ECLI:NL:RBNNE:2023:1741

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
23/1094
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard wegens niet betalen griffierecht

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 3 mei 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die de werkzaamheden aan de Grote Markt in Groningen wilde laten stoppen, kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekster het griffierecht van € 184,- niet tijdig heeft betaald, ondanks dat zij daartoe in de gelegenheid was gesteld. De griffier had op 9 maart 2023 een aangetekende brief verzonden waarin verzoekster werd geïnformeerd over de betalingstermijn. Verzoekster heeft op 11 maart 2023 de ontvangst van deze brief bevestigd, maar heeft het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan. Er is geen verontschuldiging voor het verzuim gegeven, waardoor de voorzieningenrechter geen andere keuze had dan het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/1094

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 mei 2023 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoekster

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht de werkzaamheden aan de Grote Markt (in de nabijheid van de plataan) in Groningen te doen stoppen. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
3. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. [1] In een zaak als deze is het griffierecht € 184,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3.1.
De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 9 maart 2023 verzoekster in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Op 11 maart 2023 is er door verzoekster getekend voor ontvangst van de aangetekende brief. Verzoekster heeft het griffierecht niet binnen de gestelde termijn betaald.
3.2.
Verzoekster heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

4. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.S. van den Berg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mw. D.S. Orlova, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.