V:Slaat u aan op de naam [naam 4] ?
A: Zegt me niets.
V:Wat hebben meneer [naam 4] en [bedrijf 2] met deze hennepkwekerij te maken? A: Ik ken meneer [naam 4] niet.
(…) die [naam 4] heeft een (1) keer een bedrag gestort V: Oke laten we even bij het begin beginnen. Wie is [naam 4] .
A: Daar kan ik geen uitspraken over doen.
Bewijsoverweging
Aanwezigheid hennepkwekerij [adres] te Assen
Uit het dossier blijkt dat de politie op 3 juni 2021 een MMA-melding heeft ontvangen over een mogelijke hennepkwekerij in een pand aan de [adres] te Assen. Met name aan de achterkant van het pand zou een hennepgeur waarneembaar zijn. Na onderzoek blijkt de melding betrekking te hebben op het pand aan de [adres] te Assen, een pand dat sinds 1 oktober 2020 wordt verhuurd. Op 17 juni 2021 is de politie dit pand binnengetreden. In het pand heeft de politie twee ruimtes aangetroffen die van elkaar waren gescheiden met gipswanden. Deze gipswanden waren afgeplakt met zwart folie/afdekzijl. In ruimte 1 trof de politie onder meer het volgende aan: kweekpotten met potgrondresten, twee grote watervaten vol met water en met in een van die vaten een dompelpomp met slang, twee ventilatoren, hennepresten op de grond, een groot aantal vuilniszakken met potgrond en meerdere voedingsmiddelen. In ruimte 2 zijn onder andere meerdere stekbakken met potgrond, een grote plastic gripzak met hennepresten, meerdere hennepresten op de grond, een fles slaolie en meerdere knipscharen aangetroffen. Tevens werd geconstateerd dat de elektriciteitsvoorziening illegaal werd afgenomen en dat hiertoe de zegels waren verbroken. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat in de ten laste gelegde periode in het pand aan de [adres] te Assen een hennepkwekerij aanwezig is geweest.
Opzettelijk gelegenheid verschaffen
Nu de aanwezigheid van de hennepkwekerij in het pand aan de [adres] te Assen vast staat, dient de rechtbank te beoordelen of verdachte daaraan medeplichtig is geweest.
Het dossier bevat een op ambtseed, en daarmee voor het bewijs te bezigen, opgemaakt procesverbaal van bevindingen van de wijkagent. In dit proces-verbaal beschrijft de wijkagent het gesprek dat hij heeft gehad met de heer [naam 3] , de eigenaar/verhuurder van het pand aan de [adres] te Assen. De heer [naam 3] verklaart dat hij het pand sinds 1 oktober 2020 verhuurt aan de heer [verdachte] . Ook verklaart hij dat hij tweemaal fysiek contact heeft gehad met de heer [verdachte] en dat het overige contact via de telefoon met het nummer [telefoonnummer] verliep. De heer [naam 3] heeft de wijkagent een kopie van het huurcontract overhandigd, dat ook in het dossier is gevoegd. Dit contract staat op naam van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1962. Het contract is ondertekend en bevat als bijlage een kopie van het paspoort van verdachte.
Door de raadsvrouw is ter zitting bepleit dat misbruik is gemaakt van de identiteit van verdachte. Dit is ook door de verdachte in zijn verhoor bij de politie verklaard. De rechtbank acht dit scenario echter niet aannemelijk, gelet op de verklaring van de eigenaar/verhuurder van het pand dat hij tweemaal fysiek contact heeft gehad met de huurder van zijn pand, de heer [verdachte] . Daarnaast is bij het huurcontract een kopie van het paspoort van verdachte gevoegd. De handtekening op dit paspoort vertoont veel overeenkomsten met de handtekening op het huurcontract. Voorts blijkt dat uit de door de heer [naam 3] overlegde, en in het dossier gevoegde, betaalbewijzen van de huur van het pand in de maanden januari, februari en maart 2021 is overgemaakt vanaf bankrekeningnummer
[rekeningnummer] . Dit bankrekeningnummer staat op naam van [verdachte] . Uit onderzoek naar dit bankrekeningnummer blijkt dat deze geopend is op 7 oktober 2020. Hiertoe is een kopie van het paspoort van verdachte overgelegd en een verificatiefilmpje aangeleerd. Op dit verificatiefilmpje is verdachte te zien die zijn hoofd van links naar rechts beweegt en de cijferreeks 1, 2, 3, 4, 5 noemt. In zijn verhoor bij de politie heeft verdachte ook bevestigd dat hij de persoon op het filmpje is. Dit verificatiefilmpje wordt opgenomen tijdens een live-contact tussen de (nieuwe) klant en een medewerker van de Bunq-bank. Het is geen filmpje dat van tevoren kan worden gemaakt en geüpload. Ook is een sms-verificatiecode verstuurd naar het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer staat op naam van verdachte staat en is ook door hem opgegeven bij het aangaan van het huurcontract.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het daarom niet anders zijn dan dat het verdachte zelf is geweest die de huurovereenkomst voor het pand aan de [adres] te Assen heeft gesloten en die het bankrekeningnummer heeft geopend waarvan in de maanden januari, februari en maart 2021 de huur van het pand is betaald. Door aldus te handelen heeft verdachte opzettelijk gelegenheid verschaft tot het telen van hennep.
Opzet op het telen van hennep
Met betrekking tot de vraag of dit handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als medeplichtigheid aan het telen van hennep overweegt de rechtbank als volgt. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier het telen van hennep in een door verdachte gehuurd pand, is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Uit het dossier blijkt het volgende:
In het pand aan de [adres] te Assen is een hennepkwekerij aanwezig geweest. De eigenaar/verhuurder van dit pand heeft verklaard dat hij tweemaal fysiek contact met de huurder heeft gehad. De huurder vertelde hem dat hij in het pand een supermarkt/en of slagerij wilde beginnen. Vanwege de daarvoor benodigde materialen wenste hij de in het pand aanwezige stroomvoorziening van 3 keer 25 ampère verzwaren naar 3 keer 50 ampère. Dit is ook opgenomen in het huurcontract. Het huurcontract, met ingangsdatum 1 oktober 2020, staat op naam van verdachte en is door hem ondertekend. Daarnaast is op 7 oktober 2020 op naam van verdachte een bankrekening geopend met het nummer [rekeningnummer] . Vanaf dit bankrekeningnummer is in de maanden januari, februari en maart 2021 de huur van het pand betaald. In de maanden april, mei en juni 2021 werd de huur betaald vanaf het bankrekeningnummer [rekeningnummer] , op naam van [verdachte] . Het bedrag van de huur van het pand werd eerst ontvangen van een ander persoon, te weten [naam 4] , of bedrijf, te weten [bedrijf 2] , om daarna direct te worden overgemaakt op de bankrekening van de eigenaar/verhuurder van het pand. In de periode van oktober 2020, het moment waarop het huurcontract van het pand aan de Rolderstraat inging, tot en met augustus 2021 heeft verdachte in totaal 34.541, 25 euro van [naam 4] ontvangen. [naam 4] heeft antecedenten op het gebied van de Opiumwet. Verdachte heeft bij de politie eerst verklaard deze [naam 4] niet te kennen. Later heeft hij verklaard [naam 4] wel te kennen, maar niet over hem te willen verklaren uit veiligheidsoverwegingen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte zelf de huurovereenkomst heeft gesloten en de bankrekening met het nummer [rekeningnummer] heeft geopend. Gelet op deze vaststellingen en de hierboven genoemde feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen, en in het bijzonder gelet op:
-het ten overstaan van de eigenaar/verhuurder van het pand aan de [adres] te Assen doen voorkomen dat hij in het pand een supermarkt en/of slagerij wilde starten waarvoor de aanwezige stroomvoorziening verhoogd diende te worden; -het op naam hebben van het huurcontract van dit pand;
-het openen van een bankrekening waarvan in de maanden januari, februari en maart 2021 de huur van dit pand is betaald;
-het op naam hebben staan van een bankrekening waarvan in de maanden april, mei en juni 2021 de huur van dit pand is betaald;
-de twijfelachtige herkomst van de geldbedragen waarmee de huur is betaald;
-het niet starten van een verbouwing en/of inrichting van het pand als supermarkt en/of slagerij door verdachte; en
-het nooit controleren van de activiteiten in het pand,
willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er hennep in het pand aan de [adres] te Assen zou worden geteeld. Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit is in zoverre wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank verwerpt het veerweer van de raadsvrouw.