ECLI:NL:RBNNE:2023:1710

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
18/950062-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van oplichting en poging tot afpersing met rekening houdend met overschrijding van de redelijke termijn

Op 25 april 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1996, die werd beschuldigd van het medeplegen van oplichting en poging tot afpersing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 dagen en een taakstraf van 140 uren. De zaak betreft meerdere feiten van oplichting waarbij de verdachte zich voordeed als verschillende personen en slachtoffers onder valse voorwendselen geld heeft afhandig gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak met 16 maanden is overschreden, wat heeft geleid tot een matiging van de straf. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot afpersing van twee slachtoffers, omdat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten. De rechtbank oordeelde dat de oplichting van twee andere slachtoffers wel wettig en overtuigend bewezen was, en dat de verdachte samen met een medeverdachte handelde. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 2.121,- aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/950062-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 april 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 maart 2023 (inhoudelijke behandeling) en 25 april 2023 (sluiting van het onderzoek).
Verdachte is ter terechtzitting van 28 maart 2023 niet in persoon verschenen. Wel is verschenen mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd. Het openbaar ministerie is vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
verdachte in of omstreeks de periode van 17 oktober 2018 tot en met 20 oktober 2018 te
Bovensmilde, gemeente Midden-Drenthe, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechterlijk te bevoordelen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of (een van) verdachtes mededaders die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , meermalen telefonisch dreigend heeft toegevoegd "Wij willen geld zien en anders schieten wij een kogel door je (mans) kop", althans woorden van gelijke strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
verdachte in of omstreeks de periode van 19 december 2017 tot en met 5 juni 2018 te Assen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/ hebben bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het afgeven van een hoeveelheid of hoeveelheden geld, althans (een) geld(bedrag), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
  • onder een of meerdere valse namen ( [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en/of [naam 5] ) viaeen datingsite en/of ( vervolgens) telefonisch (onder andere via Whatsapp) contact gezocht met die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] , en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] heeft/hebben verleid tot, dan wel heeft/hebben verzochtom, het versturen van seksueel getinte berichten en/of afbeeldingen, en/of vervolgens
  • die [slachtoffer 4] heeft/hebben bewogen om geld (al dan niet in het kader van een lening) over temaken door een verhaal op te houden over achterstallige huur en/of het aflossen van een schuld voor
[naam 4] en/of dat zij anders de prostitutie is moest om geld te verdienen;
3.
verdachte in of omstreeks de periode van 1 april 2018 tot en met 18 juli 2018 te Assen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
- het afgeven van een hoeveelheid of hoeveelheden geld, althans (een) bedrag), in elk geval van eniggoed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn/haar mededader(s):
  • onder een of meerdere valse namen ( [naam 4] en/of [naam 6] ) telefonisch (onder andere viaWhatsapp) contact gezocht met die [slachtoffer 5] en/of fysiek met die [slachtoffer 5] (af)gesproken, en/of
  • die [slachtoffer 5] bewogen om geld over te maken (al dan niet in de vorm van een lening) door eenverhaal op te houden over (geld)problemen van die [naam 4] en/of het aflossen van een schuld voor die [naam 4] en/of hulp bij woonruimte;
4.
verdachte in of omstreeks de periode van 19 augustus 2018 tot en met 20 augustus 2018, te Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim, [slachtoffer 6] , heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid of hoeveelheden geld, althans (een) geld(bedrag), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
  • onder een of meerdere een valse naam/namen via een seksadvertentie en/of via Whatsapp contactgezocht/gemaakt met die [slachtoffer 6] , en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer 6] heeft/hebben verleid tot het maken van een seksafspraak, en/of vervolgens
  • heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders gedreigd die afspraak bekend te maken bij zijnvriendin,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 ten laste gelegde poging tot afpersing van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Hij heeft daartoe aangevoerd dat de combinatie van het telefoonnummer dat is gebruikt en dat tot verdachte te herleidenis, de voorgeschiedenis met [slachtoffer 1] en het herkennen van de stem van verdachte door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , daarbij de doorslag geeft.
Voorts heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd voor het onder respectievelijk 2 en 3 ten laste gelegde medeplegen van oplichting van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] .
Daarnaast heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd voor de onder 4 ten laste gelegde poging tot afdreiging van [slachtoffer 6] . De officier van justitie acht gelet op de aard van de zaak, die soortgelijk is aan andere zaken in diezelfde periode in het leven van verdachte, en het gebruikte telefoonnummer wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze poging tot afdreiging heeft gepleegd.
De officier van justitie heeft (partiële) vrijspraak gevorderd van het onder 2 ten laste gelegde, te weten (medeplegen van) oplichting van [slachtoffer 3] .
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. Zij heeft daartoe aangevoerd dat geen van de in het dossier opgenomen bewijsmiddelen tot de slotsom leiden dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de feiten heeft begaan.
Oordeel van de rechtbank
(Partiele) vrijspraak
De rechtbank acht de onder 1 ten laste gelegde poging tot afpersing van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe dat, hoewel aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] diverse keren zijn gehoord en zij er in toenemende mate van overtuigd zijn geraakt dat het verdachte moet zijn geweest die achter de poging tot afpersing zat, ondersteunend bewijsmateriaal ontbreekt. Verdachte ontkent dat hij betrokken is. Aangever [slachtoffer 1] is door verschillende telefoonnummers gebeld. Op 18 oktober 2018 is er tweemaal gebeld met een telefoonnummer dat op naam staat van de vader van medeverdachte [medeverdachte 1] . Het telefoonnummer is aan een opkoper in augustus 2018 doorgegeven als zijnde van verdachte. Nog los van het feit dat hiermee niet vaststaat dat het verdachte is geweest die heeft gebeld, is ook onbekend of toen de ten laste gelegde dreigementen zijn geuit.
Hoewel er bandopnames zijn gemaakt van de bedreiging door de politie, ontbreekt er een procesverbaal van stemherkenning door de politie. Aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] herkennen de stem van verdachte in eerste instantie niet. De latere herkenning door aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , aan de hand van de manier van praten en de zinsopbouw, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Ook het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van oplichting van [slachtoffer 3] acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan eveneens (partieel) zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat [slachtoffer 3] zelf niet is gehoord en hij ook geen aangifte heeft gedaan. Hoewel uit bankafschriften is op te maken dat [slachtoffer 3] begin 2018 twee geldbedragen (van in totaal € 9.800,-) naar de bankrekening van de dochter van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft overgemaakt en uit de informatie die [slachtoffer 3] aan de ex-vriendin van verdachte heeft verstrekt, mogelijkerwijs volgt dat zich onoorbare zaken hebben voorgedaan, is uit de inhoud van het strafdossier niet gebleken dat sprake is geweest van het toepassen van de ten laste gelegde oplichtingsmiddelen teneinde [slachtoffer 3] te bewegen tot het betalen van deze geldbedragen.
De rechtbank acht de onder 4 ten laste gelegde poging tot afdreiging van [slachtoffer 6] . evenmin wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte ook hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat het enkele feit dat verdachte aan een opkoper kort na de gepleegde poging tot afdreiging het bij dit feit gebruikte telefoonnummer opgeeft als zijnde zijn telefoonnummer, onvoldoende is om te kunnen vaststellen dat verdachte daadwerkelijk ook over dit telefoonnummer beschikte op het moment van de gepleegde poging tot afdreiging, dan wel dat hij de betreffende seksadvertentie heeft geplaatst en hij diegene is geweest die de betreffende bedreigingen heeft geuit.
Feit 2
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van oplichting van [slachtoffer 4] wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige met bijlagen d.d. 5 juni 2018, opgenomen op pagina 26 e.v. van BIJLAGE 1. Zaak 3. NN3RCC18006-LITBRA (gevoegd als bijlage bij voornoemd dossier SILTSTEEN), inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4] :
Ik heb die mevrouw via de website Rich meet Beautiful leren kennen. Ik leerde haar kennen via de app en we maakten een afspraak. Ik ben bij haar thuis geweest. Dat was in de [adres] te Assen. Ze vertelde dat ze in de problemen zat en dat ze 1800 euro geleend had van haar ex vriend. Hij had ook op dat adres gewoond en heeft het hele huis verbouwd. De verkering ging ook uit. Ze zei dat het om een bedrag van 10 duizend euro of meer ging. Ze heette [naam 4] . Daarna hebben we mailverkeer gehad of ik haar geld wilde lenen, zodat ze bij de andere jongen rust had. Ik maakte toen een akte van lening. Ze tekende de overeenkomst in de auto en we reden naar de bank. Ik kreeg er maar 650 euro uit. De afspraak was 1800 euro. Ik wilde het geven wanneer ik het compleet had. Toen meldde ze dat ze nog meer dan 1800 euro schuld had. Ze vertelde me dat ze nog 4300 euro schuld had.
Ik sprak af dat ik haar 800 euro zou geven, dat heb ik ook gedaan. De dagen daarna had ik nog contact met die jongen. Hij belde me ook een keer. [naam 4] zei ook dat die jongen met mij in de weedhandel wilde. Ik bedoel met die jongen [naam 5] . Wanneer ik contact met hem had dan heb ik contact via het telefoonnummer van [naam 4] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen over verkregen informatievan getuige [slachtoffer 4] met bijlagen d.d. 14 juni 2018, opgenomen op pagina 33 e.v. van BIJLAGE 1. Zaak 3. NN3RCC18006-LITBRA (gevoegd als bijlage bij voornoemd dossier SILTSTEEN), inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
[slachtoffer 4] stuurde mij, verbalisant [verbalisant 1] , app verkeer tussen hem en [naam 4] , foto's en andere informatie, welke ik hierna heb weergegeven:
-Een "Overeenkomst Geldlening" tussen [naam 4] en [naam 5] . Deze overeenkomst is door genoemde personen ondertekend. [naam 4] heeft € 1800 geleend van [naam 5] en zij moest dit binnen 4 maanden terug betalen voor 31-03-2018.
Deze overeenkomst heeft [slachtoffer 4] ontvangen van [naam 4] ;
-Een vijftal foto's van de site "richmeetbeautiful.com. In de advertentie staat vermeld
" [naam 4] ", 25, Assen, Nederland, 120 km weg, Single vrouw zoekt man, chat met mij, stuur me een geschenk. Ook heeft [slachtoffer 4] foto's gezonden met op schrift staande berichten tussen hem en [naam 4] .
-App verkeer tussen [naam 4] en [slachtoffer 4] , beginnende op 21 april 2018 t/m 13 mei 2018, pagina 42 e.v.:
21-04-18 21:26:53: [naam 4] : ik moet een schuld betalen van 1100 die jonge staat in mijn huis [21-04-18 21:27:12: [naam 4] : En ik moet achter de ramen
[21-04-18 21:27:16] [naam 4] : hoor ik
[21-04-18 21:27:29] [naam 4] : als ik hem niet betaal
[21-04-18 21:32:04] [naam 4] : maar jij kan niet voorschieten
[21-04-18 21:34:05] [naam 4] : reageer ff dan kan ik zeggen dat ik dat geld heb en kan je komen [21:04:-18 22:49:19] [naam 4] : schat kan jij 500 voorschieten
(..)
[29-04-18 20:59: 33] [naam 4] : het is geen feest zit diep in de shit hoor
[29-04-18 21:47:36] [slachtoffer 4] : ik wil graag die papieren zien van die schuld
[29-04-18 22:32:16] [naam 4] : Kan niks op mn bank ontvangen
[29-04-18 22:32:18] [naam 4] : lieverd
[29-04-18 22:33:27] [naam 4] : dus als je me wilt helpen zoals je zegt neem het geld mee
(..)
[30-04-18 21:32:57] [slachtoffer 4] : is de overeenkomst goed
(..)
[01-05-2018 00:44:48] [naam 4] : je had toch 650 gepint
[01-05-18 00:56:23] [naam 4] : Heey schat ik wil je graag leren kennen maar ik heb gelogen tegen je die jonge krijg wel 4300 van me maar -ik had hem beloofd om 1800 te geven maar hij wilt dat ik achter de raam ga en ik ben zo wanhoopig dat ik jou dit met durfte te vertellen en ik voel ook iets bij jou wil niet liegen of gek over komen of dat je er later achter komt maar sorry echt waar
[01-05-18 01:03:10] [naam 4] : Maar er is heel wat anders ik moet 4300 hebben echt nogmaals sorry sorry sorry
[01-05-18 02:23:32] [slachtoffer 4] : Ja heb je een kopie legitimatie of is [naam 4] niet jouw naam?
- App verkeer tussen [naam 4] en [slachtoffer 4] , beginnende op 30 april 2018 t/m 14 mei 2018, pagina 58 e.v.:
[30-04-18 12:45:56] [slachtoffer 4] : Ik wil je helpen met een lening 1800 euro en 100 euro per maand betalen staat los van het daten en wil wel dat je ook betaald want ik heb nog veel kosten komende weken
[30-04-18 12:48:56] [naam 4] : Echt dankjewel je bent echt een goeie vent echt
[30-04-18 12:49:27] [slachtoffer 4] : En als voorwaarde dat je dingen van te voren bespreekt met mij financieel zodat je niet weer in de problemen komt
[30-04-18 12:49:28] [naam 4] : Voor mij ook een teken dat je je aan je woord houdt
[30-04-18 13:11:13] [naam 4] : [rekeningnummer]
[30-04-18 13:11:23] [naam 4] : Bedoel mijn rekening nummer
[30-04-18 13:11:29] [slachtoffer 4] : Ik wil dat je eerst ook kontrakt tekent voordat ik overmaak
[30-04-18 17:40:06] [naam 4] : je kan als je komt hier ook het Geld meenemen Dan betaal ik hem gelijk En teken -ik en haal je me donderdag op
[30-04-18 17:51:50] [slachtoffer 4] : Goed idee maar maak het geld over bij jou heb je internet daar
[30-04-18 17:52:25] [naam 4] : Je kan toch het geld pinnen
[30-04-18 17:52:31] [naam 4] : Is toch zelfde
[30-04-18 17:52:39] [slachtoffer 4] : Als jij het overmaakt heb je ook een betalingsbewijs naar hem toe is even slimmer ok
30-04-18 18:00:41: We weten dat het om 1800 Gaat Dus jah heb liever dat je het pin
130-04-18 18:00:48] [slachtoffer 4] : Ik maak het over dan kun je het morgen zelf pinnen oké dan moet je dat zelf weten
(..)
[13-05-18 16:26:21] [naam 4] : Zei moet mij betalen vriend
[13-05-18 16:26:24] [slachtoffer 4] : Hoef ik met daar naar toe te gaan om haar te helpen
[13-05-18 16:26:48] [naam 4] : Luister jouw hulp is m'ks
[13-05-18 16:27:01] [naam 4] : Krijg nog 1000 van [naam 4]
[13-05-18 16:27:09] [naam 4] : Dus je hebt haar niet geholpen
[13-05-18 16:27:46] [slachtoffer 4] : Als je een vent bent dan laat je dat zo en neem op je dan ben je een heer en neem je die schuld zelf op je
[13-05-18 16:28:12] [naam 4] : Ga jij dan Investeren met mij
[13-05-18 16:28:35] [naam 4] : Goeie wiethok
[13-05-18 16:28:56] [naam 4] : 120 lampen seo 2
[13-05-18 16:29:02]: [slachtoffer 4] : Hoe heet jij?
[13-05-18 16:29:27]: [naam 4] : Hoezo vriend [13-05-18 16:29:54]; [naam 4] : [naam 5] jij?
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 december 2019, opgenomen op pagina 89 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
[verdachte] deed zich voor als [naam 4] , en dat was ik dus.
Bewijsoverwegingen
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer 4] is opgelicht.
Dat [slachtoffer 4] is verleid, dan wel is verzocht om het versturen van seksueel getinte berichten en afbeeldingen is uit de inhoud van het strafdossier niet gebleken. De rechtbank zal verdachte daarom hiervan (partieel) vrijspreken.
Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte in de periode van 21 april 2018 tot en met 14 mei
2018 samen met medeverdachte [medeverdachte 1] , door het aannemen van valse namen ( [naam 4] , [naam 5] ), listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels bij [slachtoffer 4] een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen waardoor deze is bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van € 800,-. Niet aannemelijk is geworden dat er bij verdachte ook maar enige intentie bestond om dit geldbedrag daadwerkelijk terug te betalen.
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de verdediging dat er niets is wat rechtstreeks op betrokkenheid van verdachte bij dit feit wijst. Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart dat verdachte [verdachte] zich in het WhatsApp-verkeer voordeed als [naam 4] en dat zij in het (fysieke) contact met [slachtoffer 4] die naam gebruikte.
Daar komt bij dat in dezelfde periode onder vergelijkbare omstandigheden, met gebruikmaking van dezelfde valse naam door medeverdachte [medeverdachte 1] en dezelfde verzonnen verhalen, de oplichting van [slachtoffer 5] (het onder 3 ten laste gelegde) plaatsvond.
Onder deze omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook deze oplichting heeft geïnitieerd en dat daarbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] .
Feit 3
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde medeplegen van oplichting van [slachtoffer 5] wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 5 juli 2019 (verhoor afgenomen op 27 juni 2019 en 5 juli 2019), opgenomen op pagina 419 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 5] :
Ik wil aangifte doen tegen [naam 4] van oplichting. [naam 4] heeft mij begin april 2018 telefonisch via WhatsApp benaderd en uitgenodigd bij haar thuis. Haar huis was ergens in de wijk Pittelo in Assen. Zij heeft mij toen over haar problemen verteld.
Op een gegeven moment zat ze volgens haar manier in nood en vroeg ze aan mij of ze geld kon krijgen voor eten. Ik heb haar toen geld gegeven.
Als [naam 4] bij mij was, dan ging het constant over geld problemen. Ze kwam steeds kleine beetjes lenen. Dit was 20 of een keer 50 euro. Ik gaf haar dan cash geld. Ik heb haar ook wel via de bank wat overgemaakt, hierbij staat ook "Lening". Er is nooit een gift geweest. Dit gaat om één keer op 15 mei 2018 naar ' [naam 4] ' met een bedrag van 1500 euro. De omschrijving was 'lening huur + borg nieuwe woning".
Het bankrekening nummer waar ik het naar overgemaakt heb was: [rekeningnummer] . Het was voor een woning in Assen-Oost aan de [adres]. Ik had met de verhuurder gesproken en die wist van niets af.
De tweede keer was naar [verdachte] op 5 juli 2018, 2100 euro met de omschrijving
"Huur + borg aan [adres] te Assen t.n.v. [naam 4] " met het bankrekeningnummer [rekeningnummer] .
De belangrijkste in cash was op 1 juli 2018 250 euro aan [naam 4] . Ik denk dat het gaat om een totaal van rond de 5000 euro wat ik aan [naam 4] heb gegeven of heb overgemaakt.
(..)
Ik overhandig jullie het huurcontract van [adres] te Assen. Ik ben hieraan gekomen van [naam 6] , dit is via de mail opgestuurd. Ik had hierom gevraagd, ik wilde niet zomaar klakkeloos het geld overmaken. [naam 6] verhuurde [adres] in Assen. Ik heb toen [naam 6] en [naam 4] getroffen. De mail met het huurcontract heb ik gekregen nadat ik bij [naam 6] en [naam 4] geweest ben. Het rekeningnummer op het contract is [rekeningnummer] ten name van [verdachte] . Zij heeft mij toch kunnen overtuigen om het geld over te maken.
(..)
A: Ik wist pas nadat ik het 2e bedrag overgemaakt had dat ik opgelicht was. Ik heb, nadat ik het huurcontract per mail had gekregen, het geld overgemaakt. Pas toen ik thuis het huurcontract las kon ik het beter lezen en kreeg ik argwaan.
Zoals gezegd ben ik op 25 april 2018 met [naam 4] in contact gekomen, zij stuurde mij toen een berichtje via WhatsApp. We hebben die dag gelijk al afgesproken en ben ik bij haar geweest op het adres [adres] te Assen.
De eerste keer dat zij mij om geld vroeg was voor woonruimte. Ze had geen geld voor huur en borg, maar zij had wel een eigen woonruimte nodig. Ze had meerdere problemen, onder meer met de eigenaar/eigenaren van een partij weed ter waarde van 13.000,- euro waar ze op moest passen, maar die tijdens haar oppassen weg geraakt was. Omdat die weed weg was moest zij de waarde terugbetalen.
Met genoemde [verdachte] heb ik telefonisch gesproken naar aanleiding van de mail waar het huurcontract van [adres] bijgevoegd was. Ik heb met hem gesproken over de borg.
Die vond ik te hoog en ik heb die van 3100,- euro naar 2100,- euro gekregen. We hadden de afspraak gemaakt dat we de afspraken omtrent het aflossen op papier zouden zetten.
De afspraak het op papier te zetten is ze nooit nagekomen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen m.b.t. gebruik[rekeningnummer] d.d. 13 september 2019, opgenomen op pagina 852 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
De rekeninghouder van bankrekeningnummer [rekeningnummer] bleek te zijn:
[verdachte] , geboortedatum [geboortedatum] 1996, wonende te [adres] te Assen. Uit mijn onderzoek naar de bij- en afschrijvingen op/van [rekeningnummer] bleek het volgende:
(..) Van individuele natuurlijke personen werd in de periode (januari 2018 t/m 6 augustus 2019), d.m.v. overboeking in totaal € 5.465,03 ontvangen waaronder € 2.100,00 van [slachtoffer 5] op 5 juli 2018.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen onderzoek [adres] Assen
d.d. 24 oktober 2019, opgenomen op pagina 902 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
N.a.v. het aantreffen een huurcontract en de verklaring van [slachtoffer 5] stelden wij een nader onderzoek in op het adres [adres] te Assen.
Ter plaatse troffen wij de hoofdbewoonster [naam 7] aan. Nadat wij haar terzake dienende hadden ingelicht verklaarde zij: "Ik woon al meerdere jaren met mijn gezin in het koophuis aan [adres] te Assen. Ik heb de woning nooit te huur aangeboden en begrijp ook niet dat dit op wat voor manier dan ook bekend is geworden."
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 4 december 2019,opgenomen op pagina 89 e.v. van het dossier SILTSTEEN van Politie Regionale eenheid NoordNederland met nummer NN3R018089 d.d. 2 december 2020, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
Ik heb [slachtoffer 5] leren kennen via mijn ex [verdachte] . Ik moest toen in opdracht van [verdachte] naar [slachtoffer 5] zijn werk. Ik had geen contact met hem, dat deed [verdachte] . Ik heb 1500 euro overgemaakt gekregen van hem op een bankrekening van mij. Hij is een keer bij mij thuis geweest. En ik ben een keer bij hem thuis geweest.
Hij heeft 1.500,- euro op mijn rekening gestort en twee of drie keer heeft hij 200 euro ongeveer aan mij gegeven. Als ik naar hem toe ging, dan was ik daar om geld op te halen.
[verdachte] deed zich voor als [naam 4] , en dat was ik dus. Ik moest die rol weer spelen bij [slachtoffer 5] .
[naam 6] is mijn schoonzus [medeverdachte 2] . Het ging om een huis in de straat van
[medeverdachte 2] . [verdachte] zocht iemand die kon verklaren over een huis zodat hij geld kon krijgen. [medeverdachte 2] was in dit geval de persoon van het te verhuren huis. Dat huis bestaat wel, maar de huurovereenkomst was nep. Ik weet wel dat [verdachte] zelf met [slachtoffer 5] geappt heeft.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 december 2019, opgenomen op pagina 215 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
V: Wie is [slachtoffer 5] ?
A: Ja, die naam stond op mijn bankafschrift. [rekeningnummer] is mijn bankrekeningnummer. Ik denk dat het om 900 euro ging.
Bewijsoverwegingen
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer 5] door verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] is opgelicht.
Het verweer van de verdediging dat mocht al enige betrokkenheid van verdachte bij dit feit worden aangenomen, deze betrokkenheid eerder duidt op een vorm van medeplichtigheid en niet meer dan dat, slaagt niet.
Daartoe overweegt de rechtbank dat uit de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte het navolgende kan worden afgeleid.
[slachtoffer 5] leerde begin april 2018 [naam 4] kennen. Verdachte deed zich voor als [naam 4] en voerde onder deze (valse) naam de Whatsapp gesprekken met [slachtoffer 5] . Medeverdachte [medeverdachte 1] was het gezicht van [naam 4] en zij ging in opdracht van verdachte “geld halen” bij [slachtoffer 5] .
[naam 4] hield [slachtoffer 5] voor dat zij financiële problemen had, dat zij een schuld moest aflossen (i.v.m. weed) en dat zij hulp nodig had bij de financiering van woonruimte o.a. ten behoeve van een huurwoning aan [adres] te Assen. Het in dit kader aan [slachtoffer 5] getoonde huurcontract bleek nep en uit onderzoek is tevens gebleken dat [adres] te Assen geen huurwoning, maar een koopwoning betrof.
[slachtoffer 5] is onder valse voorwendselen bewogen tot het afgeven van diverse geldbedragen.
Hij heeft o.a. op 15 mei 2018 een bedrag van € 1.500,- met de omschrijving ‘lening huur + borg nieuwe woning’ overgemaakt naar het bankrekeningnummer van medeverdachte [medeverdachte 1] en op 5 juli 2018 een bedrag van € 2.100,- met de omschrijving ‘huur + borg aan [adres] te Assen’ naar het bankrekeningnummer van verdachte. Niet aannemelijk is geworden dat er ook maar enige intentie bestond om dit geld daadwerkelijk terug te betalen.
Dat verdachte slechts een bankrekening ter beschikking heeft gesteld acht de rechtbank niet geloofwaardig. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] is hier ook duidelijk over.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2.
verdachte in de periode van 21 april 2018 tot en met 14 mei 2018 te Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten het afgeven van een hoeveelheid geld, toebehorende aan die [slachtoffer 4] ,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader onder valse namen ( [naam 4] en [naam 5] ) via een datingsite en telefonisch (onder andere via Whatsapp) contact gezocht met die [slachtoffer 4] , en
- die [slachtoffer 4] bewogen om geld (al dan niet in het kader van een lening) over te maken dooreen verhaal op te houden over achterstallige huur en/of het aflossen van een schuld voor [naam 4] en/of dat zij anders de prostitutie in moest om geld te verdienen;
3.
verdachte in de periode van 1 april 2018 tot en met 5 juli 2018 te Assen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
- het afgeven van een hoeveelheid geld,
immers heeft/hebben verdachte en zijn mededader(s):
  • onder valse namen ( [naam 4] en [naam 6] ) telefonisch via Whatsapp contact gezocht met die[slachtoffer 5] en fysiek met die [slachtoffer 5] afgesproken, en
  • die [slachtoffer 5] bewogen om geld over te maken (al dan niet in de vorm van een lening) door eenverhaal op te houden over geldproblemen van die [naam 4] en het aflossen van een schuld voor die [naam 4] en hulp bij woonruimte.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

2. medeplegen van oplichting;
3. medeplegen van oplichting.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie stelt vast dat de redelijke termijn in onderhavige zaak in ernstige mate is geschonden, te weten met 16 maanden. Dit dient te leiden tot matiging van de straf. Hoewel bij tijdige berechting een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden passend was geweest, acht de officier van justitie dit thans, gelet op het tijdsverloop alsmede de omstandigheid dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, niet meer opportuun. Gelet op de ernst van de feiten en de leidende rol die verdachte daarbij had, vordert de officier van justitie dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, geen standpunt ingenomen ten aanzien van de op te leggen straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapportages van Reclassering Leger des Heils van respectievelijk 6 april 2020 en
28 februari 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 februari 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] .
Verdachte is daarbij geraffineerd te werk gegaan. Hij heeft door het gebruiken van leugens, valse namen en valse toezeggingen onschuldige slachtoffers financiële schade toegebracht en misbruik gemaakt van hun vertrouwen. Daarbij heeft medeverdachte [medeverdachte 1] zich deels) instrumenteel door verdachte laten gebruiken door bij slachtoffers medelijden op te wekken voor de verzonnen moeilijke situatie waarin zij zou verkeren, teneinde de slachtoffers zoveel mogelijk geld afhandig te maken, welk geld vooral bij verdachte is terechtgekomen.
Door zich schuldig te maken aan deze feiten heeft verdachte niet alleen een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid en het vermogen van zijn slachtoffers, maar zijn daardoor ook gevoelens van onveiligheid veroorzaakt in de maatschappij in het algemeen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, ook voor vermogensfeiten al dateren deze veroordelingen van langer geleden. Verdachte is ook na het plegen van onderhavige feiten veroordeeld voor diverse feiten, hetgeen maakt dat artikel 63 van het Wetboek van strafrecht van toepassing is. Daarnaast is een eerder opgelegde taakstraf recentelijk omgezet naar een gevangenisstraf.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van voornoemde rapportages van de Reclassering van het Leger des Heils. In deze rapportages is -onder meer- het volgende vermeld, zakelijk weergegeven:
Gelet op de onderhavige verdenking adviseert de reclassering -mocht verdachte hiervoor gemotiveerd zijn- diverse bijzondere voorwaarden, waaronder ambulante begeleiding en schuldhulpverlening. Anderzijds concludeert de reclassering dat er bij verdachte weinig stabiliteit ten aanzien van huisvesting, financiën en daginvulling heerst en dat de contacten met hem moeizaam verlopen, vanwege zijn defensieve houding. Het opstarten van een traject, werken aan recidivevermindering en op een dieper niveau in contact komen met verdachte is daardoor complex en moeilijk uitvoerbaar.
De overschrijding van de redelijke termijn
Voorts overweegt de rechtbank dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht.
Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van verdachte en/of zijn raadsvrouw op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De redelijke termijn is in deze zaak aangevangen op 3 december 2019, de datum van inverzekeringstelling. De rechtbank wijst eindvonnis op 25 april 2023. Van bijzondere omstandigheden die van invloed zijn geweest op de redelijke termijn is niet gebleken.
Dit betekent dat de redelijke termijn van twee jaren is overschreden met 16 maanden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
Straf
Alles afwegende acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 18 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, alsmede een taakstraf voor de duur van 140 uren, passend en geboden. De rechtbank heeft hierbij in strafmatigende zin rekening gehouden met de overschrijding van de redelijk termijn.
De rechtbank ziet geen meerwaarde in het opleggen van een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Dat verdachte bereid en gemotiveerd is om mee te werken aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden is niet gebleken, nu verdachte niet ter terechtzitting is verschenen. Daar komt bij dat verdachte reeds in een proeftijd loopt.

Benadeelde partij

De heer [slachtoffer 5] (feit 3) heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 5.042,- ter vergoeding van materiële schade en € 500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat door [slachtoffer 5] gevorderde immateriële schade niet ontvankelijk dient te worden verklaard, nu deze schade te omvattend is opgesteld. Ten aanzien van de gevorderde materiële schade heeft de officier van justitie verzocht een ponds-pondsverdeling toe te passen. Conform de opbouw van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft de officier van justitie gedeeltelijke toewijzing gevorderd tot een bedrag van € 2.121,-. Het overige deel van de vordering dient niet ontvankelijk te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, geen standpunt ingenomen ten aanzien van de door de benadeelde partij [slachtoffer 5] ingediende vordering tot schadevergoeding.
Oordeel van de rechtbank
De door de benadeelde partij [slachtoffer 5] gevorderde materiële schade, bestaande uit de contante betalingen van € 1.400,- en de gevorderde immateriële schade van € 500,- acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Voorts is naar het oordeel van de rechtbank wel voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [slachtoffer 5] de door hem overig gevorderde materiële schade, te weten de herleidbare overboekingen van respectievelijk € 1.500,- naar de bankrekening van medeverdachte
[medeverdachte 1] en € 2.100,- naar de bankrekening van verdachte , heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezen verklaarde. Ook de door de benadeelde partij [slachtoffer 5] gevorderde reiskosten van € 42,- acht de rechtbank voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte het onder 3 bewezen verklaarde samen met medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gepleegd. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij niet hoofdelijk, maar pondspondsgewijs toewijzen. Dit betekent dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een betaling van € 2.121,- (zijnde de herleidbare overboeking van
€ 2.100,- naar de bankrekening van verdachte + de helft van de reiskosten, te weten een bedrag van € 21,-), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2018.
Het overige deel van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat tot een bedrag van € 2.121,-, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 5] tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 5] ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 4 ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
een taakstraf voor de duur van 140 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 70 dagen zal worden toegepast.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 5]toe tot € 2.121,- en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 5] te betalen:
  • het bedrag van € 2.121,- (zegge: tweeduizend honderdeenentwintig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 juli 2018 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 5] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.121,- (zegge: tweeduizend honderdeenentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 31 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. R. Depping, rechters, bijgestaan door mr. H. Wachtmeester-Koning, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 april 2023.
Mr. F. Sieders is buiten staat om dit vonnis te ondertekenen.