ECLI:NL:RBNNE:2023:1753

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
10013431\CV EXPL 22-2893
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging bindend advies inzake leveringsovereenkomst warmte en exploitatie van warmtenet

In deze zaak vordert eiser, die in persoon procedeert, de vernietiging van een bindend advies dat is gegeven door de Geschillencommissie Energie. Eiser heeft een warmte-aansluiting op het warmtenet van gedaagde, MeppelEnergie B.V., en heeft sinds juni 2021 het voornemen geuit om de leveringsovereenkomst op te zeggen. Gedaagde heeft echter geweigerd in te stemmen met de opzegging, onder verwijzing naar artikel 3c lid 2 sub b van de Warmtewet, dat bepaalt dat een leverancier de opzegging kan weigeren als beëindiging van de levering leidt tot aanzienlijk blijvend nadeel voor een andere gebruiker. De Geschillencommissie heeft in haar bindend advies van 24 maart 2022 gedaagde in het gelijk gesteld, wat eiser nu aanvecht.

De kantonrechter heeft de criteria voor de vernietiging van een bindend advies uiteengezet, waarbij het belangrijk is dat de vordering tot vernietiging niet kan worden gezien als een hoger beroep. De rechter heeft vastgesteld dat de Geschillencommissie zorgvuldig heeft gehandeld en dat de beslissing voldoende is gemotiveerd. Eiser heeft niet aangetoond dat er ernstige gebreken zijn in de inhoud of de totstandkoming van het bindend advies. De kantonrechter wijst de vordering van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 528,00. Dit vonnis is uitgesproken op 4 april 2023.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Assen
Zaaknummer: 10013431 \ CV EXPL 22-2893

Vonnis van 4 april 2023

in de zaak van
[eiser], wonende te [woonplaats] , eisende partij, hierna te noemen: [eiser] , procederend in persoon,
tegen:
MEPPELENERGIE B.V., gevestigd te Meppel, gedaagde partij, hierna te noemen: MeppelEnergie, gemachtigde: E. Veenstra.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 juli 2022;
  • de conclusie van antwoord van 2 augustus 2022; - de conclusie van repliek van 4 oktober 2022; - de conclusie van dupliek van 29 november 2022.
1.2.
Ten slotte is het vonnis nader bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
MeppelEnergie is netbeheerder en energieleverancier van een warmtenet in de wijk [naam] te Meppel. [eiser] beschikt over een warmte-aansluiting op het warmtenet van MeppelEnergie. [eiser] is per 26 maart 2020 een overeenkomst aangegaan voor de levering van warmte voor ruimteverwarming en warm tapwater en de levering van koude (hierna: de Overeenkomst). Op deze Overeenkomst zijn van toepassing de “Algemene Voorwaarden levering warmte en koude voor verbruikers met een aansluiting van maximaal 100 kW” (hierna: de Algemene Voorwaarden).
2.2. [
eiser] heeft sinds juni 2021 het voornemen geuit om de tussen hem en MeppelEnergie bestaande leveringsovereenkomst op te zeggen. MeppelEnergie heeft daarmee niet ingestemd.
2.3.
Art. 3c van de Warmtewet luidt:
Een overeenkomst tot levering van warmte kan door een verbruiker door middel van een opzegging worden ontbonden.
Aan een opzegging hoeft de leverancier geen gevolg te geven in de gevallen waarin:
het technisch niet mogelijk is de levering van warmte aan die gebruiker geheel te beëindigen, of
beëindiging van de levering leidt tot aanzienlijk blijvend nadeel voor een andere verbruiker.
3.
Een leverancier reageert schriftelijk op een opzegging als bedoeld in het eerste lid, en motiveert daarin in voorkomend geval waarom de beëindiging niet kan plaatsvinden.
2.4.
De Memorie van Toelichting bij art. 3c lid 2 sub b. Warmtewet luidt, voor zover hier van belang:

(…) Het voorgestelde wettelijke systeem omvat twee uitzonderingen op de regel dat een afnemer altijd zijn leveringsovereenkomst moet kunnen beëindigen. De eerste doet zich voor wanneer het technisch niet mogelijk is om de levering van warmte in zijn geheel te beëindigen. Indien een afnemer geen eigenstandige aansluiting heeft, zoals in situaties van blokverwarming door middel van inpandige stijgleidingen zonder individuele aansluitingen, is het technisch vrijwel niet mogelijk om de levering van warmte volledig te beëindigen. Het warme water blijft immers door de stijgleidingen stromen en warmte afgeven ten behoeve van de overige bewoners, waarvan ook de afgesloten afnemer zou blijven profiteren. De tweede is wanneer beëindiging van de leveringsovereenkomst, en daarmee ook de levering van warmte, leidt tot «aanzienlijk nadeel» voor een andere gebruiker. Gekozen is voor deze vrij ruime term omdat er bij warmtelevering veel verschillende situaties zijn, die niet in één wettelijke bepaling te vatten zijn. Bijvoorbeeld in gevallen waarin warmtesystemen serieel geschakeld zijn bestaat een risico op nadeel voor andere gebruikers, omdat beëindiging van de levering aan een afnemer zou kunnen betekenen dat afnemers verderop in het systeem ook geen warmte meer geleverd krijgen, tenzij de leverancier de infrastructuur dusdanig omlegt dat de levering aan deze afnemers gegarandeerd blijft. Een andere mogelijke situatie is een klein warmtenet met een beperkt aantal aansluitingen, waar een of meerdere opzeggingen leiden tot dusdanige verslechtering van de financiële situatie van de leverancier dat de warmtelevering aan de overige aangeslotenen in gevaar komt. Beëindiging van de levering door een afnemer mag er niet toe leiden dat andere afnemers verstoken blijven van warmtelevering of hiervoor ineens hogere kosten in rekening gebracht krijgen.
Voor beide uitzonderingen ligt de bewijslast bij de leverancier die de afnemer een onderbouwing moet verschaffen indien hij het verzoek tot beëindiging van de leveringsovereenkomst weigert op grond van een van deze twee uitzonderings-mogelijkheden. De leverancier bepaalt dus of de
uitzonderingsmogelijkheden van toepassing zijn en verstrekt de verzoekende afnemer een volledige onderbouwing indien hij zich beroept op een van de uitzonderingsgronden. (…)
2.5. [
eiser] heeft het geschil tussen partijen voorgelegd aan de Geschillencommissie Energie (hierna: de Commissie). De Commissie heeft bij Bindend Advies van 24 maart 2022 het verzoek afgewezen. Daarbij overweegt de Commissie, met een verwijzing naar de Memorie van Toelichting bij art. 3c lid 2 sub b. Warmtewet, dat MeppelEnergie een beroep toekomt op een van de weigeringsgronden die de Warmtewet biedt.

3.Het geschil

3.1. [
eiser] vordert - samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad het Bindend Advies van 24 maart 2022 te vernietigen en MeppelEnergie te veroordelen toe te staan dat de tussen partijen bestaande leveringsovereenkomst door [eiser] en de andere belanghebbenden wordt opgezegd, met veroordeling tot betaling aan [eiser] van de kosten van de Bindend Adviesaanvraag van € 222,01, te vermeerderen met de wettelijke rente, en met veroordeling in de kosten van de procedure.
3.2. [
eiser] beroept zich voor zijn vordering op de vaststaande feiten en stelt daartoe nog het volgende. Steeds heeft [eiser] erop gewezen dat deze kwestie beoordeeld dient te worden naar de omstandigheden van het voorjaar van 2021, het moment waarop [eiser] de Overeenkomst wilde opzeggen. Toen was het verhogen van de GJ(
GigaJoule; ktr.)-tarieven niet mogelijk. De Commissie is hieraan ten onrechte voorbij gegaan. Ook staat niet vast dat opzegging tot blijvend nadeel zou leiden voor andere verbruikers, terwijl art. 3c lid 2 sub b. Warmtewet dat wel vereist. Er wordt in het Bindend Advies slechts gesproken van een verwachting of mogelijkheid, maar dat is niet voldoende gelet op de tekst van de wet. Daarbij hanteerde MeppelEnergie al de hoogst toelaatbare tarieven, zodat een aangewezen noodleverancier die niet nog eens had kunnen verhogen. Ook heeft MeppelEnergie in strijd met art. 2 lid 4 Warmtewet ongerechtvaardigd onderscheid gemaakt jegens gebruikers nu duidelijk is geworden dat MeppelEnergie aan een andere verbruiker wel degelijk heeft toegestaan de overeenkomst op te zeggen. Tot slot is er sprake geweest van ernstige procedurele fouten doordat de Commissie niet onpartijdig was, het dossier niet bleek te kennen en de Warmtewet niet bleek te kennen. Dit alles maakt dat de Commissie in redelijkheid niet tot haar beslissing had kunnen komen, zodat deze niet in stand kan blijven.
3.3.
MeppelEnergie voert verweer. MeppelEnergie concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure. Daartoe voert MeppelEnergie - samengevat - het volgende aan.
3.4.
De standpunten van [eiser] en MeppelEnergie zijn in de bindend adviesprocedure (schriftelijk) uitgebreid aan de orde gekomen, onder meer tijdens de digitale zitting bij de Commissie waarbij hoor en wederhoor is toegepast. Daaruit blijkt niet van (ernstige) procedurele fouten en de Commissie heeft zorgvuldig een beslissing genomen. Met verwijzing naar art. 7:904 BW stelt MeppelEnergie zich op het standpunt dat niet is aangetoond dat sprake is van dusdanige gebreken aan het Bindend Advies in verband met de inhoud of de totstandkoming daarvan dat [eiser] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid daaraan niet gehouden kan worden. Daarbij is het niet de bedoeling dat bij de burgerlijke rechter een nieuwe inhoudelijke beoordeling plaatsvindt. Inhoudelijk voert MeppelEnergie aan dat [eiser] in het voorjaar van 2021 alleen het voornemen heeft geuit op te willen zeggen; tot op heden is de Overeenkomst niet opgezegd. Een opzegging dient “ex nunc” te worden beoordeeld, dus in het licht van de huidige situatie. Verder heeft de Commissie in haar Bindend Advies terecht verwezen naar de Memorie van Toelichting bij de wijziging van de Warmtewet, gepubliceerd op 23 mei 2017 bij art. 3 lid 2 sub b Warmtewet waarin wordt vermeld: “(…)
Een andere mogelijke situatie is een klein warmtenet met een beperkt aantal aansluitingen, waar een of meerdere opzeggingen leiden tot een dusdanige verslechtering van de financiële situatie van de leverancier dat de warmtelevering aan de overige aangeslotenen in gevaar komt. Beëindiging van de levering door een afnemer mag er niet toe leiden dat andere afnemers verstoken blijven van warmtelevering of hiervoor ineens hogere kosten in rekening gebracht krijgen (…)”. Daarbij is een door de overheid aangewezen noodleverancier altijd tijdelijk, wat tot een onzekere situatie leidt. MeppelEnergie betreft een klein warmtenet dat al jaren achtereen verlies lijdt, zoals MeppelEnergie heeft onderbouwd in de bindend adviesprocedure. Aan opzegging door een of meer afnemers zijn dus grote risico’s verbonden. De Commissie heeft gekeken naar de wet, de toelichting daarop en de standpunten van beide partijen daarbij betrokken. Dit maakt de beslissing van de Commissie niet onredelijk.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bij beoordeling van de vordering stelt de kantonrechter het volgende voorop. Een bindend advies kan blijkens het bepaalde in artikel 7:904 lid 1 BW worden vernietigd indien gebondenheid daaraan in verband met de inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Dit criterium vraagt terughoudendheid van de rechter aan wie een bindend advies ter vernietiging wordt voorgelegd. Het gaat er immers niet om dat de rechter zijn oordeel over de zaak in de plaats stelt van het oordeel van de bindend adviseur(-s), in dit geval de Commissie; het gaat erom of gebondenheid aan het oordeel van de Commissie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat brengt mee dat voor vernietiging van een bindend advies slechts ruimte is indien de inhoud of de wijze van totstandkoming van het bindend advies ernstige gebreken vertoont. Voor vernietiging is geen ruimte indien de grenzen waarbinnen redelijk denkende mensen van mening kunnen verschillen, niet zijn overschreden (o.a. TM, p. 1146/7). Niettemin zal getoetst moeten worden of de fundamentele beginselen van procesrecht, waartoe behoren de eis dat de beslissing op een deugdelijk onderzoek gebaseerd dient te zijn en dat de beslissing voldoende gemotiveerd dient te zijn, in acht zijn genomen. Het betreft hier een marginale toets. Naarmate het bindend advies meer het karakter van rechtspraak heeft, kunnen aan de motivering hogere eisen worden gesteld.
4.2.
De kantonrechter verwerpt de stelling van [eiser] dat de wijze van totstandkoming van het
Bindend Advies ernstige gebreken vertoont. Het betrof een digitale zitting en blijkbaar was MeppelEnergie net iets eerder ingelogd dan [eiser] . [eiser] spreekt van ‘gezellig keuvelen’ tussen de Commissie en MeppelEnergie en heeft niet met onderbouwing gesteld dat toen al inhoudelijk over de zaak is gesproken buiten zijn aanwezigheid. Terecht heeft MeppelEnergie aangevoerd dat als [eiser] twijfelde aan de onpartijdigheid van de Commissie het Reglement Geschillencommissie Energie voorziet in een wrakingsprotocol. [eiser] heeft daarvan geen gebruik gemaakt, wat in dat geval wel op zijn weg had gelegen. De stelling dat de Commissie het dossier of de Warmtewet niet kende, snijdt geen hout, gelet op de door [eiser] gegeven voorbeelden afgezet tegen de motivering van het Bindend Advies. Verder heeft [eiser] niet weersproken dat de standpunten van beide partijen in de bindend adviesprocedure uitgebreid aan de orde zijn gekomen, dat beide partijen over dezelfde stukken beschikten en dat beide partijen door de Commissie zijn gehoord.
Dit kan dus geen grond zijn voor vernietiging van het Bindend Advies. Tot slot staat onder het Bindend Advies een onjuiste “datum van verzending: 12 mei 2019”. De kantonrechter beschouwt dit als een kennelijke verschrijving van administratieve aard en dit vormt geen aanwijzing voor een onzorgvuldige behandeling van de zaak door de Commissie.
4.3.
De kantonrechter volgt [eiser] evenmin in diens standpunt dat de inhoud van het Bindend Advies ernstige gebreken vertoont. [eiser] herhaalt in deze procedure zijn stellingen die hij ook al bij de Commissie naar voren heeft gebracht. [eiser] is het met de beslissing van de Commissie niet eens, maar de kantonrechter wijst erop (zie ook hierboven bij 4.1) dat deze procedure niet een soort hoger beroep betreft van de beslissing van de Commissie. Het gaat om een marginale toets. De stukken in de bindend adviesprocedure van zowel [eiser] als MeppelEnergie zijn (grotendeels) als producties aan de dagvaarding gehecht en de kantonrechter heeft daarvan kennis genomen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft MeppelEnergie in de bindend adviesprocedure genoegzaam onderbouwd dat zij een klein warmtenet exploiteert en sinds 2016 elk jaar aanzienlijk verlies lijdt; er is dus een structureel exploitatietekort, waarvoor (nog steeds) een oplossing moet worden gezocht. Een faillissement is niet denkbeeldig. Opzegging van de Overeenkomst door [eiser] en andere afnemers zal het exploitatietekort laten toenemen met alle risico’s voor de continuïteit van warmtelevering van dien, aldus MeppelEnergie in de bindend adviesprocedure. Deze financieel ongezonde situatie is door [eiser] niet (voldoende) weersproken; wel bestrijdt [eiser] dat daardoor de continuïteit van de warmtelevering risico loopt. Blijkens het Bindend Advies heeft de Commissie oog gehad voor het standpunt van [eiser] , maar hebben de risico’s die MeppelEnergie en andere afnemers kunnen lopen door opzegging van de
Overeenkomst meer gewicht in de schaal gelegd. Daarbij heeft de Commissie verwezen naar de toelichting van de wetgever bij art. 3c lid 2 sub b. Warmtewet waarin de wetgever een situatie als deze voor ogen heeft gehad. De wetgever heeft bij de term ‘aanzienlijk nadeel’ opgemerkt (zie hierboven bij 2.4) dat hij voor deze vrij ruime term gekozen heeft, omdat er bij warmtelevering veel verschillende situaties zijn, die niet in één wettelijke bepaling te vatten zijn. Tevens is opgemerkt dat de leverancier bepaalt of de uitzonderingssituatie van toepassing is. Mede gelet op deze toelichting heeft de Commissie naar het oordeel van de kantonrechter in redelijkheid kunnen beslissen om de situatie van MeppelEnergie te scharen onder art. 3c lid 2 sub b Warmtewet. Weliswaar is daarbij wellicht een ruimere toepassing gekozen dan de letterlijke bewoordingen van art. 3c lid 2 sub b. Warmtewet, maar daarvoor is steun te vinden in de toelichting bij de wet (zie het citaat uit de Memorie van Toelichting hierboven in punt 3.4). Deze beslissing kan zodoende in overeenstemming worden geacht met de bedoeling van de wetgever. De Commissie heeft verder overwogen dat het feit dat MeppelEnergie in een ander geval opzegging niet heeft geweigerd niet tot een ander oordeel leidt. Gelet op het verweer van MeppelEnergie in de bindend adviesprocedure, kan deze overweging de marginale toets van de burgerlijke rechter doorstaan.
4.4.
Uit het bovenstaande volgt dat de beslissing van de Geschillencommissie op een deugdelijk onderzoek is gebaseerd en dat de beslissing voldoende is gemotiveerd. De slotsom is dat gebondenheid van [eiser] aan het Bindend Advies niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.5. [
eiser] is de partij die ongelijk krijgt en de kantonrechter zal [eiser] daarom in de proceskosten veroordelen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van MeppelEnergie B.V. als volgt vastgesteld:
- kosten getuigen
0,00
- kosten deskundigen
0,00
- overige kosten
0,00
- salaris gemachtigde
528,00
(2,00 punten × € 264,00)
Totaal
528,00
4.6.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De kantonrechter wijst de nakosten toe op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van MeppelEnergie B.V. tot dit vonnis vastgesteld op € 528,00,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde,
5.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J.J. Smits en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2023.
GJJG / 552