ECLI:NL:RBNNE:2023:1775

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
18/251593-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen hennepteelt na gebrek aan bewijs van wetenschap en samenwerking

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van hennepteelt. De tenlastelegging betrof het opzettelijk telen van een grote hoeveelheid hennepplanten in een schuur op het perceel van de gezamenlijke woning van de verdachte en haar partner, die ook als medeverdachte werd aangemerkt. De officier van justitie en de verdediging pleitten beiden voor vrijspraak.

De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld en geconcludeerd dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte had verklaard niet op de hoogte te zijn van de hennepkwekerij en dat zij nooit in de schuur kwam. De rechtbank overwoog dat voor de vraag of de verdachte opzettelijk drugs aanwezig had, niet doorslaggevend is aan wie de drugs toebehoren, maar dat het voldoende is dat de drugs zich in de machtssfeer van de verdachte bevinden en dat zij wetenschap heeft van de aanwezigheid ervan.

De rechtbank vond het opmerkelijk dat de verdachte zich niet bewust was van de hennepkwekerij, gezien de professionele opzet en de aanwezigheid van apparatuur. Echter, er waren geen andere bewijsmiddelen die aantoonden dat de verdachte wetenschap had van de hennepplanten. Ook de vereiste nauwe samenwerking voor medeplegen kon niet worden aangetoond. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/251593-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 april 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats],
wonende te [adres] ,
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 april 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 augustus 2020 te Blije, in de gemeente Noardeast-Fryslân, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand/perceel aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 704, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Op 17 augustus 2020 is een hennepkwekerij met 704 hennepplanten aangetroffen in een vrijstaande schuur op het perceel van de gezamenlijke woning van verdachte en haar partner, medeverdachte [medeverdachte]. Medeverdachte [medeverdachte] heeft erkend dat hij de hennepkwekerij heeft ingericht en heeft verklaard dat hij alleen verantwoordelijk was voor de hennepkwekerij. Verdachte heeft verklaard dat zij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de hennepplanten; zij kwam nooit in de schuur en heeft nooit gemerkt dat haar partner zich in die schuur met het telen van hennep bezighield.
Vooropgesteld moet worden dat voor de vraag of een verdachte opzettelijk drugs aanwezig heeft gehad als bedoeld in artikel 2 onder C van de Opiumwet, volgens bestendige jurisprudentie niet doorslaggevend is aan wie die drugs toebehoren. Evenmin hoeft sprake te zijn van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen. Voldoende is dat de drugs zich in de machtssfeer van de verdachte bevinden en dat de verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid van de verdovende middelen, althans van de aanmerkelijke kans daarop.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] waren, naar eigen zeggen, de hoofdbewoners van de woning. Verdachte had aldus toegang tot alle in de woning aanwezige ruimten en de schuur. Verdachte stelt dat zij niet beschikte over een sleutel van de schuur, maar de rechtbank leidt hier niet uit af dat haar de toegang tot de schuur daadwerkelijk was ontzegd. In zoverre bevonden de hennepplanten die in de schuur zijn aangetroffen zich daarom in de machtssfeer van verdachte.
Vervolgens is een vereiste dat verdachte wetenschap moet hebben van de aanwezigheid van de hennepplanten. Daaronder is ook begrepen het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat die hennepplanten in een bepaalde ruimte aanwezig zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is het zeer opmerkelijk dat verdachte zich niet bewust was van de hennepkwekerij in de schuur achter de woning, zeker nu het een professioneel opgezette hennepkwekerij met 704 planten betrof. De kwekerij was daarnaast voorzien van ventilatoren, assimilatielampen en een Climate Control. Bovendien werd de stroom ten behoeve van de hennepkwekerij op legale wijze afgenomen, hetgeen geleid moet hebben tot hoge energierekeningen. Naar het oordeel van de rechtbank kan de verklaring van verdachte echter niet als geheel onaannemelijk terzijde worden geschoven, nu er voor het overige geen bewijsmiddelen zijn waaruit blijkt dat verdachte wetenschap heeft gehad of moest hebben van de achter de woning in de schuur aanwezige hennepkwekerij. Ook de voor medeplegen vereiste nauwe samenwerking blijkt niet uit het dossier. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het ten laste gelegde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Spooren, voorzitter, mr. M. Brinksma en
mr. S.T. Kooistra, rechters, bijgestaan door mr. D.H. Röben, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 april 2023.
mrs. M. Brinksma, S.T. Kooistra en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.