ECLI:NL:RBNNE:2023:1776

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
18/266398-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het telen van hennep met een taakstraf als sanctie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 april 2023 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk telen van een grote hoeveelheid hennepplanten, meer dan zevenhonderd, in een pand in Blije, gemeente Noardeast-Fryslân. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn handelen, bijdroeg aan het illegale hennepcircuit en de daarmee samenhangende criminaliteit, wat ook de volksgezondheid in gevaar brengt. De verdachte heeft zich welbewust ingelaten in deze activiteiten, kennelijk gedreven door financiële motieven. Tijdens de zitting op 14 april 2023 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. E. van der Meer, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan medeplegen, omdat er onvoldoende bewijs was voor nauwe en bewuste samenwerking met anderen. De rechtbank sprak de verdachte dan ook partieel vrij van deze beschuldiging. Het bewezen verklaarde feit, het telen van hennep, werd echter wel als wettig en overtuigend bewezen beschouwd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, zoals vastgelegd in artikel 6 van het EVRM, en legde een taakstraf op van 180 uren op, met als alternatief 90 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

Bij de strafmotivering heeft de rechtbank de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte in overweging genomen. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig feit, er ook positieve factoren zijn, zoals het feit dat hij samenwoont met zijn gezin en een laag risico op recidive heeft. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, zonder voorwaardelijke gevangenisstraf, rekening houdend met het tijdsverloop in de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/266398-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 april 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats],
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 april 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 augustus 2020 te Blije, in de gemeente Noardeast-Fryslân, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand/perceel aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 704, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde met uitzondering van het bestanddeel ‘tezamen en in vereniging met een of meer anderen’.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het
medeplegenvan het telen van hennep. Voor medeplegen is een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen vereist. Het dossier bevat hiertoe onvoldoende aanknopingspunten. De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken.
De rechtbank acht het ten laste gelegde voor het overige wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 april 2023;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepstekkerij d.d. 19 augustus 2020, opgenomen op pagina 25 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020225412 d.d. 16 december 2020, inhoudend het relaas van verbalisanten.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 17 augustus 2020 te Blije, in de gemeente Noardeast-Fryslân, opzettelijk heeft geteeld, in een pand aan [adres], een hoeveelheid van in totaal 704 hennepplanten of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van de reclassering van 23 februari 2023 en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep. Gelet op het aantal planten, meer dan zevenhonderd, en de wijze waarop de hennepkwekerij was opgezet, was sprake van een zekere mate van professionaliteit met betrekking tot de kwekerij. Een deel van de planten werd gestekt en opgekweekt voor de verkoop. Verdachte heeft, door aldus te handelen, bijgedragen aan het illegale hennepcircuit en aan de daaraan gerelateerde criminaliteit. Door de productie van hennep wordt de volksgezondheid in gevaar gebracht en verdachte heeft daaraan bijgedragen. Daarnaast is algemeen bekend dat de activiteiten waarmee verdachte zich heeft ingelaten veelal gepaard gaan met sociale overlast. Verdachte heeft zich hiermee welbewust ingelaten, kennelijk gedreven door financiële motieven.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op voormeld reclasseringsrapport, waaruit blijkt dat zich ogenschijnlijk geen problemen voordoen op de verschillende leefgebieden. Gebleken is dat verdachte samenwoont met zijn gezin en werkt als kostwinner voor het gezin. Het contact met zijn vijf kinderen is voor verdachte een drijfveer om niet opnieuw over te gaan tot delictgedrag. Het risico op recidive wordt als laag ingeschat.
Gelet op wat in vergelijkbare zaken wordt opgelegd, is in beginsel een taakstraf voor de duur van 180 uren, gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend. De rechtbank houdt echter ook uitdrukkelijk rekening met het tijdsverloop. In artikel 6, eerste lid, van het EVRM is namelijk het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Een strafzaak moet in beginsel twee jaar nadat verdachte mag verwachten dat hij vervolgd zal gaan worden met een einduitspraak worden afgedaan. In dit geval is die redelijke termijn overschreden: verdachte is op 17 augustus 2020 aangehouden en verhoord, de einduitspraak is op 28 april 2023. Naar vaste rechtspraak moet overschrijding van de redelijke termijn in beginsel tot strafvermindering leiden. De rechtbank houdt rekening met dit tijdsverloop door geen voorwaardelijke gevangenisstraf meer op te leggen. Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Spooren, voorzitter, mr. M. Brinksma en
mr. S.T. Kooistra, rechters, bijgestaan door mr. D.H. Röben, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 april 2023.
mrs. M. Brinksma, S.T. Kooistra en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.