ECLI:NL:RBNNE:2023:1769

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
18-103039-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van poging tot zware mishandeling met een auto

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 9 mei 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd ervan beschuldigd op 9 maart 2019 in Stadskanaal opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan het slachtoffer door met zijn auto op deze af te rijden. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, stellende dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat het slachtoffer zwaar letsel zou oplopen. De verdediging betoogde echter dat er geen opzet was en dat de verdachte integraal vrijgesproken moest worden.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de verdachte opzettelijk handelde. De rechtbank concludeerde dat de feiten en omstandigheden rondom het incident niet voldoende konden worden vastgesteld, mede door tegenstrijdige getuigenverklaringen en het ontbreken van een verkeersongevallenanalyse. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde.

Daarnaast had het slachtoffer zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De rechtbank oordeelde echter dat, aangezien het feit niet bewezen was, de benadeelde partij niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn vordering. De kosten van de procedure werden door beide partijen zelf gedragen. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank op 9 mei 2023.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18.103039.19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 mei 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 april 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. van der Graaf, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 maart 2019 te Stadskanaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet in een door hem, verdachte, bestuurde auto op die [slachtoffer] is afgereden en/of ingereden (zonder zijn snelheid te minderen), waardoor die [slachtoffer] door voornoemde auto is geraakt en/of op de grond is gevallen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 maart 2019 te Stadskanaal, [slachtoffer] heeft mishandeld door in een door hem, verdachte, bestuurde auto op die [slachtoffer] af te rijden en/of in te rijden (zonder zijn snelheid te minderen), waardoor die [slachtoffer] door voornoemde auto is geraakt en/of op de grond is gevallen;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van het primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte door zijn handelwijze bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van de aanrijding zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het bestaan van de aanmerkelijke kans vloeit voort uit algemene ervaringsregels, immers kan het aanrijden van een voetganger door een auto met meer dan geringe snelheid – zoals hier het geval is gezien diverse getuigenverklaringen – zwaar lichamelijk letsel veroorzaken. Verdachte moet zich daarvan ook bewust zijn geweest. Verschillende getuigen hebben verklaard dat verdachte doelbewust op het slachtoffer is afgereden; hij heeft een manoeuvre gemaakt om hem te willen raken door over de stoep te rijden. Daarbij heeft het slachtoffer omhoog moeten springen om niet tegen een hek te worden klemgereden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu uit het procesdossier niet is gebleken dat verdachte enige vorm van opzet op de gedragingen heeft gehad.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde:
De rechtbank acht het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan integraal zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Verdachte ontkent de bedoeling te hebben gehad om aangever (zwaar) lichamelijk letsel toe te brengen. Uit de overige dossierstukken kan evenmin worden afgeleid dat verdachte daartoe vol opzet heeft gehad. De rechtbank dient derhalve te beoordelen of verdachte voorwaardelijk opzet op dit gevolg heeft gehad.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het veroorzaken van (zwaar) lichamelijk letsel – aanwezig is indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Op basis van het strafdossier en het besprokene ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast. Verdachte bevond zich in een hectische situatie, hij en diens personenauto zijn in de nachtelijke uren door een menigte belaagd. Verdachte is tijdens de belaging weggereden en heeft hierbij op enig moment met zijn voertuig aangever geraakt, waarbij aangever gering letsel heeft opgelopen.
De rechtbank kan echter in onvoldoende mate van zekerheid de feiten en omstandigheden reconstrueren waaronder het voorgaande heeft plaatsvonden, aangezien de getuigenverklaringen in het dossier – met betrekking tot de gereden snelheid en ander verkeersgedrag van verdachte – fors uiteenlopen. Daarbij komt dat de politie geen verkeersongevallenanalyse heeft kunnen opmaken, gelet op de slechte weersomstandigheden en op het ontbreken van sporen op de plaats delict. In dat kader is onduidelijk gebleven op welke wijze aangever is geraakt.
De rechtbank is gelet op het voornoemde van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat er naar algemene ervaringsregels sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat aangever door toedoen van verdachte (zwaar) lichamelijk letsel zou bekomen. De rechtbank acht op grond daarvan het primair en het subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 575,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, nietontvankelijkheid dient te volgen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat benadeelde partij [slachtoffer] en verdachte de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L.J.M.A. Janssens, voorzitter, mr. H. van der Werff en mr. J. Duiven, rechters, bijgestaan door mr. M. Huiskamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 mei 2023.
Mr. H. van der Werff is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.