De rechtbank heeft onder meer kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van 20 januari 2022, alsmede het geïntegreerd aanvullend psychologisch en psychiatrisch onderzoek van 28 november 2022, beide opgemaakt door M.H. Keppel en G.C.G.M. Broekman, voornoemd. Tevens heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 11 augustus 2022, opgemaakt door [naam] (reclasseringswerker), alsmede meest recente voortgangsverslagen van Tactus verslavingszorg en de zogenoemde Youturn rapportages.
De PJ-rapportage d.d. 20 januari 2022, opgemaakt door (kinder- en jeugd)psychiater Broekman en GZ- en kinder- en jeugdpsycholoog Keppel.
Beide deskundigen concluderen dat bij veroordeelde sprake is van een ernstig ziektebeeld en een zeer beperkt ziekte-inzicht, wegloopgedrag, zeer beperkte leer- en begeleidbaarheid, weerstand tegen behandeling en weigering om zich aan voorwaarden als een middelenverbod te houden. De deskundigen beschrijven dat van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een matige tot ernstige verstandelijke beperking en ziekelijke stoornis in de vorm van schizofrenie, een ernstige stoornis in cannabisgebruik met onderliggende hechtingsproblematiek en traumatisering sprake is. Intensieve behandeling, externe structuur in een prikkelarme omgeving, begeleiding en toezicht zijn noodzakelijk om veroordeelde stabiel te houden en daarmee het recidiverisico op een aanvaardbaar niveau te houden. Er werd ten tijde van het onderzoek geen ernstig maatschappelijk gevaar gezien, omdat veroordeelde in de voorafgaande zes jaren nauwelijks agressie had laten zien. De psycholoog schat het risico op herhaling van een soortgelijk delict als het indexdelict in als laag. Op basis van de risicoanalyse wordt het risico op gewelddadige recidive bij het wegvallen van het huidige gedwongen kader door de psycholoog als matig-hoog ingeschat, waarbij het risico vooral verhoogt bij psychotische ontregeling, als gevolg van overvraging en/of middelengebruik. De psychiater schat het risico op herhaling van een soortgelijk delict als het indexdelict in als matig bij het uitblijven van begeleiding en psychiatrische behandeling en matig tot laag bij behandeling. In bredere zin wordt het risico van toekomstig geweld door de psychiater op laag geschat zolang veroordeelde behandeling en begeleiding in een gestructureerde en beschermde omgeving heeft, zijn medicatie inneemt en abstinent blijft van middelen. Het geweldsrisico is laag tot matig wanneer voornoemde voorwaarden zouden wegvallen. Gelet op het laag tot matig recidiverisico is omzetting van de PIJmaatregel naar een maatregel tbs met dwangverpleging volgens de deskundigen in het geval van veroordeelde te zwaar en te ingrijpend. Het beperken dan wel voorkomen van psychotische ontregeling die het recidivegevaar zou verhogen, hoeft naar conclusie van de deskundigen niet noodzakelijk in het kader van een tbs-maatregel plaats te vinden. De deskundigen adviseren om het benodigde kader vorm te geven in een zorgmachtiging op grond van de Wvggz.
Het geïntegreerd aanvullend psychologisch en psychiatrisch rapport van 28 november 2022, opgemaakt door psychiater Broekman en psycholoog Keppel
De deskundigen concluderen dat er nog altijd sprake is van een ernstig ziektebeeld en diagnoses, zoals die ook in hun rapportage van 20 januari 2022 werden beschreven. Echter, de deskundigen constateren in hun rapporten van 28 november 2022 dat het psychiatrisch toestandsbeeld van veroordeelde ernstig is verslechterd en dat veroordeelde de grip op de realiteit is verloren. In maart 2022 leek het iets beter te gaan, maar in april 2022 heeft er een incident plaatsgevonden. Veroordeelde zou een medewerker van de [instelling 2] bij de keel hebben gegrepen en hebben mishandeld. Veroordeelde zit in die periode in een psychotische toestand. Op 13 juli 2022 zou betrokkene een begeleider van [instelling 3] hebben mishandeld. Gelet op deze ontwikkelingen (de ernstige verslechtering van het psychiatrisch beeld én de agressieve incidenten), wordt het recidiverisico door de deskundigen bijgesteld naar hoog. Daarbij wordt opgemerkt dat zodra veroordeelde meer vrijheden krijgt, hij terugvalt in excessief drugsgebruik waarna hij psychotisch ontregelt. Hierdoor is een hoog beveiligingsniveau (FPK of FPC) noodzakelijk om dit risico te kunnen verlagen dan wel managen. De ontwikkelingen in 2022 tonen dat sprake is van een ernstig maatschappelijk gevaar wanneer betrokkene in een vrijere omgeving verblijft. Eerder werd de omzetting naar een tbs als te zwaar en te ingrijpend ervaren, maar inmiddels zien de deskundigen de omzetting als enige mogelijke optie. Behandeling van veroordeelde in het kader van een tbs is noodzakelijk om hem adequaat te kunnen behandelen voor zijn problematiek en om de maatschappij langdurig te kunnen beschermen. Enkel in dit kader kan het recidiverisico op een acceptabel niveau worden gebracht. Een zorgmachtiging (op grond van de WVGGZ) of een rechterlijke machtiging (op grond van de Wet Zorg en Dwang) worden niet langer toereikend geacht.
Toelichting ter zitting
Ter zitting hebben psychiater Broekman en psycholoog Keppel hun rapportages toegelicht alsmede de vragen van de rechtbank en de op voorhand op schrift gestelde vragen van de raadsvrouw beantwoord.
Beide deskundigen geven aan op zorgvuldige wijze tot een inhoudelijk advies te hebben kunnen komen. De deskundigen hebben onafhankelijk van elkaar 20 minuten met veroordeelde kunnen spreken. Vervolgens hebben zij de uitslag van het onderzoek op verschillende momenten met veroordeelde besproken.
Beide deskundigen hebben ter zitting bevestigd dat zij de duur van het onderzoek voldoende achten om te kunnen komen tot hun conclusies en adviezen. Hierbij is gewezen op het feit dat het geïntegreerde advies mede gestoeld is op het onderzoek dat aanleiding is geweest voor de rapportages van januari 2022, alsmede is opgesteld op basis van de observatiegegevens van de afdeling waar veroordeelde op dit moment verblijft. Daarnaast hebben de deskundigen toegelicht dat de toestand waarin veroordeelde zich op het moment van de gesprekken bevond zodanig was, dat een langer durend gesprek geen zin had, omdat er vrijwel geen contact met hem mogelijk was.
De deskundigen geven aan dat de schizofrene ontwikkeling bij veroordeelde ernstig is verslechterd. Dit is zodanig geweest dat er gedurende langere periode nauwelijks contact is geweest. Het ontbreken van een geschikte plek voor veroordeelde heeft hieraan bijgedragen. Bij [instelling 4] in Zwolle heeft veroordeelde zijn medicatie niet consequent ingenomen en is hij teruggevallen in cannabisgebruik. Het recidiverisico wordt verhoogd door gebruik van cannabis en veroordeelde kan en wil niet stoppen met het gebruik hiervan. De psychische toestand van veroordeelde is achteruitgegaan in die zin dat er nauwelijks contact met hem kan worden gemaakt.
Na terugplaatsing in [instelling 1] is veroordeelde meer gestabiliseerd. Daar zijn weinig prikkels. Veroordeelde zit veel op zijn kamer. De deskundigen geven aan dat de psychische gesteldheid van veroordeelde kan stabiliseren, maar niet zal verbeteren. De schizofrene ontwikkeling bij veroordeelde is harder gegaan in de laatste periode, zowel in cognitief, sociaal en als in emotioneel functioneren. Veroordeelde heeft een langdurige behandeling nodig. Een behandeling op civiele titel kent te weinig waarborgen voor de veiligheid, waardoor een forensisch kader noodzakelijk wordt geacht.
Het reclasseringsrapport van 1 februari 2023, opgemaakt door [naam] , reclasseringswerker
Het recidiverisico, meer specifiek tevens het risico op geweld, wordt door de reclassering als hoog ingeschat. Gelet op de complexe psychopathologie van veroordeelde kan er geen passende vervolgplek worden gevonden. De reclassering ziet geen mogelijkheden meer om veroordeelde te begeleiden en een vervolg te geven aan de voorwaardelijk beëindigde PIJ-maatregel.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij haar vordering. Haar standpunt heeft zij nader onderbouwd en ter zitting uitvoerig gemotiveerd. Zij heeft aangevoerd dat uit alle beschikbare informatie voldoende concrete en duidelijke aanwijzingen volgen waaruit genoegzaam blijkt dat van betrokkene daadwerkelijk een zodanig groot gevaar uitgaat dat deze de omzetting van de PIJmaatregel naar een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege
rechtvaardigen. Dit gevaar heeft zich reeds verwezenlijkt door twee geweldsincidenten waarbij in een geval veroordeelde binnen de instelling een medewerker heeft geprobeerd te steken met een tandenborstel, een handeling die lijkt op het indexdelict.
Gelet op het hoge recidiverisico, wordt behandeling in het kader van een zorgmachtiging als niet passend en ontoereikend gezien.
Het standpunt van veroordeelde en zijn raadsvrouw
De raadsvrouw heeft ter zitting uitvoerig betoogd dat primair de vordering dient te worden afgewezen. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Vanwege lange wachtlijsten kon veroordeelde niet geplaatst worden bij de instelling die het meest passend was gelet op zijn problematiek. De maximale inspanning van de Staat die is vereist, lijkt daarmee niet te zijn geleverd. Na de eerste terugplaatsing bij [instelling 4] in Zwolle werd veroordeelde overgeplaatst naar [instelling 3] , waar zich vervolgens een incident voordeed. De deskundigen hebben verklaard dat een verslechtering van het psychiatrisch toestandsbeeld mede is veroorzaakt door het gebrek aan een goede zorgplek. Uit de PJ-rapportage van 20 januari 2022 bleek dat in de afgelopen zes jaren veroordeelde nauwelijks agressie heeft laten zien. Toen werd een minder zware maatregel geadviseerd, namelijk dat veroordeelde diende te worden geplaatst in een FPK in het kader van een zorgmachtiging. De raadsvrouw meent dat vervolgens onvoldoende is onderzocht of veroordeelde in het kader van een zorgmachtiging kan worden geplaatst. Het advies van 28 november 2022 is tot stand gekomen op basis van twee korte gesprekken. Bovendien zijn hierin onvoldoende concrete duidelijke en genoegzame aanwijzingen gegeven dat van veroordeelde daadwerkelijk een zodanig groot gevaar uitgaat dat dit de omzetting van de PIJ-maatregel in een tbsmaatregel rechtvaardigt.
Subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht het onderzoek te schorsen en veroordeelde te laten observeren door twee deskundigen. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat psychiater Broekman en psycholoog Keppel veroordeelde voor maximaal twintig minuten hebben gezien voor hun laatste rapportage. Bovendien is de omzetting van de PIJ-maatregel in een tbs-maatregel een ultimum remedium en dient er een terughoudendheid in acht te worden genomen om onderhavige vordering toe te wijzen. .
Het oordeel van de rechtbank
Na sluiting van het onderzoek ter zitting is tijdens de beraadslaging in raadkamer gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest, zodat het onderzoek moet worden heropend. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de PIJ-maatregel is verlengd tot de maximale duur van zeven jaren (artikel
6:6:33, tweede lid, Sv). Ten tijde van de beslissing van de rechtbank is er sprake van een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. Gelet op artikel 6:6:33, vierde lid, onder b, Sv is omzetting van de PIJ-maatregel dan mogelijk. De vordering van de officier van justitie is derhalve op juiste wijze ingediend.
Veroordeelde is veroordeeld voor een strafbaar feit waarvoor de maatregel van terbeschikkingstelling kan worden opgelegd, namelijk poging tot zware mishandeling en mishandeling. Blijkens artikel 302 Sr is hierop een gevangenisstraf gesteld van ten hoogste acht jaren. De strafbare feiten zijn beiden gepleegd na 1 april 2014, de datum waarop de mogelijkheid tot omzetting in de wet is opgenomen.
De rechtbank beschikt over een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die de jeugdige hebben onderzocht (artikel 6:6:33, tweede lid Sv jo. art. 37a, derde lid, Sr). Dit is het geïntegreerd advies van 28 november 2022 dat is opgemaakt door M.H. Keppel (GZ- en kinder- en jeugdpsycholoog) en G.C.G.M. Broekman (psychiater alsook kinder- en jeugdpsychiater), als aanvulling op hun adviezen van 20 januari 2022.
De rechtbank stelt vast dat nu veroordeelde vast zit in het kader van een terugplaatsing ten tijde van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel geen recente wettelijke aantekeningen voorhanden zijn. Ook de reclassering kan in dit kader slechts verslag doen van de periode voorafgaande aan de tweede terugplaatsing per 1 augustus 2022. De laatste verslagen van de inrichting dateren van november 2019. Gelet op het verhandelde ter zitting zijn er blijkbaar recentere rapportages betreffende veroordeelde vanuit de jeugdinrichting. In het digitale systeem van de rechtbank ontbreken deze, terwijl navraag bij het parket van de officier van justitie voorafgaand aan de zitting hierover geen duidelijkheid heeft verschaft. Op grond van de hiernavolgende overwegingen komt de rechtbank tot heropening van de behandeling van de zaak om inhoudelijke redenen. Zij zal de officier van justitie in de gelegenheid stellen de ontbrekende rapportages vanuit de [instelling 2] aan het procesdossier toe te voegen.
Met betrekking tot de noodzaak van de omzetting overweegt de rechtbank als volgt.
Vooropgesteld dient te worden dat omzetting van een PIJ-maatregel in een maatregel tot tbs met dwangverpleging slechts in uitzonderlijke gevallen mogelijk is. Daar waar de beveiliging van de samenleving dat vereist in het licht van zeer ernstige psychische problematiek van een veroordeelde die leidt tot een zodanig hoog risico op ernstige geweldsdelicten dat gesteld kan worden dat bij de invrijheidsstelling onvermijdelijk recidive zal volgen.
Bij de vaststelling van het recidiverisico dient naast de hoogte van het risico tevens te worden gekeken naar de aard van het te verwachten gevaar, de omstandigheden waaronder en de termijn waarop dit gevaar zich zal verwezenlijken.
Daaraan voorafgaand dient te zijn vastgesteld dat een bestaande stoornis van zodanige aard of zwaarte moet zijn dat deze vrijheidsbeneming rechtvaardigt.
In deze zaak zijn de deskundigen in hun rapportages van 20 januari 2022 tot de conclusie gekomen dat het recidiverisico als matig tot laag moet worden ingeschat. Zij adviseerden toen de PIJ-maatregel niet om te zetten. In hun rapportage van 28 november 2022 komen zij wel tot het advies de PIJmaatregel om te zetten in een tbs-maatregel. Het recidiverisico wordt nu hoog ingeschat.
Tot dit gewijzigde advies komen beide deskundigen nadat zij veroordeelde -ieder afzonderlijk- twintig minuten hebben gesproken. Het advies is vervolgens in een zogenoemd ‘geïntegreerde rapportage’ met het rapport van 20 januari 2022 aan de rechtbank gepresenteerd. In het laatstgenoemde rapport luidden echter de voor de door de rechtbank aan te leggen toets met name relevante bevindingen, anders dan in het rapport van november 2022. Daarnaast dateert het rapport van januari 2022 inmiddels van meer dan een jaar geleden.
Gelet op de zeer zware eisen die worden gesteld aan de aan te leggen toets op grond waarvan kan worden gekomen tot een omzetting van een PIJ-maatregel in een TBS-maatregel, acht de rechtbank zich gelet de wijze waarop het huidige onderzoek is verricht en de gewijzigde adviezen van de deskundigen zijn onderbouwd, onvoldoende voorgelicht. De rechtbank wil met name nader worden voorgelicht ten aanzien van de vraag naar de hoogte van het recidiverisico, alsook naar de aard van het gevaar waarvoor moet worden gevreesd en de omstandigheden waaronder en de termijn waarop dit gevaar zich naar verwachting zal verwezenlijken.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat veroordeelde wordt onderzocht door middel van een observatie in het Pieter Baan Centrum te Almere, alvorens zij overgaat tot het nemen van een beslissing over de onderliggende vordering.