ECLI:NL:RBNNE:2023:1770

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
18-272478-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in hennepkwekerij- en witwaszaak met gevangenisstraf

Op 3 mei 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan hennepteelt en witwassen. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar een hennepkwekerij in Assen, waar de verdachte een pand had gehuurd. De verdachte was niet verschenen tijdens de zitting, maar zijn raadsvrouw, mr. S. Meijer, was wel aanwezig. Het Openbaar Ministerie eiste vrijspraak voor de hoofdtenlasteleggingen, maar veroordeling voor de subsidiaire feiten. De verdediging pleitte voor volledige vrijspraak, stellende dat er geen bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de primaire tenlasteleggingen en sprak de verdachte vrij van deze feiten. Echter, de rechtbank achtte de medeplichtigheid aan het telen van hennep wel bewezen. De verdachte had opzettelijk gelegenheid verschaft voor de hennepteelt door het huren van het pand en het betalen van de huur met geld dat vermoedelijk uit misdrijf afkomstig was. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezondheidssituatie.

De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen toegepast, waaronder de Opiumwet, en concludeerde dat de verdachte strafbaar was voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/272478-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 mei 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 april 2023.
Verdachte is niet verschenen. De gemachtigd raadsvrouw van verdachte, mr. S. Meijer, advocaat te Beverwijk, is wel ter terechtzitting verschenen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr H. Mous.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1) hij in of omstreeks 1 oktober 2020 tot en met 17 juni 2021 te Assen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van ongeveer 420, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel
3a, vijfde lid van die wet; subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat ene [medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 1 oktober 2020 tot en met 17 juni 2021 te Assen met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van ongeveer 420, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 17 juni 2021 te Assen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
  • een pand te huren voor de teelt/het kweken van hennepplanten en/of
  • in verband met de huur van een pand aan de [adres] voor de teelt/het kweken van hennepplanten,zijn persoonlijke gegevens aan die [medeverdachte] en/of die onbekende perso(o)n(en) ter beschikking te stellen;
2) hij op of omstreeks 17 juni 2021, te Assen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een of meer geldbedragen (zijnde 6 x € 1815,-), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat [medeverdachte] en een of meer onbekende personen op of omstreeks 17 juni 2021, te Assen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een of meer geldbedragen (6 x € 1815,-), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt terwijl die [medeverdachte] en/of die onbekende perso(o)n(en) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die geld onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 17 juni 2021 (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door in verband met het betalen van de huur van een pand aan de [adres] , welke werd gebruikt voor de teelt/het kweken van hennepplanten, zijn persoonlijke gegevens aan die [medeverdachte] en/of die onbekende perso(o)n(en) ter beschikking te stellen: op zijn, verdachtes, naam is een bankrekening geopend waarop contante geldbedragen werd(en) gestort en/of waarvan de huur werd betaald.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat in beide gevallen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is van (mede)plegen. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat in de ten laste gelegde periode een hennepkwekerij in het pand aanwezig is geweest. Bij het binnentreden op 17 juni 2021 is ook geen hennepkwekerij aangetroffen. Bovendien bevat het dossier geen concrete bewijsmiddelen waaruit van enige directe betrokkenheid van verdachte bij die eventuele hennepkwekerij blijkt. Verdachte heeft daar immers ook niets van geweten. Er is misbruik gemaakt van zijn identiteit. Om deze reden ontbreekt ook het voor medeplichtigheid vereiste opzet. Ook kan aan het proces-verbaal van bevindingen van de wijkagent geen bewijskracht worden ontleend nu de daarin opgenomen verklaring van de verhuurder van het pand niet door verhuurder is ondertekend. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het dossier geen concrete bewijsmiddelen bevat waaruit blijkt dat verdachte de geldbedragen heeft witgewassen, dan wel dat hij daarbij opzettelijk behulpzaam is geweest. Ook voor dit feit geldt dat misbruik is gemaakt van de identiteit van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde feit
De rechtbank acht het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, nu noch uit het dossier, noch uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat op de ten laste gelegde datum, of omstreeks 17 juni 2021, geldbedragen zijn witgewassen. Verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
Vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde feit
De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsvrouw - van oordeel dat op grond van het dossier niet kan worden bewezen dat verdachte als (mede)pleger betrokken is geweest bij een hennepkwekerij aan de [adres] te Assen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Bewezenverklaring van de onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan het telen van hennep
De rechtbank acht het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij (
met bijlagen) d.d. 17 juni 2021, opgenomen op pagina 13 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100/2021144702 d.d. 15 juli 2022, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 17 juni 2021 stelde ik een onderzoek in op het adres [adres] , Assen. In het winkelpand werden
twee ruimtes aangetroffen welke waren ingericht als hennepkwekerij.
Kweekruimte 1
Ik zag dat ruimte 1 en 2 gescheiden waren middels een gipswand. De totale oppervlakte van ruimte 1 betrof 100 vierkante meter. Ik zag dat er door de gehele ruimte grote zelf gecreëerde bakken stonden. Op deze bakken stonden op diverse plekken kweekpotten met potgrond resten. Ik zag dat de wanden en de grond waren bedekt met zwart folie/afdekzijl. Ik zag dat er rechts in de ruimte twee grote watervaten vol met water stonden. Ik zag dat er een dompelpomp in het watervat lag met hieraan een slang. Ik zag dat er twee ventilatoren in de ruimte stonden. Ik zag dat er door de ruimte heen meerdere hennepresten op de grond lagen. Ik zag in deze ruimte een groot aantal vuilniszakken. In deze vuilniszakken zat potgrond. Ik zag dat er in deze ruimte meerdere voedingsmiddelen stonden.
Kweekruimte 2
De totale oppervlakte van ruimte 2 betrof 112 vierkante meter.Ik zag dat de zijkanten van de ruimte deels waren bedekt met folie. Ik zag dat er meerdere stekbakken stonden met hierin potgrond. Ik zag dat er een grote plastic gripzak lag. Ik zag dat in deze gripzak hennepresten zaten. Ik zag dat er op meerdere plekken in de ruimte hennepresten op de grond lagen. Ik zag dat er op de grond een fles
met slaolie lag. Ik zag dat er meerdere knipscharen op de grond lagen.
Vaststelling hennep
Ik constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. Ik constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur dat de aangetroffen planten hennepplanten waren.

Elektriciteitsvoorziening

De elektriciteitsvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht. Hierbij werd geconstateerd dat de elektriciteitsvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Het bleek dat de zegels zijn verbroken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 juni 2021,opgenomen op pagina 75 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 1] :
Ik woon aan [adres] in Assen. De laatste 2 á 3 dagen is er veel beweging geweest aan de achterzijde van het winkelpand. Ik zag eergisteren en die dag ervoor, 14 en 15 juni 2021, een grote witte bestelbus. Ik zag twee mannen bij de witte bestelbus. Ik ken één van die mannen als
[medeverdachte] . Gisteren, 16 juni 2021 had ik 8 gemiste oproepen van [medeverdachte] . Vlak daarna werd ik gebeld door ene [naam 2] . Ik weet dat [naam 2] en [medeverdachte] kameraden van elkaar zijn. Later werd mij duidelijk dat zij mij gebeld hadden omdat mijn auto in de weg stond, waardoor zij er niet langs konden. Gisteren, 16 juni 2021, zag ik een goudkleurige Toyota aan de achterzijde van het winkelpand staan. Ik zag dat [medeverdachte] hierin reed.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2021,opgenomen op pagina 83 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik vroeg [naam 1] specifiek naar [medeverdachte] . Ik hoorde [naam 1] het volgende vertellen: Ik heb gezien dat [medeverdachte] op de dag voordat de politie in het winkelpand een inval heeft gedaan via de achterzijde het winkelpand naar binnen naar buiten is gegaan. Ook zag ik dat
[medeverdachte] twee dagen voordat de politie een inval deed het winkelpand via de achterzijde naar binnen en naar buiten is gegaan.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (
met bijlagen) d.d. 16 juli 2021, opgenomen op pagina 87 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik sprak met [naam 3] , de eigenaar van [bedrijf 1] . Ik ontving van [naam 3] een kopie van het huurcontract en een bewijs van betaling van de huur. Ik hoorde [naam 3] vervolgens zeggen dat hij twee keer fysiek contact heeft gehad met de man die het winkelpand aan de [adres] in Assen huurde. Dit betrof [verdachte] . Het overige contact dat hij met [verdachte] had ging telefonisch. Hierbij gebruikte [verdachte] het telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik hoorde [naam 3] zeggen dat in het huurcontract enkele bijzondere bepalingen zijn opgenomen zoals dat er voor de maanden november en december 2020 geen huur zou worden betaald in verband met de verbouwing. Tevens is met goedkeuring van [naam 3] de stroomvoorziening verzwaard naar 3 keer 50 ampère in plaats van 3 keer 25 ampère. Dit omdat [verdachte] had aangegeven dat hij in het pand een supermarkt en/of een slagerij zou bouwen. In verband met de materialen die in het pand zouden komen te staan had hij meer ampere stroom nodig.
Huurcontract
In het huurcontract zag ik de volgende dingen staan:
De huurder betreft [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1962 . Telefoonnummer:
[telefoonnummer] . BSN: [BSN] . Van deze persoon is een kopie van het paspoort bij het huurcontract gevoegd. Het contract is ingegaan op 1 oktober 2020.
Betaalbewijzen
Op de betaalbewijzen stonden de volgende bijzonderheden:
In de maanden januari, februari en maart 2021 is de huur van 1.815 euro betaald van bankrekeningnummer [rekeningnummer] . Hierbij stond de naam [verdachte] . Als omschrijving bij deze transacties stond de tekst: huur januari 2021 winkelpand [adres] , huur febr 2021 en huur mrt
2021. In de maanden april, mei en juni 2021 is de huur van 1.815 euro betaald van bankrekeningnummer [rekeningnummer] . Hierbij stond de naam [verdachte] . Als omschrijving bij deze transactie stond de tekst: huur april, huur mei en huur juni.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen
(met bijlagen)d.d. 13 mei 2022, opgenomen op pagina 118 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Uit de verstrekte gegevens van de Bunq bank blijkt dat op 7 oktober 2020 voor het eerst een bankaccount is aangemaakt op naam van [verdachte] . Bij het openen van dit account is de foto van het paspoort en het verificatiefilmpje aangeleerd. Hierna zijn de volgende bankrekeningen geopend:
[rekeningnummer] t.n.v. [verdachte] .
Bij het openen van deze bankrekening zijn de volgende gegevens verstrekt:
Telefoonnummer: [telefoonnummer]
Naam: [verdachte] , [geboortedatum] 1962
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.14 oktober 2021,opgenomen op pagina 106 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Vanaf bankrekening [rekeningnummer] op naam van [verdachte] is voor de maanden januari, februari en maart 2021 huur betaald voor het winkelpand aan de [adres] in Assen. Er is drie keer een bedrag van 1.815 euro betaald aan [bedrijf 1] , de eigenaar van het winkelpand. Het is opvallend dat de betalingen voor de huur van het winkelpand eerst wordt ontvangen van een ander persoon of bedrijf en hierna direct wordt betaald aan [bedrijf 1] :
• Op 6 januari 2021 wordt 1.815 euro ontvangen van [naam 4] (bankrekeningnummer
[rekeningnummer] ). Enkele minuten later wordt ditzelfde bedrag betaald aan [bedrijf 1] met hierbij de omschrijving 'huur januari 2021 winkel [adres] '.
• Op 29 januari 2021 wordt 2.000 euro ontvangen van het bedrijf [bedrijf 2] . Nog geen minuut later wordt er 1.815 euro betaald aan [bedrijf 1] met hierbij de omschrijving 'huur febr 2021'.
• Op 23 februari 2021 wordt 3.250 euro ontvangen van het bedrijf [bedrijf 2] . Hierna wordt direct
1.815 euro betaald aan [bedrijf 1] met hierbij de omschrijving 'huur mrt 2021'.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 april 2022, opgenomen op pagina 203 van bovengenoemd het dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V:Slaat u aan op de naam [naam 4] ?
A: Zegt me niets.
V:Wat hebben meneer [naam 4] en [bedrijf 2] met deze hennepkwekerij te maken? A: Ik ken meneer [naam 4] niet.
(…) die [naam 4] heeft een (1) keer een bedrag gestort V: Oke laten we even bij het begin beginnen. Wie is [naam 4] .
A: Daar kan ik geen uitspraken over doen.
Bewijsoverweging
Aanwezigheid hennepkwekerij [adres] te Assen
Uit het dossier blijkt dat de politie op 3 juni 2021 een MMA-melding heeft ontvangen over een mogelijke hennepkwekerij in een pand aan de [adres] te Assen. Met name aan de achterkant van het pand zou een hennepgeur waarneembaar zijn. Na onderzoek blijkt de melding betrekking te hebben op het pand aan de [adres] te Assen, een pand dat sinds 1 oktober 2020 wordt verhuurd. Op 17 juni 2021 is de politie dit pand binnengetreden. In het pand heeft de politie twee ruimtes aangetroffen die van elkaar waren gescheiden met gipswanden. Deze gipswanden waren afgeplakt met zwart folie/afdekzijl. In ruimte 1 trof de politie onder meer het volgende aan: kweekpotten met potgrondresten, twee grote watervaten vol met water en met in een van die vaten een dompelpomp met slang, twee ventilatoren, hennepresten op de grond, een groot aantal vuilniszakken met potgrond en meerdere voedingsmiddelen. In ruimte 2 zijn onder andere meerdere stekbakken met potgrond, een grote plastic gripzak met hennepresten, meerdere hennepresten op de grond, een fles slaolie en meerdere knipscharen aangetroffen. Tevens werd geconstateerd dat de elektriciteitsvoorziening illegaal werd afgenomen en dat hiertoe de zegels waren verbroken. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat in de ten laste gelegde periode in het pand aan de [adres] te Assen een hennepkwekerij aanwezig is geweest.
Opzettelijk gelegenheid verschaffen
Nu de aanwezigheid van de hennepkwekerij in het pand aan de [adres] te Assen vast staat, dient de rechtbank te beoordelen of verdachte daaraan medeplichtig is geweest.
Het dossier bevat een op ambtseed, en daarmee voor het bewijs te bezigen, opgemaakt procesverbaal van bevindingen van de wijkagent. In dit proces-verbaal beschrijft de wijkagent het gesprek dat hij heeft gehad met de heer [naam 3] , de eigenaar/verhuurder van het pand aan de [adres] te Assen. De heer [naam 3] verklaart dat hij het pand sinds 1 oktober 2020 verhuurt aan de heer [verdachte] . Ook verklaart hij dat hij tweemaal fysiek contact heeft gehad met de heer [verdachte] en dat het overige contact via de telefoon met het nummer [telefoonnummer] verliep. De heer [naam 3] heeft de wijkagent een kopie van het huurcontract overhandigd, dat ook in het dossier is gevoegd. Dit contract staat op naam van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1962. Het contract is ondertekend en bevat als bijlage een kopie van het paspoort van verdachte.
Door de raadsvrouw is ter zitting bepleit dat misbruik is gemaakt van de identiteit van verdachte. Dit is ook door de verdachte in zijn verhoor bij de politie verklaard. De rechtbank acht dit scenario echter niet aannemelijk, gelet op de verklaring van de eigenaar/verhuurder van het pand dat hij tweemaal fysiek contact heeft gehad met de huurder van zijn pand, de heer [verdachte] . Daarnaast is bij het huurcontract een kopie van het paspoort van verdachte gevoegd. De handtekening op dit paspoort vertoont veel overeenkomsten met de handtekening op het huurcontract. Voorts blijkt dat uit de door de heer [naam 3] overlegde, en in het dossier gevoegde, betaalbewijzen van de huur van het pand in de maanden januari, februari en maart 2021 is overgemaakt vanaf bankrekeningnummer
[rekeningnummer] . Dit bankrekeningnummer staat op naam van [verdachte] . Uit onderzoek naar dit bankrekeningnummer blijkt dat deze geopend is op 7 oktober 2020. Hiertoe is een kopie van het paspoort van verdachte overgelegd en een verificatiefilmpje aangeleerd. Op dit verificatiefilmpje is verdachte te zien die zijn hoofd van links naar rechts beweegt en de cijferreeks 1, 2, 3, 4, 5 noemt. In zijn verhoor bij de politie heeft verdachte ook bevestigd dat hij de persoon op het filmpje is. Dit verificatiefilmpje wordt opgenomen tijdens een live-contact tussen de (nieuwe) klant en een medewerker van de Bunq-bank. Het is geen filmpje dat van tevoren kan worden gemaakt en geüpload. Ook is een sms-verificatiecode verstuurd naar het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer staat op naam van verdachte staat en is ook door hem opgegeven bij het aangaan van het huurcontract.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het daarom niet anders zijn dan dat het verdachte zelf is geweest die de huurovereenkomst voor het pand aan de [adres] te Assen heeft gesloten en die het bankrekeningnummer heeft geopend waarvan in de maanden januari, februari en maart 2021 de huur van het pand is betaald. Door aldus te handelen heeft verdachte opzettelijk gelegenheid verschaft tot het telen van hennep.
Opzet op het telen van hennep
Met betrekking tot de vraag of dit handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als medeplichtigheid aan het telen van hennep overweegt de rechtbank als volgt. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier het telen van hennep in een door verdachte gehuurd pand, is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Uit het dossier blijkt het volgende:
In het pand aan de [adres] te Assen is een hennepkwekerij aanwezig geweest. De eigenaar/verhuurder van dit pand heeft verklaard dat hij tweemaal fysiek contact met de huurder heeft gehad. De huurder vertelde hem dat hij in het pand een supermarkt/en of slagerij wilde beginnen. Vanwege de daarvoor benodigde materialen wenste hij de in het pand aanwezige stroomvoorziening van 3 keer 25 ampère verzwaren naar 3 keer 50 ampère. Dit is ook opgenomen in het huurcontract. Het huurcontract, met ingangsdatum 1 oktober 2020, staat op naam van verdachte en is door hem ondertekend. Daarnaast is op 7 oktober 2020 op naam van verdachte een bankrekening geopend met het nummer [rekeningnummer] . Vanaf dit bankrekeningnummer is in de maanden januari, februari en maart 2021 de huur van het pand betaald. In de maanden april, mei en juni 2021 werd de huur betaald vanaf het bankrekeningnummer [rekeningnummer] , op naam van [verdachte] . Het bedrag van de huur van het pand werd eerst ontvangen van een ander persoon, te weten [naam 4] , of bedrijf, te weten [bedrijf 2] , om daarna direct te worden overgemaakt op de bankrekening van de eigenaar/verhuurder van het pand. In de periode van oktober 2020, het moment waarop het huurcontract van het pand aan de Rolderstraat inging, tot en met augustus 2021 heeft verdachte in totaal 34.541, 25 euro van [naam 4] ontvangen. [naam 4] heeft antecedenten op het gebied van de Opiumwet. Verdachte heeft bij de politie eerst verklaard deze [naam 4] niet te kennen. Later heeft hij verklaard [naam 4] wel te kennen, maar niet over hem te willen verklaren uit veiligheidsoverwegingen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte zelf de huurovereenkomst heeft gesloten en de bankrekening met het nummer [rekeningnummer] heeft geopend. Gelet op deze vaststellingen en de hierboven genoemde feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen, en in het bijzonder gelet op:
-het ten overstaan van de eigenaar/verhuurder van het pand aan de [adres] te Assen doen voorkomen dat hij in het pand een supermarkt en/of slagerij wilde starten waarvoor de aanwezige stroomvoorziening verhoogd diende te worden; -het op naam hebben van het huurcontract van dit pand;
-het openen van een bankrekening waarvan in de maanden januari, februari en maart 2021 de huur van dit pand is betaald;
-het op naam hebben staan van een bankrekening waarvan in de maanden april, mei en juni 2021 de huur van dit pand is betaald;
-de twijfelachtige herkomst van de geldbedragen waarmee de huur is betaald;
-het niet starten van een verbouwing en/of inrichting van het pand als supermarkt en/of slagerij door verdachte; en
-het nooit controleren van de activiteiten in het pand,
willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er hennep in het pand aan de [adres] te Assen zou worden geteeld. Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit is in zoverre wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank verwerpt het veerweer van de raadsvrouw.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
ene [medeverdachte] en een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 1 oktober 2020 tot en met 17 juni 2021 te Assen opzettelijk hebben geteeld (in een pand aan de [adres] ) een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 17 juni 2021 te Assen opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door
- een pand te huren voor de teelt/het kweken van hennepplanten.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair: medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van een of meer feiten komt, gepleit voor een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd. Deze eis is gelet op de oriëntatiepunten van de LOVS, het tijdsverloop en de rol van verdachte buitenproportioneel hoog.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van de reclassering d.d. 20 februari 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Verdachte is in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 17 juni 2021 als medeplichtige betrokken geweest bij de exploitatie van een hennepkwekerij in een pand aan de [adres] te Assen. Verdachte heeft het pand gehuurd en gedurende een periode van zes maanden de huur van dit pand betaald, terwijl door onbekende derden in dit pand hennep werd geteeld. Aldus heeft verdachte gedurende een lange periode een bijdrage geleverd aan de productie van hennep. Hennep levert een softdrug op die bij langdurig gebruik kan leiden tot schade voor de gezondheid. Daarnaast zorgt hennepteelt voor overlast en (brand-)gevaarlijke situaties voor naastgelegen panden en woonhuizen en werkt het, gelet op de grote winsten die daarmee worden gemaakt, allerlei vormen van criminaliteit in de hand. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Verdachte is niet ter terechtzitting verschenen. In zijn verhoor bij de politie heeft verdachte geen volledige openheid van zaken willen geven. Daarmee heeft verdachte blijk gegeven geen verantwoordelijkheid te willen nemen voor zijn handelen. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk. Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de inhoud van het reclasseringsrapport dat over verdachte is opgesteld. De reclassering schat het risico op recidive laag in. Vanuit hulpverleningsoptiek ziet de reclassering geen mogelijkheden voor het inzetten van interventies ter voorkoming van recidive of het veranderen van gedrag omdat verdachte hiervoor niet gemotiveerd is. De reclassering adviseert derhalve een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Ter terechtzitting is besproken dat een taakstraf voor verdachte, gezien zijn gezondheidssituatie als gevolg van meerdere herseninfarcten, moeilijk uitvoerbaar zal zijn. Ook het opleggen van een geldboete wordt vanwege de beperkte financiële middelen van verdachte niet wenselijk geacht. Onder deze omstandigheden en gelet op de ernst van het feit en de lange duur waarbinnen dit zich heeft afgespeeld, ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid dan het opleggen van een gevangenisstraf.
De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden gevorderd. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, nu de rechtbank -anders dan de officier van justitie- tot een vrijspraak van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit komt.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair en feit 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.R. Eising, voorzitter, mr. G. Eelsing en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. K. Bodewes-Maas, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 mei 2023.
Mr. Van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.