ECLI:NL:RBNNE:2023:1780

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
LEE 23/1491
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake afwijzing aanvraag schadevergoeding door IMG

Op 4 mei 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker uit Groningen en het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG). De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen de afwijzing van een aanvraag voor een vaste vergoeding van fysieke schade aan een woning, die door het IMG was afgewezen op 7 maart 2023. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 26 april 2023, waarbij de gemachtigde van verzoeker, H.H. Yildiz, en de gemachtigde van het IMG, mr. B.C. Rots, aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het IMG niet voldoende had onderbouwd waarom de machtiging van de verzoeker niet voldeed aan de eisen. Het IMG had in zijn communicatie herhaaldelijk gesteld dat de machtiging onjuist was, maar had geen toelichting gegeven op de specifieke gebreken. Dit leidde tot een uitzichtloze situatie voor de verzoeker, die geen kans kreeg om een eventueel gebrek te herstellen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er wel degelijk sprake was van spoedeisendheid, vooral gezien de context van aardbevingsschade.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat het belang aan het verzoek was komen te ontvallen. Wel werd het IMG veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten aan de verzoeker, die in totaal € 1.674,- bedragen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/1491

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 mei 2023 in de zaak tussen

[naam] , uit Groningen, verzoeker

(gemachtigde: H.H. Yildiz),
en

Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG)

(gemachtigde: mr. B.C. Rots).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoeker.
1.1.
Het IMG heeft deze aanvraag met het besluit van 7 maart 2023 afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
Het IMG heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 26 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van het IMG.

Totstandkoming van het besluit en het verweerschrift

2. De gemachtigde van verzoeker heeft namens verzoeker een aanvraag ingediend voor een vaste vergoeding van fysieke schade aan een woning. Bij brief van 14 februari 2023 heeft het IMG bericht dat de machtiging onjuist is en dat een nieuwe machtiging nodig is. Op 16 februari 2023 heeft een e-mailwisseling tussen het IMG en de gemachtigde van verzoeker plaatsgevonden. Bij brief van 20 februari 2023 heeft het IMG bericht dat de machtiging onjuist is en dat een nieuwe machtiging nodig is. De gemachtigde heeft een nieuwe machtiging ingediend. Bij brief van 28 februari 2023 heeft het IMG bericht dat de machtiging onjuist is en dat een nieuwe machtiging nodig is. De gemachtigde heeft een nieuwe machtiging ingediend. Bij het bestreden besluit van 7 maart 2023 heeft het IMG bericht dat de aanvraag wordt afgewezen omdat de machtiging niet voldoet aan de daarvoor gestelde eisen.
3. In het verweerschrift deelt het IMG mee dat H.H. Yildiz inmiddels is geaccepteerd als gemachtigde in de procedure over de vaste vergoeding.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
5.1.
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
5.2.
In het verweerschrift stelt het IMG zich op het standpunt dat niet voldaan wordt aan het vereiste van spoedeisendheid omdat het gaat om een financieel geschil en omdat er niet een onomkeerbare situatie dreigt.
5.3.
De voorzieningenrechter deelt dit standpunt niet. In de brieven en in het besluit hierboven genoemd (zie 2.) stelt het IMG elke keer dat de machtiging niet voldoet, maar geen enkele keer bevat dit de toelichting welk gebrek de machtiging heeft. Aan verzoekers gemachtigde is daarmee ook niet de mogelijkheid geboden een eventueel gebrek te herstellen. Daardoor werd het voor verzoeker uitzichtloos of het IMG het wel mogelijk zou maken om een aanvraag in te dienen. Omdat het zeker in een aardbevingszaak niet zo mag zijn dat geen procedurele duidelijkheid wordt gegeven, merkt de voorzieningenrechter deze situatie als spoedeisend aan.
6.1.
Zoals ter zitting is besproken, heeft de gemachtigde van verzoeker het doel bereikt dat hij beoogde aangezien hij alsnog als gemachtigde is geaccepteerd (zie 3.). De gemachtigde van het IMG heeft voorts toegezegd dat in de toekomst zal worden gestreefd naar een duidelijke communicatie met de gemachtigde van verzoeker.
6.2.
Dit betekent dat het belang aan het verzoek is komen te ontvallen. Om die reden zal het verzoek afgewezen worden.
6.3.
Omdat het IMG tegemoet is gekomen, is er aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. De voorzieningenrechter ziet aanleiding te bepalen dat het IMG het griffierecht moet vergoeden en dat verzoeker ook een vergoeding krijgt van zijn proceskosten. Het IMG moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- bepaalt dat het IMG het griffierecht van € 184,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt het IMG tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.