ECLI:NL:RBNNE:2023:1735

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
18-071069-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens valsheid in geschrift met gevangenisstraf

Op 2 mei 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van valsheid in geschrift. De verdachte, geboren in 1969, werd bijgestaan door advocaat mr. I.J.K. van der Meer, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld. De zaak betrof valsheid in geschrift in de periode van 1 september 2019 tot en met 26 mei 2020, waarbij de verdachte verschillende documenten had vervalst om een financieringsfaciliteit te verkrijgen voor zijn bedrijf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het primair ten laste gelegde feit, dat hij in februari 2020 geschriften had vervalst die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen. De rechtbank achtte de gepleegde valsheid in geschrift een ernstig feit en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden op, conform de eis van de officier van justitie. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoon van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij, [bedrijf 4], werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er reeds een civiele procedure was gevoerd waarin schadevergoeding was toegewezen. De rechtbank heeft de artikelen 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht toegepast.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18.071069.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 2 mei 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 april 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. I.J.K. van der Meer, advocaat te Haarlem.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 september 2019 tot en met 26 mei
2020 te Emmen en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, een of meer geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen (in verband met een aanvraag en/of verkrijging van (een uitbreiding van) een financieringsfaciliteit), te weten:
a)-een (concept) jaarrekening 2019 van het bedrijf [bedrijf 1] , inhoudende (tevens) een toelichting op de balans (bijlage 6, document dossierpagina 173 e.v.), en/of
b)-een ‘overeenkomst van achtergestelde lening’, gedateerd op 10 september 2019 en/of groot 658.094 euro, tussen verdachte [verdachte] en het bedrijf [bedrijf 1] (bijlage 18, document dossierpagina 388), en/of
c)-(een kopie van) een bankafschrift, zogenaamd vanwege de [bedrijf 2] en/of gedateerd op 10 september 2019, inhoudende dat er een bedrag van 658.094 euro zou zijn overgemaakt van verdachtes privérekening naar de bankrekening van het bedrijf [bedrijf 1] (bijlage 16, document dossierpagina 386), en/of
d)-(een kopie van) een bankafschrift, zogenaamd vanwege de [bedrijf 3] , gedateerd 10 september 2019, inhoudende dat er een bedrag van 658.094 euro door het bedrijf [bedrijf 1] zou zijn ontvangen afkomstig van verdachtes bankrekening (bijlage 17, document dossierpagina 387),
valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers heeft verdachte valselijk op dat/die geschrift(en), ten aanzien van het geschrift sub a):
-aangegeven (op pagina’s 19 en/of 20 van dat document) dat er een onderhandse lening zou zijn van verdachte [verdachte] , groot 658.094 euro, aan dat bedrijf [bedrijf 1] en/of weggelaten/verzwegen, althans niet vermeld, dat er een of meer schuld(en) was/waren van dat bedrijf [bedrijf 1] aan kredietverstrekkende bedrijf/bedrijven (ter hoogte van (ongeveer) 658.094 euro), en/of ten aanzien van het geschrift sub b):
-die overeenkomst geheel vals/fictief opgemaakt, en/of ten aanzien van het/de geschrift(en) sub c) en/of d): -die bankafschrift(en) geheel vals/fictief opgemaakt
met het oogmerk om het (telkens) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 september 2019 tot en met 26 mei
2020 te Emmen en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalst geschrift, bestemd om te dienen tot bewijs van enig feit, als ware het echt en onvervalst, te weten:
a)-een (concept) jaarrekening 2019 van het bedrijf [bedrijf 1] , inhoudende (tevens) een toelichting op de balans (bijlage 6, document dossierpagina 173 e.v.), en/of
b)-een ‘overeenkomst van achtergestelde lening’, gedateerd op 10 september 2019 en/of groot 658.094 euro, tussen verdachte [verdachte] en het bedrijf [bedrijf 1] (bijlage 18, document dossierpagina 388), en/of
c)-(een kopie van) een bankafschrift, zogenaamd vanwege de [bedrijf 2] en/of gedateerd op 10 september 2019, inhoudende dat er een bedrag van 658.094 euro zou zijn overgemaakt van verdachtes privé-bankrekening naar de bankrekening van het bedrijf [bedrijf 1]
(bijlage 16, document dossierpagina 386), en/of
d)-(een kopie van) een bankafschrift, zogenaamd vanwege de [bedrijf 3] , gedateerd op 10 september 2019, inhoudende dat er een bedrag van 658.094 euro door het bedrijf [bedrijf 1] zou zijn ontvangen afkomstig van verdachtes privé-bankrekening (bijlage 17, document dossierpagina 387),
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op dat/die geschrift(en) (telkens) valselijk was vermeld en/of aangegeven,
ten aanzien van het geschrift sub a):
-(op pagina’s 19 en/of 20 van dat document) dat er een onderhandse lening zou zijn van verdachte [verdachte] , groot 658.094 euro, aan dat bedrijf [bedrijf 1] en/of dat was weggelaten, althans niet vermeld, dat er een of meer schuld(en) was/waren van dat bedrijf [bedrijf 1] aan kredietverstrekkende bedrijf/bedrijven (ter hoogte van (ongeveer) 658.094 euro), en/of
ten aanzien van het geschrift sub b):
-dat die overeenkomst geheel vals/fictief was, en/of ten aanzien van het/de geschrift(en) sub c) en/of d): -dat die bankafschrift(en) geheel vals/fictief was/waren,
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte dat/die geschrift(en) (telkens) aan het bedrijf [bedrijf 4] (ook handelende onder de naam [bedrijf 4] ) heeft doen/laten toekomen, in verband met een aanvraag en/of verkrijging van (een uitbreiding van) een financieringsfaciliteit,
dan wel opzettelijk zodanig(e) geschrift(en) heeft afgeleverd of voorhanden gehad,
terwijl verdachte wist of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat geschrift bestemd was voor zodanig gebruik.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de ten laste gelegde periode verkort dient te worden tot februari 2020. Verder heeft zij geen bewijsverweren gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 april 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland
d.d. 30 juni 2020, opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2020158990
d.d. 29 januari 2021, inhoudende de verklaring van [naam] namens [bedrijf 4] ;
3. een schriftelijk bescheid, te weten een jaarrekening 2019 van het bedrijf [bedrijf 1] , opgenomen oppagina 172 e.v. van voornoemd dossier;
4. een schriftelijk bescheid, te weten een overeenkomst van achtergestelde geldlening, opgenomenop pagina 388 e.v. van voornoemd dossier;
5. een schriftelijk bescheid, te weten een rekeningafschrift [bedrijf 2] , opgenomen op pagina 386 vanvoornoemd dossier;
6. Een schriftelijk bescheid, te weten een rekeningafschrift [bedrijf 3] , opgenomen op pagina 387 vanvoornoemd dossier.
De rechtbank zal de pleegperiode verkorten tot februari 2020, zoals is bepleit door de raadsvrouw, nu uit de bewijsmiddelen volgt dat het feit in die maand is gepleegd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in februari 2020 te Emmen, geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen (in verband met verkrijging van een financieringsfaciliteit), te weten:
a. a) een (concept) jaarrekening 2019 van het bedrijf [bedrijf 1] , inhoudende (tevens) een toelichting op de balans, en
een ‘overeenkomst van achtergestelde lening’, gedateerd op 10 september 2019 en groot 658.094euro, tussen verdachte [verdachte] en het bedrijf [bedrijf 1] , en
een bankafschrift, zogenaamd vanwege de [bedrijf 2] en gedateerd op 10 september 2019,inhoudende dat er een bedrag van 658.094 euro zou zijn overgemaakt van verdachtes privérekening naar de bankrekening van het bedrijf [bedrijf 1] , en
een bankafschrift, zogenaamd vanwege de [bedrijf 3] , gedateerd 10 september 2019, inhoudendedat er een bedrag van 658.094 euro door het bedrijf [bedrijf 1] zou zijn ontvangen afkomstig van verdachtes bankrekening,
valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers heeft verdachte valselijk op die geschriften, ten aanzien van het geschrift sub a):
-aangegeven (op pagina’s 19 en/of 20 van dat document) dat er een onderhandse lening zou zijn van verdachte [verdachte] , groot 658.094 euro, aan dat bedrijf [bedrijf 1] en weggelaten dat er schulden waren van dat bedrijf [bedrijf 1] aan kredietverstrekkende bedrijven (ter hoogte van 658.094 euro), en ten aanzien van het geschrift sub b): -die overeenkomst geheel vals opgemaakt, en ten aanzien van de geschriften sub c) en d): -die bankafschriften geheel vals opgemaakt
met het oogmerk om het telkens als echt en onvervalst te gebruiken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit voor het niet opleggen van een straf of maatregel (artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht), althans voor het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf. De raadsvrouw heeft daartoe onder meer aangevoerd dat verdachte privé een zware tijd heeft (gehad) en dat het voor de schuldeisers van verdachte cruciaal is dat verdachte blijft werken, zodat hij zijn schulden kan blijven afbetalen. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Tot slot heeft de raadsvrouw betoogd dat de redelijke termijn is overschreden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift, door in het kader van de verkrijging van een financieringsfaciliteit ten behoeve van zijn bedrijf [bedrijf 1] , stukken te vervalsen en valselijk op te maken. Verdachte heeft de jaarrekening over 2019 vervalst, door verschillende leningen weg te laten en te vervangen door een (niet-bestaande) achtergestelde onderhandse lening van hemzelf aan [bedrijf 1] . Toen de financierende partij hiervan om nadere onderbouwing vroeg, heeft verdachte deze leugen kracht bijgezet door de overeenkomst tussen [bedrijf 1] en zichzelf in privé alsmede twee bankafschriften valselijk op te maken. Deze stukken heeft verdachte vervolgens naar de financierende partij gestuurd. Hierdoor heeft verdachte een rooskleuriger en onjuist beeld geschetst van de financiële positie van het bedrijf en is de financieringsfaciliteit opgehoogd van € 350.000 naar
€ 750.000. Hoewel verdachte steeds heeft gesteld dat het bedrijf [bedrijf 1] er op het moment van de financieringsaanvraag financieel goed voor stond, is kort daarna het faillissement uitgesproken van het bedrijf. De financierende partij heeft hierdoor aanzienlijke schade geleden.
De rechtbank acht de gepleegde valsheid in geschrift een ernstig feit dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Verdachte heeft de financierende partij meerdere malen doelbewust misleid. Nadat hij de vervalste jaarrekening had opgemaakt, heeft hij op een later moment ervoor gekozen om nadere stukken valselijk op te maken. Verdachte heeft op meerdere momenten kunnen kiezen om de waarheid op te biechten of, in ieder geval, niet verder te gaan met de vervalsingen, maar hij is blijven volharden in de misleiding. Dat verdachte in een fuik is gezwommen waar hij niet meer uit kwam, zoals hij zelf heeft verklaard ter terechtzitting, doet naar het oordeel van de rechtbank daarom ook onvoldoende recht aan de feiten.
Bij het bepalen van de straf neemt de rechtbank ook de oriëntatiepunten van het LOVS in aanmerking. Bij een schadebedrag tussen de € 250.000 en € 500.000 geldt als uitgangspunt oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 tot 18 maanden.
Voorts houdt de rechtbank rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte is op 11 juli 2022 veroordeeld wegens belastingfraude en valsheid in geschrift tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Indien er gelijktijdig een straf zou worden opgelegd in beide zaken, zou de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden achten. In deze zaak zal de rechtbank daarom een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden opleggen, conform de eis van de officier van justitie.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen, gelet op de ernst van het feit en mede gelet op het feit dat de reclassering het recidiverisico als laag heeft ingeschat. Hoewel de reclassering een (deels) voorwaardelijk strafdeel heeft geadviseerd met als voorwaarden de meldplicht en een ambulante behandeling, is verdachte ook in staat en bereid gebleken om in een vrijwillig kader passende hulp te zoeken.
Van overschrijding van de redelijke termijn is geen sprake, nu de termijn naar het oordeel van de rechtbank is aangevangen op het moment van dagvaarding van verdachte en niet op het moment dat verdachte is gehoord door de politie, zoals de raadsvrouw heeft aangevoerd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Benadeelde partij

[bedrijf 4] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt:
  • € 700.194,04 (materiële schade)
  • € 5.328,68 (buitengerechtelijke kosten inclusief wettelijke rente)
  • € 8.369,16 (beslagkosten)
  • € 10.743,27 (proceskosten) - € 248,00 (nakosten)
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij nietontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Oordeel van de rechtbank
Ter terechtzitting is gebleken dat er reeds vonnis is gewezen in een civiele procedure, waarin een schadevergoeding is toegewezen. De rechtbank zal [bedrijf 4] reeds daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.

Verklaart de vordering van [bedrijf 4] niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat [bedrijf 4] en verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Janssen, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. H. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 mei 2023.