ECLI:NL:RBNNE:2023:1761

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
LEE 23/1428
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening woning sluiting op basis van Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 19 april 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker, die huurt van zijn moeder, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Oldambt om zijn woning voor drie maanden te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een bestuurlijke rapportage waarin werd vermeld dat op 24 februari 2023 een grote hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen in de woning was aangetroffen. Ondanks dat het besluit niet aan verzoeker zelf was gericht, oordeelde de voorzieningenrechter dat verzoeker in materiële zin op de hoogte was van de inhoud van het besluit en dat het besluit daarom in werking was getreden.

De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, aangezien er sprake was van een handelshoeveelheid drugs. De voorzieningenrechter oordeelt dat de sluiting noodzakelijk was ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de buurt en het herstel van de openbare orde. De burgemeester had voldoende rekening gehouden met de belangen van verzoeker, en de sluiting was niet onevenredig. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en verzoeker kreeg geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/1428

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 april 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M. Schlepers),
en

de burgemeester van de gemeente Oldambt, verder te noemen: de burgemeester

(gemachtigde: mr. C.S.G. de Lange).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:

de Vereniging van Eigenaren [naam] uit [plaats]

(gemachtigden: [gemachtigde] en [gemachtigde] )
en

[naam] uit [woonplaats] , eigenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van de burgemeester om de woning aan de [adres] in [woonplaats] met ingang van 6 april 2023 om 10.30 uur voor drie maanden te sluiten.
1.1.
De burgemeester heeft dit besluit genomen op 22 maart 2023 en verbeterd in het besluit van 27 maart 2023. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
Op 29 maart 2023 heeft de gemachtigde van de burgemeester bevestigd dat de uitspraak van de voorzieningenrechter zal worden afgewacht voordat de woning wordt gesloten.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester. De derde-partijen zijn niet verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. De voorzieningenrechter acht een spoedeisend belang aanwezig.
4. De voorzieningenrechter beoordeelt of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Hij doet dat aan de hand van de gronden die verzoeker heeft aangevoerd.
5. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten. Verzoeker huurt van zijn moeder, mevrouw [naam] , een woning (appartement) aan de [adres] in [woonplaats] . Er is een bestuurlijke rapportage opgemaakt waaruit naar voren komt dat de politie de woning van verzoeker op 24 februari 2023 heeft betreden om verdovende middelen in beslag te nemen. In de woning werd een grote hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen aangetroffen. Verzoeker is door de politie verhoord en heeft onder meer verklaard dat hij - niet vanuit zijn woning - handelt in drugs. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester besloten de woning van verzoeker te sluiten.
6. Verzoeker voert ten eerste aan dat het besluit ten onrechte niet aan hem is gericht en uitgereikt. Het besluit is volgens hem daarom nog niet in werking getreden.
6.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het besluit weliswaar - ten onrechte - alleen gericht en uitgereikt is aan mevrouw [naam] als eigenaar van de woning en niet aan verzoeker als bewoner van de woning, maar uit de stukken (zoals het bezwaarschrift en het verzoek om een voorlopige voorziening) en de aanwezigheid van verzoeker op zitting volgt dat verzoeker in materiële zin op de hoogte is van - de inhoud van - het besluit. Weliswaar is sprake van een gebrekkige bekendmaking, maar genoemd gegeven staat er naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit geval niet aan in de weg dat het besluit werking heeft verkregen. De stelling van verzoeker dat het besluit niet in werking is getreden volgt de voorzieningenrechter daarom niet. Dat geldt ook voor de stelling dat verzoeker door de handelwijze van de burgemeester in zijn verdedigingsbelang is geschaad. In de zienswijze van mevrouw [naam] in verband met het voornemen van de burgemeester zijn de belangen van verzoeker immers al naar voren gebracht. Daarnaast heeft verzoeker - tijdig - bezwaar gemaakt en om een voorlopige voorziening gevraagd en worden zijn belangen in die procedures behartigd door zijn gemachtigde.
7. Verzoeker voert verder aan dat de burgemeester niet bevoegd is de woning te sluiten. Verzoeker stelt dat uit de bestuurlijke rapportage volgt dat de vermoedelijk verdovende middelen nog niet zijn onderzocht en ook dat na onderzoek zal blijken dat de werkzame stof ontbreekt in de hasj en de XTC pillen. Verder heeft verzoeker geen 3MMC in zijn bezit gehad. Door de middelen te wegen inclusief het verpakkingsmateriaal is daarnaast een vertekend beeld ontstaan. Van een handelshoeveelheid harddrugs is daarom geen sprake. Verder stelt verzoeker dat de sluiting van de woning niet evenredig is. Van overlast is geen sprake, er is geen loop naar de woning, omdat niet vanuit de woning in drugs wordt gehandeld en van recidive is ook geen sprake. De openbare orde en veiligheid worden niet verstoord. Bovendien is onvoldoende rekening gehouden met de belangen van verzoeker. Door de sluiting van de woning moet verzoeker de woning verlaten en door het ontbreken van een netwerk en financiële middelen heeft hij geen vervangende woonruimte.
7.1.
De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet. Artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid om een woning te sluiten als daar een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen. Het beleid van de burgemeester is neergelegd in de drugsnota gemeente Oldambt 2014, ‘Wiet in de Rozenstad’. De voorzieningenrechter baseert zich in zijn oordeel verder op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 28 augustus 2019 (overzichtsuitspraak) en 2 februari 2022 (evenredigheidsuitspraak). [1]
Bevoegdheid
7.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter volgt uit de bestuurlijke rapportage dat sprake is van een handelshoeveelheid harddrugs. Weliswaar moeten de vermoedelijk verdovende middelen nog worden onderzocht, maar uit verzoekers verklaringen tegenover de politie volgt dat in ieder geval sprake is van de aanwezigheid in de woning van 130 a 140 XTC pillen, bruto 13,8 gram cocaïne en bruto 73,9 gram 3MMC. Verder heeft verzoeker verklaard ‘redelijk spul’ te verkopen ‘voor een redelijke prijs’. Aan verzoeker moet worden toegegeven dat het gewicht van de cocaïne en 3MMC niet netto is bepaald, dus zonder het verpakkingsmateriaal. De voorzieningenrechter neemt echter - alleen al door de 130 a 140 XTC pillen - zonder meer aan dat sprake is van meer dan 0,5 gram harddrugs en meer dan 30 gram softdrugs en dus van een handelshoeveelheid verdovende middelen. De enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid verdovende middelen is voldoende om te concluderen dat de burgemeester bevoegd is over te gaan tot het opleggen van een last onder bestuursdwang (sluiten woning). Het beleid geeft aan dat in dit geval in beginsel een sluiting van zes maanden aan de orde is. De Afdeling heeft een dergelijk beleid in haar overzichtsuitspraak redelijk geacht. De burgemeester is daarom bevoegd de woning van verzoeker te sluiten.
Evenredigheid
7.3.
In de evenredigheidsuitspraak heeft de Afdeling bepaald dat de maatregel noodzakelijk en geschikt moet zijn om het beoogde doel te bereiken en dat de maatregel evenwichtig moet zijn.
Noodzakelijkheid
7.4.
De burgemeester heeft de sluiting van de woning van verzoeker naar het oordeel van de voorzieningenrechter noodzakelijk kunnen achten ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de buurt en het herstel van de openbare orde. Ten eerste is in de woning van verzoeker een (ruime) handelshoeveelheid verdovende middelen aangetroffen. Uit de verklaringen tegenover de politie volgt verder dat verzoeker handelt in drugs. Verzoeker heeft ook verklaard dat er veel jeugd naar zijn woning komt en daar verdovende middelen gebruikt. Het beeld van aanloop van jeugd wordt bevestigd door de bevindingen van de Vereniging van Eigenaren die ook melding maakt van overlast. Tot slot heeft de burgemeester mogen meewegen dat het om een kwetsbare buurt gaat. Dat er geen sprake is van recidive, betekent niet dat de burgemeester de sluiting van de woning niet noodzakelijk heeft kunnen achten. Dat verzoeker naar zijn zeggen een idealistisch doel heeft en jeugd wil begeleiden bij drugsgebruik kan ook niet leiden tot een andere conclusie.
Evenwichtigheid
7.5.
In de overzichtsuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat bij de beoordeling van een besluit tot sluiting van een woning ook de gevolgen daarvan moeten worden betrokken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester voldoende rekening gehouden met de situatie van verzoeker en is de maatregel daarom evenwichtig. De burgemeester heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht gesteld dat verzoeker een verwijt kan worden gemaakt. Verzoeker is de enige bewoner van de woning waarin een (ruime) handelshoeveelheid verdovende middelen is aangetroffen. Daarnaast volgt uit verzoekers verklaringen tegenover de politie betrokkenheid bij het verstrekken van drugs aan jeugd en drugshandel. Het geldende beleid is bovendien redelijk toegepast, nu de burgemeester - na de zienswijze van mevrouw [naam] - gekozen heeft voor een sluitingsduur van drie maanden. Daarnaast heeft verzoeker op zitting verklaard na drie maanden weer terug te kunnen keren in de woning die eigendom is van zijn moeder. Er is geen sprake van plaatsing op een zwarte lijst. De burgemeester heeft tot slot onweersproken gesteld na de zienswijze contact te hebben opgenomen met de gemachtigde van verzoeker en aangeboden te hebben om mee te denken over het moment van sluiten van de woning en het vinden van vervangende woonruimte. De burgemeester heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat de door verzoeker – niet onderbouwde - omstandigheden niet maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen.
7.6.
Gelet op het voorgaande is de sluiting van de woning van verzoek voor drie maanden niet onevenredig. Het bezwaar heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen redelijke kans van slagen.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Dat betekent dat het besluit van de burgemeester van 22 maart 2023, verbeterd in het besluit van 27 maart 2023, niet wordt geschorst. Verzoeker krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. Lok, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.