Uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verzoeker] ,
Procesverloop
Het standpunt van verzoeker
Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van veroordeelde
Het oordeel van de rechtbank
1.
Rechtbank Noord-Nederland
Op 4 mei 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat was ingediend door verzoeker, die zich als benadeelde derde beschouwde in de zaak van veroordeelde. De rechtbank behandelde het verzoek op basis van artikel 6:6:26 van het Wetboek van Strafvordering, waarin verzoeker vroeg om de reeds geïncasseerde en nog te incasseren gelden van de ontnemingsmaatregel die aan veroordeelde was opgelegd, uit te keren aan hem. Veroordeelde was eerder door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker zich niet als benadeelde partij in de strafzaak had gevoegd, waardoor er geen in rechte vastgestelde vordering bestond. De officier van justitie en de raadsman van veroordeelde hebben beide betoogd dat het verzoek afgewezen moest worden, omdat er geen betalingsverplichting was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat, volgens de wetgeschiedenis van artikel 6:6:26, een betalingsverplichting eerst in rechte moet worden vastgesteld voordat er kan worden overgegaan tot uitkering van ontnemingsgelden aan een benadeelde derde.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van verzoeker afgewezen, omdat er geen rechtsgrond was voor de gevraagde uitkering. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. H. van der Werff, en de rechters mr. R. Baluah en mr. H. Hanssen - Telman. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 mei 2023.