ECLI:NL:RBNNE:2023:1677

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
18-201755-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee minderjarige verdachten voor straatroven en pogingen daartoe in Sneek

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 20 april 2023 twee minderjarige verdachten veroordeeld voor hun betrokkenheid bij drie straatroven en twee pogingen daartoe, gepleegd op 8 augustus 2022 in Sneek. De verdachten, die op die avond hun geld kwijtgeraakt waren, besloten om mensen te beroven. De slachtoffers, vaak alleen, werden in steegjes ingesloten en bedreigd met geweld, waarbij in drie gevallen een mes werd getoond. Eén van de slachtoffers werd zelfs geslagen. De rechtbank heeft beide verdachten een jeugddetentie van 70 dagen opgelegd, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is er een werkstraf van 100 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie indien deze niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke jeugddetentie verbonden, waaronder een contactverbod met de medeverdachte en deelname aan een behandeling voor verslavingszorg. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.201755.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 april 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 06 april 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8/9 augustus 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van (een) goed(eren) en/of geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] , in elk geval aan een derde toebehoorde(n) (- zakelijk weergegeven -) aan (het lichaam van) die [slachtoffer 1] heeft getrokken en/of die [slachtoffer 1] de vrije doorgang heeft belet/belemmerd en/of heeft vastgepakt en/of aan hem heeft toegevoegd: "Heb je ook spullen bij je" en/of "Geef je spullen", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of die [slachtoffer 1] meermalen en/of met kracht tegen het lichaam heeft geslagen en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 8 augustus 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een pakje sigaretten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een derde toebehoorde(n) door (- zakelijk weergegeven -) dicht tegen en/of op die [slachtoffer 2] (aan) te gaan staan en/of hem (daarmee) in te sluiten en/of de vrije doorgang te beletten/belemmeren en/of aan hem toe te voegen, wat hij en of hij geld bij zich had en/of dat hij zou worden neergestoken als hij het pakje sigaretten niet zou afgeven, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 8 augustus 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (€ 20), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3] , in elk geval aan een derde toebehoorde(n) door (- zakelijk weergegeven -) een (op een) mes (gelijkend voorwerp) tevoorschijn te halen en/of aan (en/of ten overstaan van) die [slachtoffer 3] te tonen en/of aan hem toe te voegen; 'wat heb je bij je?' en/of dat hij zijn zakken leeg moest maken, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 8 augustus 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (€ 10), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 4] , in elk geval aan een derde toebehoorde(n) door (- zakelijk weergegeven -) een (op een) mes (gelijkend voorwerp) tevoorschijn te halen en/of open te klappen en/of aan (en/of ten overstaan van) die [slachtoffer 4] te tonen en/of in de richting van (de buik van) die [slachtoffer 4] te houden en/of aan hem toe te voegen; "Hoeveel geld heb je bij je?", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of (daarbij) (vlak) voor die [slachtoffer 4] te gaan staan en/of (daarmee) hem de vrije doorgang te beletten/belemmeren;
5.
hij op of omstreeks 8 augustus 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] te dwingen tot de afgifte van (een) goed(eren) en/of geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 5] , in elk geval aan een derde toebehoorde(n), (- zakelijk weergegeven -) een (op een) mes (gelijkend voorwerp) tevoorschijn heeft gehaald en/of aan (en/of ten overstaan van) die [slachtoffer 5] heeft getoond en/of aan die [slachtoffer 5] heeft toegevoegd; "Wat heb je bij je?" , althans woorden van gelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde gevorderd, gelet op de aangiftes en de bekennende verklaringen van verdachte en de medeverdachte. Ook ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde kan een veroordeling volgen, gelet op de aangifte, de getuigenverklaring, de gegeven signalementen en het tijdstip van het tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat alle feiten zoals vermeld op de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen verklaard kunnen worden, met uitzondering van het toegepaste geweld bij feit 1. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte ontkent dat hij het slachtoffer heeft geslagen en geschopt en dat het letsel mogelijk is ontstaan door de worsteling.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1., 2., 3., 4. en 5. bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde vrijwel geheel duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. De rechtbank zal na de opgave van de bewijsmiddelen ingaan op de bewezenverklaring van het gepleegde geweld als omschreven in feit 1, wat door de verdachte niet is erkend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 06 april 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte met bijlagen van
9 augustus 2022, opgenomen op pagina 67 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022206363Z van 6 september 2022, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 9 augustus 2022,opgenomen op pagina 74 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 9 augustus 2022,opgenomen op pagina 83 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 10 augustus 2022,opgenomen op pagina 85 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] ;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 10 augustus 2022,opgenomen op pagina 88 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5] ;
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van
10 augustus 2022, opgenomen op pagina 91 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige] ;
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor van 10 augustus 2022, opgenomen op pagina 50 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van
[medeverdachte] ;
10. de eigen waarneming van de rechtbank, gedaan ter terechtzitting van 6 april 2023.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewijsoverweging

met betrekking tot feit 1.
De rechtbank overweegt het volgende. Aangever heeft verklaard dat de kleine jongen meteen begon te slaan en dat één van de klappen het jukbeen aan de linkerkant van zijn hoofd raakte. Bij de aangifte zijn drie foto’s van het gezicht van aangever gevoegd. De rechtbank constateert dat op die foto’s letsel op het linker jukbeen is te zien.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat er een worsteling ontstond tussen hem en het slachtoffer.
Hij herinnert zich niet dat hij heeft geschopt, maar het zou kunnen dat hij geslagen heeft. Ook heeft verdachte verklaard dat als het slachtoffer het zo heeft beleefd, het kennelijk wel is gebeurd. Ondanks dat verdachte ter terechtzitting van 6 april 2023 op die verklaring is teruggekomen, houdt de rechtbank hem daar wel aan. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat het slachtoffer door verdachte is geslagen.
Voor het ten laste gelegde schoppen ziet de rechtbank onvoldoende wettig bewijs, aangezien aangever alleen heeft verklaard dat de verdachte hem probeerde te schoppen en niet dat hij daadwerkelijk geschopt is. Daarvan zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 8 augustus 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van (een) goed(eren) en/of geld, dat/die aan die [slachtoffer 1] toebehoorde(n) - zakelijk weergegeven - aan die [slachtoffer 1] heeft getrokken en die [slachtoffer 1] de vrije doorgang heeft belet en heeft vastgepakt en aan hem heeft toegevoegd: "Heb je ook spullen bij je" en/of "Geef je spullen", althans woorden van gelijke aard of strekking, en die [slachtoffer 1] meermalen en met kracht tegen het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 8 augustus 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een pakje sigaretten, dat aan [slachtoffer 2] toebehoorde door zakelijk weergegeven - dicht tegen die [slachtoffer 2] aan te gaan staan en hem daarmee in te sluiten en de vrije doorgang te beletten en aan hem toe te voegen, wat hij en of hij geld bij zich had en dat hij zou worden neergestoken als hij het pakje sigaretten niet zou afgeven, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op 8 augustus 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (€ 20), dat aan die [slachtoffer 3] toebehoorde door - zakelijk weergegeven - een mes tevoorschijn te halen en aan die [slachtoffer 3] te tonen en aan hem toe te voegen; 'wat heb je bij je?' en dat hij zijn zakken leeg moest maken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4, hij op 8 augustus 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (€ 10), dat aan die [slachtoffer 4] toebehoorde door - zakelijk weergegeven - een mes tevoorschijn te halen en aan die [slachtoffer 4] te tonen en in de richting van de buik van die [slachtoffer 4] te houden en aan hem toe te voegen; "Hoeveel geld heb je bij je?", althans woorden van gelijke aard of strekking, en daarbij vlak voor die [slachtoffer 4] te gaan staan en daarmee hem de vrije doorgang te beletten;
5.
hij op 8 augustus 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 5] te dwingen tot de afgifte van (een) goed(eren) en/of geld, dat/die aan die [slachtoffer 5] toebehoorde, - zakelijk weergegeven - een mes tevoorschijn heeft gehaald en aan die [slachtoffer 5] heeft getoond en aan die [slachtoffer 5] heeft toegevoegd; "Wat heb je bij je?", althans woorden van gelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 30 dagen waarvan 20 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft hij oplegging van de algemene en bijzondere voorwaarden gevorderd zoals door de Raad voor de Kinderbescherming zijn geadviseerd. Tot slot heeft de officier van justitie oplegging van een werkstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen jeugddetentie, gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit het advies van de Raad voor de Kinderbescherming te volgen, waarbij de hoogte van de op te leggen (deels voorwaardelijke) werkstraf aan de rechtbank wordt overgelaten.
Met de oplegging van de geadviseerde bijzondere voorwaarden kan de verdediging instemmen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van 31 maart 2023, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met zijn mededader, op één avond schuldig gemaakt aan drie straatroven en twee pogingen daartoe. Omdat de verdachte zijn geld was kwijtgeraakt, besloten ze mensen te gaan beroven. De slachtoffers, die meestal alleen waren, werden in steegjes in het centrum door verdachten ingesloten en hen werd de doorgang belet. Vervolgens werd gevraagd of ze ook spullen of geld bij zich hadden. Daarbij werd in drie zaken een mes getoond. Ook is één van de slachtoffers geslagen. Door deze bedreigende situatie voelden de slachtoffers zich veelal gedwongen geld of goederen af te geven. Dergelijke feiten zijn ernstig en leiden tot gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers hiervan. Verdachte heeft door zijn handelen herhaaldelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van de slachtoffers. Daarbij komt dat deze feiten zijn gepleegd op een uitgaansavond tijdens de Sneekweek, waarbij er veel publiek in de binnenstad van Sneek aanwezig was. Ook voor dit uitgaanspubliek geldt dat hun veiligheidsgevoel is aangetast. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft onder meer aangegeven dat verdachte niet de beste kansen heeft gehad om zich te ontwikkelen tot een pro-sociale jongvolwassene. Hij heeft veel onvoorspelbaarheid meegemaakt op jonge leeftijd en belangrijke steunbronnen zijn niet altijd beschikbaar geweest. Hij heeft moeite om op een positieve manier om te gaan met spanningen en emoties en verdachte heeft zich een periode ingelaten met een zeer risicovol netwerk. Tegelijkertijd heeft hij wel een sterke wens tot een beter leven en laat hij dit ook zien in zijn houding en gedrag. Hij werkt mee aan noodzakelijk geachte hulpverlening, heeft gebroken met het risicovolle netwerk, hij is open over zijn alcoholgebruik, hij gaat naar school, hij sport en hij heeft lange tijd een bijbaantje gehad.
Dat het ontwikkelingsproces van verdachte niet altijd vlekkeloos verloopt is niet vreemd. Met name emotioneel beladen momenten (zoals afscheid of verandering) lijken van invloed te zijn op zijn welbevinden. Hij ervaart dan veel stress en op die momenten grijpt hij nog snel naar alcohol. Op die momenten is hij moeilijker te sturen en kwetsbaar, terwijl als hij nuchter is, hij meer inzicht toont. Verdachte heeft nog niet voldoende alternatieven aangeleerd die hem kunnen helpen om zijn onrust weg te nemen of om dit te verdragen. In dat opzicht is zijn zelfcontrole nog beperkt. Dit vraagt een proactieve benadering vanuit de jeugdreclassering/hulpverlening om dit te zien aankomen en dit samen met verdachte preventief op te vangen. Een systeem van consequenties op het moment dat verdachte het moeilijk heeft is minder passend. Het is vooral van belang om hem op die momenten te ondersteunen en begeleiden.
Verdachte is van een behoorlijk gestructureerde woonomgeving naar een plek met meer eigen ruimte gegaan, ook met deze ruimte moet hij leren omgaan. Hij doet hierin soms onhandige dingen. Hij heeft nog veel te leren en het leren zal naar verwachting met vallen en opstaan gaan. Gelet op zijn leeftijd is het belangrijk dat hij gecontroleerd kan leren omgaan met deze ruimte, gericht op zoveel mogelijk zelfstandigheid en het opdoen van bijbehorende vaardigheden.
Ten aanzien van het delictgedrag neemt verdachte zijn verantwoordelijkheid. Hij is een bekennende verdachte en hij wil graag de impact van zijn delictgedrag op de slachtoffers verkleinen door hen de mogelijkheid te bieden om met hem in gesprek te gaan over de overvallen. Hij wil ook werk maken van zijn hang naar alcohol, een factor die ook bij het delictgedrag van invloed is geweest. Hij is hiervoor aangemeld bij VNN.
Verdachte laat dus een goede wil zien, maar het lukt hem (nog) niet altijd om hier ook goed naar te handelen. De Raad voor de Kinderbescherming vindt het dan ook belangrijk dat de jeugdreclassering ook na de zitting betrokken blijft om verdachte (anticiperend) te begeleiden, te motiveren en soms ook (bij) te sturen.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. Daarnaast heeft zij oplegging van een deels voorwaardelijke werkstraf geadviseerd onder de bijzondere voorwaarden van een contactverbod met de medeverdachte, het meewerken aan controles op middelengebruik en het meewerken aan een behandeling door VNN. Oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie beschouwt de Raad voor de Kinderbescherming als contraproductief.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat de voorlopige hechtenis van verdachte na zijn aanhouding onder voorwaarden is geschorst. Verdachte heeft zich uiteindelijk aan de hem gestelde voorwaarden gehouden.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank acht in dit geval, alles afwegend, een jeugddetentie van 70 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. Van deze straf zal het reeds door verdachte ondergane voorarrest worden afgetrokken, zodat verdachte niet terug hoeft naar een [instelling] , zolang hij zich aan voorwaarden houdt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft aangegeven dat een voorwaardelijke jeugddetentie contraproductief is, vanwege de mogelijkheid dat deze op enig moment ten uitvoer wordt gelegd en een verblijf in de [instelling] verdachte geen goed zou doen. Deze omstandigheid maakt het oordeel van de rechtbank echter niet anders. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde bijzondere voorwaarden van een contactverbod, het meewerken aan middelencontrole en het meewerken aan een behandeling door VNN koppelen. Naast de (deels voorwaardelijke) jeugddetentie zal de rechtbank een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie aan verdachte opleggen.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat het geldbedrag ad
€ 16,50 dat bij de fouillering van verdachte is aangetroffen, geheel is verkregen uit de baten van het de onder 3. en/of 4. bewezen verklaarde feiten. Voormeld bedrag zal daarom verbeurd worden verklaard.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x 77y, 77z, 77aa, 77gg en 317 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 70 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 60 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich binnen zeven dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bijhet Regiecentrum Bescherming en Veiligheid op het adres Tesselschadestraat 2 te Leeuwarden, en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
dat veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zalopnemen, zoeken of hebben met de medeverdachte [medeverdachte] , geboren [geboortedatum] 2005, zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
dat veroordeelde gedurende de proeftijd meewerkt aan urinecontroles en/of bloedonderzoekteneinde zicht te krijgen op het middelengebruik, zo lang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht;
dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd meewerkt aan een behandeling door VerslavingszorgNoord Nederland, of een soortgelijke instelling, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid te Leeuwarden, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, met uitzondering van de onder 2. genoemde voorwaarde, waarop de politie toezicht houdt.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot enmet het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 100 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Verklaart verbeurd het in beslag genomen geld, te weten € 16,50 (G1517209).

Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.R. de Vries en mr. F.
van der Meulen, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 april 2023.