In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van hennepteelt. De tenlastelegging betrof het opzettelijk telen van een grote hoeveelheid hennepplanten in een schuur op het perceel van de gezamenlijke woning van de verdachte en haar partner, die ook als medeverdachte werd aangemerkt. De officier van justitie en de verdediging pleitten beiden voor vrijspraak.
De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld en geconcludeerd dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte had verklaard niet op de hoogte te zijn van de hennepkwekerij en dat zij nooit in de schuur kwam. De rechtbank overwoog dat voor de vraag of de verdachte opzettelijk drugs aanwezig had, niet doorslaggevend is aan wie de drugs toebehoren, maar dat het voldoende is dat de drugs zich in de machtssfeer van de verdachte bevinden en dat zij wetenschap heeft van de aanwezigheid ervan.
De rechtbank vond het opmerkelijk dat de verdachte zich niet bewust was van de hennepkwekerij, gezien de professionele opzet en de aanwezigheid van apparatuur. Echter, er waren geen andere bewijsmiddelen die aantoonden dat de verdachte wetenschap had van de hennepplanten. Ook de vereiste nauwe samenwerking voor medeplegen kon niet worden aangetoond. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd openbaar uitgesproken op de zitting.