In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 april 2023 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 7 maart 2023, waarbij een bedrag van € 250.412,25 werd gevorderd. Tijdens de behandeling op 14 april 2023 heeft de officier zijn vordering gewijzigd naar € 6.727,50, gebaseerd op de verklaring van de veroordeelde. De rechtbank heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op de verklaring van de veroordeelde en bewijsmiddelen, waaronder een proces-verbaal van aantreffen van een hennepstekkerij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen uit de opbrengsten van het telen van hennep, waarbij rekening is gehouden met een verlies van twintig procent. De totale opbrengst werd berekend op € 8.407,50, waarna het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 6.727,50 werd vastgesteld. De rechtbank heeft de veroordeelde verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Tevens is de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 134 dagen.