ECLI:NL:RBNNE:2023:1742

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
18-299394-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 4 mei 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, een 28-jarige man, werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een 12-jarig slachtoffer op 16 januari 2022 in Hoogeveen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer in zijn kamer heeft getrokken en hem op zijn wang en buik heeft gekust, alsook zijn geslachtsdeel heeft getoond. De rechtbank achtte de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar en ondersteunde deze met DNA-onderzoek dat de aanwezigheid van het DNA van de verdachte op het lichaam van het slachtoffer bevestigde. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van ontuchtige handelingen in de zin van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming 90 dagen hechtenis zou worden opgelegd, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 1.000,- aan immateriële schadevergoeding aan het slachtoffer, vertegenwoordigd door zijn moeder. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, die nog steeds psychische gevolgen ondervindt van het incident.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/299394-22

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 4 mei 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 april 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.M. Veld, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 16 januari 2022 te Hoogeveen, met [slachtoffer] , geboren op
31 december 2009, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het kussen/zoenen van de wangen en/of buik van voornoemde [slachtoffer] en/of het tonen van zijn, verdachtes, geslachtsdeel aan voornoemde [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van getuige [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Het DNA-onderzoek kan niet als ondersteunend bewijs dienen, vanwege de mogelijkheid dat het DNA van verdachte op [slachtoffer] terecht is gekomen via secundaire overdracht. Immers, verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] een hand heeft gegeven en uit het politiedossier volgt dat [slachtoffer] met zijn handschoen aan de plek zat waar hij gelikt zou zijn door verdachte. Voorts had [slachtoffer] een aantal redenen om onjuist te verklaren. De familie van [slachtoffer] wilde graag overgeplaatst worden naar een ander asielzoekerscentrum (AZC) en het slachtoffer zijn van een misdrijf opent mogelijk deuren naar een verblijfsvergunning. Dat [slachtoffer] direct na het gesprek met verdachte zichtbaar overstuur was, is wellicht te wijten aan het feit dat verdachte [slachtoffer] een bijbel aanbood terwijl het christendom als geloof niet geaccepteerd wordt in [slachtoffer] ’ geboorteland [geboorteland]. Tot slot is de beschrijving van de kamer van verdachte door [slachtoffer] onjuist; er is geen keuken en ook geen badkamer in de kamer van verdachte aanwezig.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d.
14 februari 2022, opgenomen op pagina 42 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNRBC22030 (Belfast) d.d. 3 november 2022, inhoudend als verklaring van
[slachtoffer] :
A: Ik was in de gang aan het lopen en iemand deed de deur open en die vroeg: "Hoe is het kamp?" en ik zei: "Leuk". En toen heeft hij mij bij mijn arm getrokken naar binnen en toen heeft hij mij twee keer hier op mijn rechterwang gekust op een niet leuke manier. En hier, bij mijn buik heeft hij gelikt. En hij had mijn handen vast tegen de muur en heeft mij tegen de muur vastgeduwd. En hij heeft mijn armen naar boven getrokken tegen de muur. En toen heeft hij zijn jeans spijkerbroek uitgedaan, ik keek niet. Toen heeft hij de plek die niet goed is, het gebied wat niet goed is eruit gehaald en ik keek niet en toen rende ik naar buiten.
V: Weet jij welk nummer die meneer op zijn deur had?
A: [nummer] .
V: Jij zei hij pakte me bij mijn arm, en toen?
A: En toen heeft hij mij naar binnen getrokken.
V: Toen je tegen die muur geduwd was, wat deed die meneer toen?
A: Hij heeft me hier - wijst naar rechterwang - twee keer gekust op een niet goede manier.
V: Wat bedoel je met een niet goede manier?
A: Dat hij zijn mond open doet en er speeksel bij is.
V: Wat voelde je?
A: Dat hij zijn mond open deed en dat hij kuste op een heel erg vieze manier.
V: En toen hij jou op een vieze manier kuste, wat deed jij toen?
A: Ik probeerde mijn armen los te krijgen maar hij had ze vast.
V: Wat merkte je nog meer?
A: Die twee dingen en gelik op mijn buik en ook was er speeksel bij.
V: En toen heb je ook gezegd dat hij je buik ging likken. Kun je uitleggen hoe hij dat deed?
A: Dus hij heeft direct mijn trui omhoog getrokken hij heeft mijn trui met zijn hoofd tegen gehouden zodat mijn trui niet zou zakken en hij mij daar toen kunnen likken.
V: Waar heeft hij jou gelikt?
A: Bij die cirkel hier, bij mijn navel.
V: Hoe weet je dat hij jou aan het likken was?
A: Omdat ik dat likken gevoeld heb en er was ook speeksel bij en het was walgelijk, ik voelde het en het was iets heel slechts.
V: Hoelang duurde het likken op je buik?
A: Ongeveer 4 à 5 seconden.
V: En toen?
A: Toen stond hij op, heeft zijn jeans uitgedaan en toen kwam dat ding hier wat ik niet weet hoe het heet, tevoorschijn. Ik keek niet en rende meteen weg.
V: Wat kun je met dat ding van voren?
A: Mee naar de wc gaan. Je plast ermee.
V: Hoe weet je dan dat het ding van die meneer naar voren kwam?
A: Ik heb het heel in het begin een beetje gezien, maar niet helemaal.
V: Wat deed die meneer met dat 'ding'?
A: Hij wilde het mij laten zien.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 januari 2022,opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[naam 1] :
V: Waar is dit gebeurd?
A: In het kamp zelf, het AZC in Hoogeveen.
V: We begrijpen dat u niet zelf aanwezig was bij het incident. Kunt u ons alles vertel wat u erover weet.
A: Ik heb de deur geopend en toen zag ik [slachtoffer] daar staan. [slachtoffer] was aan het huilen, zijn hele lijf was aan het shaken, trillen. Ik keek zo en ik snapte er niks van, en toen zei [slachtoffer] tegen mij; "De kamer daar heeft mij naar binnen getrokken". En hij begon te huilen, nog harder te huilen.
3. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie vanVeiligheid en Justitie op pagina 65 e.v. van voornoemd dossier, zaaknummer 2022.04.12.122, d.d. 9 mei 2022 opgemaakt door ing. F. van Gennip, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
De natte bemonsteringen van de wang rechts en van de buik, iets boven en in de navel, uit de onderzoeksset zedendelicten ZAAE1989NL van [slachtoffer] zijn onderzocht op de aanwezigheid van bloed en speeksel. In beide bemonsteringen is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van speeksel.
ZAAE1989NL#02 (buik, iets boven en in de navel)
DNA-mengprofiel ZAAE1989NL#02 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en verdachte [verdachte] , dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en een willekeurige onbekende persoon.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 oktober 2022, opgenomen op pagina 26 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam 2] :
Op zondag 16 januari 2022 ontving ik samen met collega een met van het regionaal service centrum van de politie. Op het asielzoekerscentrum uit Hoogeveen zou ongeveer een kwartier geleden een jongen van 12 jaar, [slachtoffer] , een kamer ingetrokken zijn en daar mogelijk betast zijn door een man. [slachtoffer] kon aangeven in welke kamer het was gebeurd en een omschrijving geven van de verdachte. Hierop heeft het COA een foto getoond van de verdachte aan [slachtoffer] . Op deze foto herkende [slachtoffer] de man de persoon die hem betast had.
De verdachte bleek te zijn:
Naam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: het slachtoffer en de verdachte. Wanneer de verdachte de seksuele handelingen ontkent, zoals in dit geval, zal beoordeeld moeten worden of de verklaring van het slachtoffer steun vindt in ander bewijs dat niet van dezelfde bron afkomstig is. Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering moet namelijk - ook in zedenzaken - voor een bewezenverklaring zijn voldaan aan het zogeheten bewijsminimum. In zedenzaken kan een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaring van het slachtoffer voldoende wettig bewijs van het ten laste gelegde opleveren.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]
De rechtbank stelt voorop dat zij de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar acht. [slachtoffer] verklaart namelijk consistent, authentiek en gedetailleerd. Hij lijkt daarnaast het verwijt jegens verdachte niet te overdrijven op onderdelen waar dat wel mogelijk zou zijn. Voor wat betreft het likken op de buik door verdachte vindt de verklaring van [slachtoffer] tevens direct steun in het hiervoor opgenomen DNA-onderzoek. Gelet op de relatief grote hoeveelheid aangetroffen DNA van verdachte op de buik van [slachtoffer] , is het naar het oordeel van de rechtbank onwaarschijnlijk dat het DNA van verdachte via secundaire overdacht op de buik van [slachtoffer] terecht is gekomen. Voorts wordt de verklaring van [slachtoffer] ondersteund door de verklaring van aangeefster [naam 1] . Zij ziet immers dat [slachtoffer] direct na de confrontatie met verdachte erg overstuur is.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samen bezien, bewezen dat verdachte zich aan de ten laste gelegde handelingen heeft schuldig gemaakt. Het feit dat [slachtoffer] niet een correcte beschrijving van de kamer van verdachte zou hebben gegeven, doet hieraan niet af. [slachtoffer] verkeerde op dat moment in een panieksituatie, het is daarom goed mogelijk dat hij bepaalde omgevingskenmerken voor zichzelf heeft ingevuld. De overige door de raadsvrouw naar voren gebrachte omstandigheden leiden evenmin tot het oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] onbetrouwbaar is.
Ontuchtig
Verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde een volwassen man van 28 jaar en [slachtoffer] een jongen van 12 jaar. Gelet op het leeftijdsverschil en de aard van de handelingen was er sprake van ontuchtige handelingen in de zin van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht en had verdachte vol opzet op het plegen van die ontuchtige handelingen. De rechtbank acht daarom het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Hij op 16 januari 2022 te Hoogeveen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2009, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het kussen/zoenen van de wangen en buik van voornoemde [slachtoffer] en het tonen van zijn, verdachtes, geslachtsdeel aan voornoemde [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, gelet op de aard en de ernst van het feit en de proceshouding van verdachte, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals naar voren gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de door hem opgemaakt rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met het destijds 12-jarige slachtoffer, terwijl hij zelf op dat moment 28 jaar oud was. Verdachte heeft het slachtoffer in zijn kamer getrokken, waarna hij het slachtoffer op zijn wang en buik heeft gelikt en zijn geslachtsdeel heeft laten zien. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Bovendien vonden de handelingen plaats in het AZC waar het slachtoffer woonde, een plek waar hij zich veilig behoort te voelen. Verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens en zich niet bekommerd om de gevolgen die zijn handelen op het slachtoffer zou kunnen hebben. Blijkens de door het slachtoffer ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring heeft het feit een grote negatieve impact op zijn psychische gesteldheid en kampt hij nog dagelijks met de gevolgen. De rechtbank rekent dit feit verdachte daarom zwaar aan. Ook rekent de rechtbank verdachte aan dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelingen. De rechtbank acht de stelling van verdachte, dat het 12-jarige slachtoffer een belastende verklaring heeft afgelegd enkel vanwege het feit dat verdachte christen is, bijzonder kwalijk en verwerpelijk.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf in het voordeel van verdachte meegewogen dat verdachte een blanco strafblad heeft.
De reclassering heeft op 20 maart 2023 een advies opgesteld. Hieruit volgt onder meer dat mede vanwege de ontkennende proceshouding van verdachte, het ontbreken van gedegen reclasseringsonderzoek en het feit dat verdachte ten tijde van het opmaken van advies nog geen verblijfsvergunning had, de reclassering het opleggen justitiële voorwaarden op dit moment niet haalbaar acht.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Gelet op de aard van de bewezenverklaarde ontuchtige handelingen acht de rechtbank een taakstraf in combinatie met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf, passend. Verdachte heeft ter terechtzitting kenbaar gemaakt dat hij inmiddels een verblijfsvergunning heeft, hetgeen met zich meebrengt dat een taakstraf uitgevoerd kan worden. Voorts acht de rechtbank het van belang om een forse voorwaardelijke straf op te leggen als stok achter de deur.
Alles overwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 180 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis, en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] , vertegenwoordigd door zijn moeder, [naam 1] en bijgestaan door mr. J.A. van der Lem, heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 150,- ter vergoeding van materiële schade en € 1.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsvrouw betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, omdat verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft zij zich met betrekking tot de materiële schade op het standpunt gesteld dat niet is aangetoond dat de verhuizing waarvoor de vergoeding wordt gevraagd het gevolg is van het ten laste gelegde en dat deze kosten bovendien niet zijn onderbouwd. Voorts dient de gevorderde immateriële schade te worden gematigd, omdat de traumatische klachten van [slachtoffer] meerdere oorzaken kunnen hebben. [slachtoffer] heeft immers moeten vluchten uit [geboorteland] en hij kan daardoor eerdere traumatische ervaringen hebben opgedaan waaruit zijn psychische problematiek voortvloeit.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade, te weten de verhuiskosten, niet voor vergoeding in aanmerking komt, nu deze post niet is onderbouwd en de verdediging de gestelde schade betwist. De rechtbank zal daarom de gevorderde materiële schade afwijzen.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt dat [slachtoffer] kampt met gevoelens van angst, dat hij last heeft van slaapproblemen en herbelevingen en dat hij gepreoccupeerd is met het incident met verdachte. In classificerende zin is er sprake van een posttraumatische stressstoornis. Dat
[slachtoffer] mogelijk al traumaklachten had omdat hij moest vluchten uit [geboorteland], doet aan het bovenstaande niet af. Uit de stukken van de GZ-psycholoog en Triversum blijkt dat het bewezen verklaarde op zijn minst de psychische schade heeft verergerd. De benadeelde partij heeft daarom naar het oordeel van de rechtbank op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek recht op immateriële schadevergoeding.
De rechtbank zal het schadebedrag, gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek, vaststellen op € 1.000,-. De rechtbank heeft daarbij aangesloten bij letselcategorie 1 van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De rechtbank zal de vordering voor het overige deel afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] , vertegenwoordigd door [naam 3] en bijgestaan door mr. J.A. van der Lem, te betalen:
  • het bedrag van € 1.000 (zegge: duizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 januari 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil; - wijst de vordering voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] , vertegenwoordigd door [naam 1] , aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.000 (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, mr. H. van der Werff en mr. H. Hanssen - Telman, rechters, bijgestaan door mr. J.D. Zwaagstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 mei 2023.
Mr. R. Baluah is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.