partij 10] gegooid. Hierdoor was bloed zichtbaar en ontstond er een wond op haar been.
Het klopt dat ik op 22 juni 2020 onder andere de laptop, de kroonluchter, de vissenkom en de fotolijsten uit het autoraam heb gegooid. [benadeelde partij 10] wilde deze spullen hebben, ze was ervan overtuigd dat het haar spullen waren. Ik heb de spullen gekocht, maar gegeven is gegeven. Ik verdiende het geld, maar sommige spullen heb je nodig.
Het klopt dat ik de telefoon van de vader van [benadeelde partij 10] uit zijn handen heb geslagen bij mij thuis in Veenoord, dat was kort nadat de relatie werd verbroken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 juni 2020,opgenomen op 18 juni 2020, opgenomen op pagina 27 en verder van het dossier van Politie NoordNederland met nummer PL0100-2020180630 d.d. 31 oktober 2020, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 10] :
Op 3 oktober 2019, heeft [verdachte] een glazen asbak tegen mijn been gegooid. Doordat hij die glazen asbak tegen mijn been gooide, lag mijn scheenbeen gedeeltelijk open. Ook had ik glas in mijn been gekregen. Dit blijkt nu achteraf nog steeds het geval te zijn.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 juni 2020,opgenomen op 23 juni 2020, opgenomen op pagina 77 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 10] , en de daarbij behorende bijlagen:
Plaats delict: Veenoord
Op maandag 22 juni 2020, om 9.50 uur, ging ik met mijn vriend naar buiten. [verdachte] kwam op dat moment weer door de straat rijden. Ik zag dat [verdachte] vanuit de passagiersraam spullen op de grond gooide voor mijn woning. Nu gooide hij een vissenkom, een kroonluchter, fotolijsten en mijn laptop. Al deze spullen heb ik zelf gekocht en persoonlijk gekregen. Het zijn dus mijn eigendommen. Al deze goederen zijn kapot.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 oktober 2020,opgenomen op pagina 317 en verder van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 14] :
Mijn dochter [benadeelde partij 10] vroeg of ik met haar mee wilde naar Veenoord naar het adres van [verdachte] . Mijn dochter wilde spullen ophalen die van haar zijn. (…) Ik zag dat [verdachte] al tierend en vloekend op mij af kwam en dat hij mijn telefoon met zijn vlakke hand uit mijn hand sloeg. Mijn telefoon is hierdoor op de grond gevallen en beschadigd geraakt. Hij doet het nog wel maar er zit een dikke scheur in het scherm.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 juli 2020, opgenomenop pagina 236 en verder van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 10] :
Op 6 juni 2020, ben ik heel duidelijk geweest en gaf ik aan dat ik geen relatie meer wilde. Diezelfde dag ben ik terug gegaan om mijn spullen te gaan halen Mijn vader ging mee. [verdachte] heeft toen mijn vader bedreigd en zijn telefoon kapot gemaakt.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Feit 1 (mishandeling [benadeelde partij 10] )
De rechtbank acht onvoldoende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster [benadeelde partij 10] heeft geslagen, haar keel dicht heeft geknepen en een brandende sigaret op haar lichaam heeft uitgedrukt. De verklaring van aangeefster staat in zoverre tegenover de verklaring van verdachte en vindt onvoldoende steun in de rest van het strafdossier. De rechtbank zal verdachte ten aanzien daarvan van deze onderdelen vrijspreken. De rechtbank acht op basis van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een glazen asbak tegen het been van aangeefster heeft gegooid.
Feit 3 (vernieling laptop, kroonluchter, vissenkom en fotolijsten)
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman voor zover hij heeft bepleit dat vrijspraak dient te volgen vanwege het ontbreken van een klacht. Hoewel strikt genomen het verweer ziet op de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en niet op de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, overweegt de rechtbank als volgt. De wetgever heeft specifiek de van tafel en bed gescheiden echtgenoot benoemd in de artikelen 353 jo. 316 lid 2 Sr en niet de geregistreerd partner dan wel de ex-samenwonende. De geregistreerd partner dan wel ex-samenwonende kunnen niet van tafel en bed scheiden, waardoor deze bepalingen niet analoog kunnen worden toegepast in onderhavige zaak. Het tenlastegelegde feit betreft derhalve geen klachtdelict.
De rechtbank verwerpt eveneens het verweer van de raadsman dat vrijspraak dient te volgen vanwege de verklaring van verdachte dat hij zijn eigen spullen uit het autoraam heeft gegooid. De rechtbank acht niet aannemelijk dat verdachte zijn eigen spullen heeft meegenomen naar de woning waar aangeefster verbleef om vervolgens juist specifiek die spullen op die plek te beschadigen. De rechtbank overweegt hiertoe dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij de laptop, de kroonluchter, de vissenkom en de fotolijsten heeft gekocht in de periode van vijf jaren dat verdachte en aangeefster samenwoonden. Verdachte heeft daarbij aangegeven dat hij deze spullen niet per se als cadeau heeft gegeven, maar dat hij het geld verdiende en dat men sommige dingen nodig heeft. De rechtbank leidt daaruit af dat verdachte de genoemde spullen voor aangeefster heeft gekocht, zodat zij deze kon gebruiken. Immers, verdachte verdiende ten tijde van hun relatie het geld, aangeefster niet, hetgeen in een gezamenlijk huishouden kan voorkomen. Aangeefster hechtte kennelijk waarde aan de genoemde spullen, gezien zij specifiek om deze spullen heeft gevraagd toen de relatie met verdachte werd verbroken. Dat verdachte juist die specifieke spullen in boosheid uit het autoraam heeft gegooid, waardoor deze zijn beschadigd, is naar het oordeel van de rechter voldoende om vast te stellen dat hij wist dat aangeefster waarde hechtte aan genoemde spullen en dat deze spullen aangeefster toebehoorden. De rechtbank acht derhalve het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 7 (vernieling mobiele telefoon)
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde feit als volgt. Verdachte heeft bekend dat hij de telefoon van aangever uit diens handen heeft geslagen en dat dit was kort nadat de relatie werd verbroken. Uit hetgeen [benadeelde partij 10] heeft verklaard blijkt dat de relatie werd verbroken op 6 juni 2020. Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 7 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Feiten 2 (vernieling voertuigen), 4 (bedreiging [benadeelde partij 10] ), 5 (vernieling tuinhek) en 6 (belaging [benadeelde partij 10] )
De rechtbank acht de feiten 2, 4, 5 en 6 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 april 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 juni 2020,opgenomen op pagina 100 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020180630 d.d. 31 oktober 2020, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 11] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 juni 2020,opgenomen op pagina 131 en verder van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 12] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 juni 2020 opgenomenop pagina 149 en verder van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 13] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 juni 2020,opgenomen op pagina 77 en verder van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 10] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 juni 2020,opgenomen op pagina 169 en verder van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 10] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 oktober 2020,opgenomen op pagina 172 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [naam 5] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 juni 2020,opgenomen op pagina 200 en verder van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 11] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 juli 2020, opgenomenop pagina 236 en verder van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 10] , en de daarbij behorende bijlagen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de onder parketnummer 18/107609-22 onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 6, en 7 ten laste gelegde feiten, het onder parketnummer 18/128497-22 ten laste gelegde feit en de onder parketnummer 18/180260-20 onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/107609-22
1
hij op 23 januari 2022 en 29 april 2022 te Veenoord, in de woning gelegen aan de [adres] bij [benadeelde partij 1] in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen;
2 hij op 19 april 2022 te Nieuw-Amsterdam [benadeelde partij 1] heeft mishandeld door die [benadeelde partij 1] bij haar keel vast te pakken en haar tegen haar hoofd te slaan;
3
hij op 29 april 2022 te Veenoord een voertuig, te weten een personenauto (met kenteken [kenteken] ), heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof, als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten GHB, in combinatie met een ander van deze aangewezen stoffen, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof
- 8,8 miligram GHB per liter bloed, en - 5,8 microgram cannabis per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde;
4 hij op 21 juni 2022 te Schoonebeek opzettelijk en wederrechtelijk ramen en een Ring deurbel en een autoruit die geheel aan respectievelijk woningstichting [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] en [naam 2] toebehoorden, heeft vernield;
6 hij op 21 juni 2022 te Schoonebeek zich met geweld en bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar,
  • [benadeelde partij 6] (hoofdagent, politie Noord-Nederland), en
  • [benadeelde partij 7] (hoofdagent, politie Noord-Nederland), en
  • [benadeelde partij 8] (hoofdagent, politie Noord-Nederland), en- [benadeelde partij 15] (brigadier, politie Noord-Nederland) allen werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten belast met de aanhouding en overbrenging van hem, verdachte, door - ( wild) met zijn armen te zwaaien, en
  • zich in tegengestelde richting te bewegen, en
  • zijn benen tegen de bumper van de auto te zetten en
  • zich zodanig te bewegen dat hij niet de arrestantenbus in ging, en- verbalisant [benadeelde partij 15] in het gezicht te spugen;
7
hij op 24 juni 2022 te Assen opzettelijk en wederrechtelijk
  • een matras en
  • een kussen, en
  • meerdere ramen, en
  • een vloer en
  • een muur, en
  • een observatiecamera en
  • een intercom,die geheel aan de Politie toebehoorden heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Parketnummer 18/128497-22hij op 15 juni 2020 en 16 juni 2020 aan de [adres] te Veenoord, opzettelijk en wederrechtelijk ramen van de woning aan de [adres] te Veenoord, die aan [benadeelde partij 9] toebehoorden heeft vernield.
Parketnummer 18/180260-20
1. hij op 3 oktober 2019 te Veenoord [benadeelde partij 10] heeft mishandeld door een glazen asbak tegen haar been te gooien;
2
hij in de periode van 22 juni 2020 tot en met 25 juni 2020 te Veenoord en te Coevorden en te NieuwAmsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk telkens een voertuig
  • Audi, kenteken [kenteken] , en
  • VW Transporter, [kenteken] , en
  • Citroen [kenteken] ,die geheel aan een ander, te weten aan respectievelijk [benadeelde partij 11] , [benadeelde partij 12] en [benadeelde partij 13] toebehoorden, heeft beschadigd;
3
hij op 22 juni 2020 te Veenoord opzettelijk en wederrechtelijk een laptop, kroonluchter, vissenkom en fotolijsten, die geheel aan [benadeelde partij 10] toebehoorden, heeft beschadigd;
4 hij op en omstreeks 24 juni 2020 te Veenoord [benadeelde partij 10] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [benadeelde partij 10] dreigend de woorden toe te voegen
  • “ dat ventje van jou die pak ik en schop jou ook dood wijf zeg dat ook maar tegen de politie”, en
  • “ ik maak jou helemaal kapot”, en
  • "... als ik die katte en die kittens binnen 24 uur weer heb want schiet ik jullie alle vier dood, en ik hebwel zo'n apparaat", en
  • " en ik snij jou kutje van je bene... tussen je benen weg, want ik heb het gevoel dat jij mij 4 a 5 jaarlang hebt verneukt [benadeelde partij 10] en dat kost jou de dood", en - " ik ga 20 jaar voor jou zitten met plezier zonder advocaat";
5
hij op 27 juni 2020 te Veenoord opzettelijk en wederrechtelijk een tuinhek dat geheel aan [benadeelde partij 11] toebehoorde, heeft vernield;
6
hij in de periode van 6 juni 2020 tot en met 14 juli 2020 te Veenoord, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde partij 10] , door
  • veelvuldig telefonisch contact met haar op te nemen en haar berichten te sturen en
  • zich veelvuldig bij haar woning en verblijfplaats op te houden en
  • meermalen haar familie en vrienden te benaderenmet het oogmerk die [benadeelde partij 10] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen;
7 hij omstreeks 4 juni 2020 te Veenoord, gemeente Emmen opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon, die geheel aan [benadeelde partij 14] toebehoorde, heeft beschadigd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18/107609-22
1. in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen 2. subsidiair mishandeling
3. overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerwet 1994
4. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
6. wederspannigheid
7. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen, onbruikbaar maken
Parketnummer 18/128497-22
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Parketnummer 18/180260-20
mishandeling
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort,beschadigen
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen 6. belaging
7. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder parketnummer
18/107609-22 onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde feiten, het onder parketnummer
18/128497-22 ten laste gelegde feit en de onder parketnummer 18/180260-20 onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot 518 dagen gevangenisstraf waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Het onvoorwaardelijke deel (338 dagen) is gelijk aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis. De officier van justitie heeft gevorderd dat voor de aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf te koppelen bijzondere voorwaarden, wordt uitgegaan van de voorwaarden zoals deze bij de schorsing van de voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 18/107609-22 aan verdachte zijn opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij het bepalen van de strafmaat in het bijzonder rekening te houden met de deskundigenadviezen die concluderen verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. Daarnaast heeft de raadsman verzocht bij oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf deze niet langer te laten duren dan de totale duur van het voorarrest en een voorwaardelijke strafdeel te matigen, nu de ten laste gelegde feiten niet de meest ernstige strafbare feiten betreffen. Bij een voorwaardelijke straf kunnen de bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals deze nu gelden in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Het door de reclassering geadviseerde locatieverbod is niet noodzakelijk en bovendien is het contactverbod met [benadeelde partij 1] niet noodzakelijk, nu de wens tot contact wederzijds is. De raadsman heeft zich verzet tegen het opleggen van een contactverbod met [benadeelde partij 10] in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel, zoals geadviseerd door de reclassering. De raadsman heeft zich niet verzet tegen oplegging van een dergelijk verbod in de vorm van een bijzondere voorwaarde, zoals ook de officier heeft gevorderd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van psycholoog N. van der Weegen van 17 oktober 2022, het reclasseringsrapport van 9 maart 2023, de e-mail van [naam 6] van 18 april 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 19 maart 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een tijdsbestek van ruim tweeënhalf jaar schuldig gemaakt aan veertien strafbare feiten, waarbij vijftien verschillende slachtoffers betrokken zijn geweest.
Zo heeft verdachte zijn toenmalige partner [benadeelde partij 10] mishandeld door haar met een door hem gegooide asbak te raken.
In de feiten die verdachte heeft gepleegd ziet de rechtbank eenzelfde patroon van het eindigen van de relatie van verdachte, waarna verdachte zichzelf niet meer in de hand lijkt te hebben en (vaak onder invloed van drugs) agressief wordt.
Verdachte heeft zijn ex-partner [benadeelde partij 10] , na het beëindigen van de relatie, voor de duur van ruim een maand belaagd, door stelselmatig en veelvuldig zich op te houden bij haar woning, telefonisch met haar contact te zoeken, maar ook door haar vrienden en familie te benaderen. In deze periode heeft verdachte zijn ex-partner [benadeelde partij 10] eveneens bedreigd.
Twee jaren daarna, na het beëindigen van de relatie met [benadeelde partij 1] , heeft verdachte aangeefster [benadeelde partij 1] mishandeld en is hij haar woning binnengedrongen. Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een tal van vernielingen, heeft hij zich verzet bij zijn aanhouding en heeft hij onder invloed van drugs deelgenomen aan het verkeer.
Voor degenen die met het ergerlijke en agressieve gedrag van verdachte zijn geconfronteerd, moet dit gevoelens van angst en onveiligheid teweeg hebben gebracht. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij, door zich aldus te misdragen, grove inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer, dan wel lichamelijke integriteit van anderen en schade aan de eigendommen van anderen heeft veroorzaakt.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder, zij het een langere tijd geleden, onherroepelijk is veroordeeld voor mishandeling.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van voornoemde Pro Justitia rapportage van N. van der Weegen, psycholoog, waaruit volgt dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking en ADHD. Hierdoor heeft verdachte een tekort aan emotieregulatievaardigheden, waardoor hij snel overspoeld wordt door emoties en dan niet voldoende mogelijkheden heeft om zichzelf weer rustig te maken. Door deze stoornissen werd verdachte sterk belemmerd in het maken van keuzes voorafgaand aan en ten tijde van de tenlastegelegde feiten. De psycholoog adviseert de ten laste gelegde feiten verdachte in verminderde mate toe te rekenen. Daarnaast is sprake van ernstige stoornissen in het gebruik van cocaïne, GHB en cannabis.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen, neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank zal hiermee rekening houden bij het bepalen van de strafmaat.
De rechtbank heeft eveneens kennis genomen van voornoemd advies van Reclassering Nederland en de toelichting van [naam 6] over de ontwikkeling van verdachte sinds hij in het kader van zijn schorsing van de voorlopige hechtenis is opgenomen in [instelling] .
De heer [naam 6] heeft aangegeven dat verdachte een gemotiveerde indruk maakt ten aanzien van deelname aan het dagprogramma en de behandelingen die worden aangeboden en adviseert bij oplegging van een voorwaardelijk strafdeel de voorwaarden daaraan te verbinden die in het kader van de schorsing zijn opgelegd.
De op te leggen straf
Verdachte heeft, in totaal, reeds 338 dagen in voorarrest gezeten. Zijn voorlopige hechtenis is in de zaak met parketnummer 18/180260-20 geschorst met ingang van 25 september 2020 en met ingang van 16 maart 2023 is de voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 18/107609-22 geschorst. Sinds laatstgenoemde schorsing is verdachte opgenomen in [instelling] . Deze opname in [instelling] is kort geleden gestart en verdachte staat aan het begin van zijn behandelingen.
De rechtbank acht, het voorgaande afwegende, onwenselijk om verdachte terug naar de gevangenis te sturen. Alle omstandigheden in acht genomen, acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest, passend en geboden.
Het voorwaardelijke strafdeel dient als waarschuwing aan verdachte, teneinde te voorkomen dat hij zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. De rechtbank verbindt aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 18/107609-22, met uitzondering van het locatieverbod en het contactverbod met [benadeelde partij 1] nu er met wederzijds goedvinden contact plaatsvindt. De rechtbank merkt nadrukkelijk op dat zij naast het drugsverbod - het alcoholverbod wenselijk acht, nu alcoholgebruik een ontremmende werking heeft voor het gebruik van drugs en de ernstige stoornissen in het gebruik van cocaïne, GHB en cannabis bij verdachte nog aanwezig zijn.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten het mishandelen van [benadeelde partij 10] en [benadeelde partij 1] .
Gelet op het feit dat verdachte ten tijde van de mishandeling van [benadeelde partij 1] in een schorsing van de voorlopige hechtenis liep, het recidiverisico door de reclassering in voornoemd rapport wordt ingeschat als hoog en verdachte de feiten heeft gepleegd in aanwezigheid van stoornissen waarvoor hij tot op heden niet, dan wel zeer kort, in behandeling is, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14d lid 2 Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank hecht eraan om, bij al het vorenoverwogene, op deze plek in dit vonnis nog wel op te merken dat zij ziet, hoezeer verdachte thans zijn best doet om zijn leven een positieve wending te geven. Daarbij is van groot belang dat verdachte erin slaagt zijn middelengebruik (blijvend) te stoppen. De rechtbank hoopt dat verdachte hierin slaagt.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
Parketnummer 18/107609-22
[benadeelde partij 2] (feit 4), tot een bedrag van € 994,48 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 4] (feit 4), tot een bedrag van € 29,95 ter zake van materiële schade, € 1.000,00 ter vergoeding van immateriële schade en € 400,00 ter zake van affectieschade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Regiopolitie Noord-Nederland (feit 7), tot een bedrag van € 17.789,88 ter vergoeding van materiëleschade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.

Parketnummer 18/180260-20

[benadeelde partij 13] (feit 2), tot een bedrag van € 250,00 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 12] (feit 2), tot een bedrag van € 400,00 ter zake van materiële schade en €264,99 ter vergoeding van proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18/107609-22
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] (feit 4) gevorderde materiële schade op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Bovendien ziet een deel van de gevorderde schade op de handelingen van verdachte die zijn geseponeerd.
Met betrekking tot de door de benadeelde partij [benadeelde partij 4] (feit 4) gevorderde immateriëleen affectieschade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Ten aanzien van de gevorderde materiële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat dit deel voor toewijzing vatbaar is.
Ten aanzien van de door de benadeelde partij Regiopolitie Noord-Nederland (feit 7) heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering van materiële schade tot een bedrag van € 105,19 vatbaar is voor toewijzing (de schade aan het matras en het kussen). Voor het overige heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Parketnummer 18/180260-20
Met betrekking tot de door de benadeelde partij [benadeelde partij 13] (feit 2) ingediende vordering tot schadevergoeding heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze vordering voor toewijzing vatbaar is.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 12] (feit 2) ingediende vordering tot vergoeding van materiële schade en proceskosten op het standpunt gesteld dat deze vordering onvoldoende is onderbouwd en om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18/107609-22
De raadsman heeft ten aanzien van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] (feit 4) ingediende vordering tot vergoeding van materiële schade betoogd dat deze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat er geen rechtstreeks verband aanwezig is tussen het ten laste gelegde feit en de gevorderde schadeposten.
Ten aanzien van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 4] (feit 4) ingediende vordering tot vergoeding van materiële schade heeft de raadsman geen verweer gevoerd. Met betrekking tot de vordering tot vergoeding van immateriële schade heeft de raadsman aangevoerd dat dit deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen het ten laste gelegde feit (vernieling van de Ring-deurbel) en het gestelde letsel. De vordering tot vergoeding van affectieschade dient te worden afgewezen nu voor het ten laste gelegde feit geen affectieschade kan worden gevorderd.
De raadsman heeft ten aanzien van de door de benadeelde partij Regiopolitie Noord-Nederland (feit
7) ingediende vordering tot schadevergoeding aangevoerd dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 105,19. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Voorts heeft de raadsman zich verzet tegen oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, nu het een rechtspersoon betreft die zelf in staat is de vordering te incasseren.
Parketnummer 18/180260-20
De raadsman heeft ten aanzien van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 13] (feit 2) ingediende vordering geen verweer gevoerd.
Met betrekking tot de door de benadeelde partij [benadeelde partij 12] (feit 2) ingediende vordering tot schadevergoeding heeft de raadsman aangevoerd dat deze vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De vordering is onvoldoende onderbouwd en een rechtstreeks verband tussen het ten laste gelegde feit en de gestelde schade ontbreekt.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/107609-22
[benadeelde partij 2]
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende verband bestaat tussen het onder 4 bewezen verklaarde handelen van de verdachte en de door de benadeelde partij gevorderde schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[benadeelde partij 4]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade van € 29,95 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 4 bewezen verklaarde. Dit onderdeel van de vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen.
De benadeelde partij [benadeelde partij 4] heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd van € 1.000,00 en affectieschade van € 400,00. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezen verklaarde immateriële schade en affectieschade heeft geleden. De rechtbank zal de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk verklaren. Deze onderdelen van de vordering kunnen in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van € 29,95 toewijzen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 juni 2022 en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Regiopolitie Noord-Nederland
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat de schade aan het kussen, het matras en de schade in de vorm van reinigingskosten van de politiecel rechtstreekse gevolgen zijn van het onder 7 bewezen verklaarde. De rechtbank acht de vordering met betrekking tot schade aan de ramen, vloer en het beeldscherm en communicatiesysteem onvoldoende onderbouwd. Dit omdat ter onderbouwing daarvan slechts offertes zijn ingediend en het de rechtbank niet duidelijk is geworden waarom het gehele beeldscherm en communicatiesysteem vervangen zou moeten worden. De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van € 385,19 toewijzen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 24 juni 2022, en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. Deze onderdelen van de vordering kunnen in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank is van oordeel dat de Regiopolitie Noord-Nederland als professionele organisatie voldoende in staat is de toegewezen vordering te innen bij verdachte. De rechtbank zal om die reden de schadevergoedingsmaatregel niet opleggen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Parketnummer 18/180260-20
[benadeelde partij 13]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade van € 250,00 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 25 juni 2020.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[benadeelde partij 12]
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende verband bestaat tussen het onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte en de door de benadeelde partij gevorderde schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 60a, 63, 138, 180, 285, 285b, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/107609-22 onder 2 primair en onder 5 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/107609-22 onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 6 en 7, het onder parketnummer 18/128497-22 en het onder parketnummer 18/180260-20 onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 518 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 180 dagen,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. De veroordeelde meldt zich op uitnodiging, al dan niet telefonisch, bij Reclassering
Nederland, [adres] te Emmen. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht; 2. De veroordeelde laat zich opnemen in [instelling] of een soortgelijke
zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname is reeds gestart op 16 maart 2023. De opname duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht:
  • De veroordeelde werkt bij terugval in GHB-gebruik mee aan een detox-behandeling bijde VNN of soortgelijke instantie, als de zorginstelling dat nodig acht;
  • De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling
geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig acht;
3. De veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, tebepalen door de reclassering. Het verblijft start aansluitend aan het ontslag uit [instelling] of een soortgelijke zorginstelling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. De veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controlegeschiedt door middel van urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
5. De veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en
ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
6. De veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met
[benadeelde partij 10] , geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] , aangeefster, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig acht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Heft opde geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis (afgegeven in parketnummers 18/107609-22 en 18/180260-20).
Ten aanzien van 18/107609-22, feit 4
[benadeelde partij 2]
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[benadeelde partij 4]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [benadeelde partij 4] te betalen:
  • het bedrag van € 29,95 (zegge: negenentwintig euro en vijfennegentig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 juni 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 4] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 4] aan de Staat te betalen een bedrag van € 29,95 (zegge: negenentwintig euro en vijfennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 juni 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 29,95 aan materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling
voor de duur van een dagkan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van 18/107609-22, feit 7
Regiopolitie Noord-Nederland
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan Regiopolitie Noord-Nederland te betalen:
  • het bedrag van € 385,19 (zegge: driehonderdvijfentachtig euro en negentien eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 juni 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van Regiopolitie Noord-Nederland voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van 18/180260-20, feit 2
[benadeelde partij 13]
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [benadeelde partij 13] te betalen:
  • het bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 juni 2020 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 13] aan de Staat te betalen een bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 juni 2020 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 250,00 aan materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling
voor de duur van vijf dagenkan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
[benadeelde partij 12]
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 12] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Depping, voorzitter, mr. M.A.M. Wolters en mr. J. Faber, rechters, bijgestaan door mr. E.C. Kasper-Kerkdijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 mei 2023.

Bijlage I

Parketnummer 18/107609-22
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ex artikel 314a Sv, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 23 januari 2022 tot en met 29 april 2022 te Veenoord, meermalen, in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, te weten de woning gelegen aan de [adres] bij een ander, te weten bij [benadeelde partij 1] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
hij op of omstreeks 19 april 2022 te Nieuw-Amsterdam, gemeente Emmen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [benadeelde partij 1] bij haar keel heeft vastgepakt en/of haar (met kracht) tegen haar hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 april 2022 te Nieuw-Amsterdam, gemeente Emmen, althans in Nederland, [benadeelde partij 1] heeft mishandeld door die [benadeelde partij 1] bij haar keel bij haar keel vast te pakken en/of haar (met kracht) tegen haar hoofd te slaan;
3 hij op of omstreeks 29 april 2022 te Veenoord, gemeente Emmen een voertuig, te weten een personenauto (met kenteken [kenteken] ), heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof en/of alcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten GHB, in combinatie met een of meer andere van deze aangewezen stoffen, te weten cannabis terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof en/of alcohol,
- 8,8 miligram GHB per liter bloed, en/of - 5,8 microgram cannabis per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stoffen en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde;
4 hij op of omstreeks 21 juni 2022 te Schoonebeek, gemeente Emmen opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ramen en/of een Ring deurbel en/of een autoruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] en/of woningstichting [benadeelde partij 3] en/of
[benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
5 hij op of omstreeks 21 juni 2022 te Schoonebeek, gemeente Emmen - [benadeelde partij 6] (hoofdagent, politie Noord-Nederland), en/of
- [ benadeelde partij 7] (hoofdagent, politie Noord-Nederland), en/of - [benadeelde partij 8] (hoofdagent, politie Noord-Nederland)
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die voornoemde verbalisanten dreigend de woorden toe te voegen "laat mij maar in de benen. Ik pak jullie allemaal. Jullie zijn aan de beurt. Ik pak jullie allemaal. Vieze kankerlijers. Ik geef jullie allemaal een kopstoot. Ik schop jullie tegen jullie kop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
6 hij op of omstreeks 21 juni 2022 te Schoonebeek, gemeente Emmen, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar,
  • [benadeelde partij 6] (hoofdagent, politie Noord-Nederland), en/of
  • [benadeelde partij 7] (hoofdagent, politie Noord-Nederland), en/of
  • [benadeelde partij 8] (hoofdagent, politie Noord-Nederland), en/of
  • [benadeelde partij 15] (brigadier, politie Noord-Nederland)
(allen) werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, te weten belast met de aanhouding en/of overbrenging van hem, verdachte, door
  • ( wild) met zijn armen te zwaaien, en/of
  • zich in tegengestelde richting te bewegen, en/of
  • zijn benen tegen de bumper van de auto te zetten en/of
  • zich zodanig te bewegen dat hij niet de arrestantenbuw in ging, en/of- verbalisant [benadeelde partij 15] in het gezicht te spugen;
7
hij op of omstreeks 24 juni 2022 te Assen opzettelijk en wederrechtelijk
  • een matras en/of
  • een kussen, en/of
  • meerdere ramen, en/of
  • een vloer en/of
  • een muur, en/of
  • een observatiecamera en/of
  • een intercom,althans een politiecel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Parketnummer 18/128497-22
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 juni 2020 en 16 juni 2020 aan de [adres] te Veenoord,
binnen de gemeente Emmen, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk ramen van de woning aan de [adres] te Veenoord, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 9] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Parketnummer 18/180260-20
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 3 oktober 2019 tot en met 4 maart 2020 te Veenoord, gemeente Emmen, althans in Nederland, meermalen [benadeelde partij 10] heeft mishandeld door
  • een glazen asbak, althans een voorwerp, tegen haar been te gooien, en/of
  • haar meermalen in haar gezicht, althans op haar lichaam te slaan, en/of
  • meermalen haar keel dicht te knijpen, en/of
  • een brandende sigaret op haar lichaam uit te drukken;
2
hij in of omstreeks de periode van 22 juni 2020 tot en met 25 juni 2020 te Veenoord en/of te Coevorden en/of de Nieuw-Amsterdam, althans in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk (telkens) een voertuig
  • Audi, kenteken [kenteken] , en/of
  • VW Transporter, [kenteken] , en/of
  • Citroen [kenteken] ,in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam 7] [benadeelde partij 12] en/of [benadeelde partij 13] toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3. hij op of omstreeks 22 juni 2020 te Veenoord, gemeente Emmen, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk diverse goederen (onder andere een laptop, kroonluchter, vissenkom en/of fotolijsten), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde partij 10] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4. hij op of omstreeks 24 juni 2020 te Veenoord, gemeente Emmen, althans in Nederland,
[benadeelde partij 10] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde partij 10] (via een videobericht) dreigend de woorden toe te voegen
  • “ dat ventje van jou die pak ik en schop jou ook dood wijf zeg dat ook maar tegen de politie”, en/of
  • “ ik maak jou helemaal kapot”, en/of
  • "... als ik die katte en die kittens binnen 24 uur weer heb want schiet ik jullie alle vier dood, en ik hebwel zo'n apparaat", en/of
  • " en ik snij jou kutje van je bene... tussen je benen weg, want ik heb het gevoel dat jij mij 4 a 5 jaarlang hebt verneukt [benadeelde partij 10] en dat kost jou de dood", en/of
  • " ik ga 20 jaar voor jou zitten met plezier zonder advocaat", althans woorden van gelijke dreigendeaard of strekking;
5. hij op of omstreeks 27 juni 2020 te Veenoord, gemeente Emmen, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk, meermalen, een tuinhek en/of (een) schutting(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde partij 11] en/of [benadeelde partij 10] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
6. hij op of omstreeks de periode van 6 juni 2020 tot en met 14 juli 2020 te Veenoord, gemeente Emmen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde partij 10] , door
  • dagelijks, dan wel veelvuldig telefonisch contact met haar op te nemen en/of haarberichten te sturen en/of
  • zich veelvuldig bij haar woning en/of verblijfplaats op te houden en/of
  • meermalen haar familie en/of vrienden te benaderen
met het oogmerk die [benadeelde partij 10] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
7 hij op of omstreeks 4 juni 2020 te Veenoord, gemeente Emmen opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 14] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2022, opgenomen op pagina 62 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022106470 d.d. 29 mei 2022, inhoudend het relaas van verbalisant [benadeelde partij 6] .
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juli 2022, met nummer PLO100-2022097423-2, in aanvulling op het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022106470 d.d. 29 mei 2022, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] .