ECLI:NL:RBNNE:2023:1673

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
18-192870-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting door samenweefsel van verdichtsels met emotionele manipulatie

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 18 april 2023 uitspraak gedaan in een zaak tegen de verdachte, die zich in 2016 en 2017 schuldig heeft gemaakt aan meerdere oplichtingen. De verdachte heeft door middel van emotionele manipulatie en een samenweefsel van verdichtsels verschillende slachtoffers, voornamelijk oudere medebewoners van zijn flat, bewogen tot het lenen van geld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn leugens en bedrog een onjuiste voorstelling van zaken heeft gecreëerd, waardoor de slachtoffers hem geld hebben geleend. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 34 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 50 uren. De rechtbank wees ook vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toe, waarbij de verdachte verplicht werd om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de kwetsbaarheid van de slachtoffers en het misbruik van hun vertrouwen. De verdachte had eerder soortgelijke feiten gepleegd, wat bijdroeg aan de ernst van de straf.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-192870-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 april 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte.
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] , wonende [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het inhoudelijk onderzoek ter terechtzitting van 4 april 2023. De strafzaak tegen de verdachte is eerder behandeld op de zitting van 3 februari 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.E. Versluis, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.G.F. van Boven.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 24 maart 2017, in elk geval in of omstreeks de maand maart 2017, te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een hoeveelheid geld (400 euro), door die [slachtoffer 1] in voornoemde periode met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
  • een e-mail bericht te sturen met de mededeling(en): "Mag ik iets met je bespreken wat voorlopigabsoluut tussen ons moet blijven? Zo ja wil je mij dan bellen. Er is wel haast bij..." en/of (vervolgens)
  • via een telefonische verbinding mede te delen dat verdachtes dochter, die op voetbal zit, tijdens detraining een bal tegen haar beugel had gekregen en dat deze hierdoor beschadigd was geraakt en dat verdachte met zijn dochter bij de orthodontist was geweest en de schade aan de beugel rond de 1500,- euro was en dat de ex van verdachte nog schulden had bij de tandarts en dat de tandarts wilde dat [verdachte] het geld voor de reparatie gelijk betaalde en dat verdachte al een deel van het geld bij elkaar had, onder ander via leningen van familie en vrienden, maar dat er nog een bedrag van
400,- euro ontbrak en of die [slachtoffer 1] verdachte die 400,- euro wilde lenen, althans woorden/mededelingen en/of gedragingen van
gelijke aard en/of strekking,
waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot die voren omschreven afgifte van die hoeveelheid geld (400 euro);
2 hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 28 september 2016 en 29 september 2016, in elk geval in of omstreeks de maand september 2016, te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een hoeveelheid geld (1500 euro), door in voornoemde periode met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- bij die [slachtoffer 2] voor de deur van diens woning te gaan staan en aan te bellen en (nadat wasopengedaan en verdachte was binnengelaten) in het bijzijn van die [slachtoffer 2] te gaan huilen en zich emotioneel te tonen en/of tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat verdachte in financiële moeilijkheden zat en/of dat verdachte was gescheiden en zijn dochter bij zijn ex-vrouw woonde en/of dat verdachte dringend geld nodig had voor zijn kinderen en dat verdachte 1500 euro nodig (terwijl de tranen over verdachtes wangen liepen) en/of door aan die [slachtoffer 2] te vragen hem, verdachte, alstublieft te helpen en dat verdachte die [slachtoffer 2] omstreeks 10 oktober 2016 terug zou betalen, althans telkens woorden/mededelingen en/of gedragingen van gelijke aard en/of strekking,
waardoor die [slachtoffer 2] werd bewogen tot die voren omschreven afgifte van die hoeveelheid geld (1500 euro);
3.
hij in of omstreeks de periode van 12 oktober 2016 tot en met 14 oktober 2016, althans in of omstreeks de maand oktober 2016, te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een hoeveelheid geld (500 euro), door in voornoemde periode met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
  • bij die [slachtoffer 3] voor de deur van haar woning te gaan staan en aan te bellen en (nadat wasopengedaan en verdachte was binnengelaten) tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat hij haar graag privé wilde spreken en/of dat zij al heel lang in het flat woonde en haar daarom vroeg of zij iemand wist die verdachte geld kon lenen en/of dat verdachtes dochter plastische chirurgie moest ondergaan en dat ze een protegé zou krijgen en/of dat de operatie zou uitgevoerd worden door [bedrijf] in Leeuwarden en/of dat verdachte de rekening daarvoor contant moest betalen en/of dat verdachten geen kans zag het totaalbedrag op korte termijn bij elkaar krijgen en/of
  • die [slachtoffer 3] uiteindelijk te vragen of hij 500 euro kon lenen en/of dat verdachte dit bedrag zouhij terug betalen zodra hij zijn volgende salaris had gekregen en/of
  • ( daarbij) te huilen en te beloven het geleende geld binnen een maand terug te betalen, want danhad hij weer geld omdat hij als zelfstandige in de autoverzekering branche werkte, althans telkens woorden/mededelingen en/of gedragingen van gelijke aard en/of strekking,
waardoor die [slachtoffer 3] werd bewogen tot voren omschreven afgifte van die hoeveelheid geld (500 euro);
4
hij op of omstreeks 12 augustus 2016, in elk geval in of omstreeks de maand augustus 2016, te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een hoeveelheid geld (700 euro), door in voornoemde periode met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- bij die [slachtoffer 4] voor de deur van diens woning te gaan staan en aan te bellen en (nadat wasopengedaan en verdachte was binnengelaten) en/of tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat hij hem dringend wilde spreken omdat hij grote problemen had en/of dat verdachte in financiële moeilijkheden zat en/of dat verdachte gescheiden was en/of dat verdachtes dochter bij zijn ex-vrouw woonde en dat zijn ex-vrouw dringend geld nodig had en/of en dat er anders wat met hun dochter gebeuren en/of dat verdachte 700 euro nodig had en (terwijl de tranen bij verdachte over zijn wangen liepen) hem alstublieft te helpen en/of dat die [slachtoffer 4] het geld over 14 dagen terug zou krijgen en/of (nadat verdachte op vrijdag 12 augustus 2016 omstreeks 17:00 uur weer bij die [slachtoffer 4] aan de deur bij diens woning kwam) die [slachtoffer 4] te vragen hem geld te lenen, waarbij verdachte een verklaring op papier overlegde, waarin verdachte mededeling deed het geld over 14 dagen terug te betalen of op de bankrekening van die [slachtoffer 4] te storten, althans mededelingen en/of gedragingen van gelijke aard en/of strekking,
waardoor die [slachtoffer 4] werd bewogen tot voren omschreven afgifte van die hoeveelheid geld (700 euro);
5 hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 21 februari 2017 en 22 februari 2017, althans in of omstreeks de maand februari 2017, te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een hoeveelheid geld (300 euro), door in voornoemde periode met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
  • die [slachtoffer 5] telefonisch te benaderen en tegen die [slachtoffer 5] te zeggen dat verdachtefinanciële hulp nodig had en/of dat verdachtes dochter naar de tandarts moest en dringend een beugel nodig had en/of dat verdachte in de problemen zat en verdachte dat niet kon betalen (terwijl verdachte die op zeer wanhopige en smekende toon aan die [slachtoffer 5] vertelde/vroeg daarbij in huilde) en/of dat verdachte 300 euro van die [slachtoffer 5] wilde lenen voor de kosten van de beugel van zijn dochter en/of (nadat die [slachtoffer 5] verdachte had teruggebeld en tegen hem had gezegd dat hij hem de 300 euro wel wilde lenen als hij een handgeschreven schuldverklaring van verdachte zou ontvangen waarin stond vermeld dat die [slachtoffer 5] hem 300 euro had geleend en die [slachtoffer 5] dit weer terug zou ontvangen)
  • de volgende dag, 22 februari 2017, met die [slachtoffer 5] af te spreken bij het ouderlijk huis vanverdachte in de flat aan het [adres] te Leeuwarden en/of aldaar de door verdachte geschreven schuldverklaring te ondertekenen, althans woorden/mededelingen en/of gedragingen van gelijk aard en/of strekking,
waardoor die [slachtoffer 5] werd bewogen tot voren omschreven afgifte van die hoeveelheid geld (300 euro).

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van de feiten 1, 2, 3, 4 en 5, gelet op de aangiftes van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en de bekennende verklaring van verdachte. De modus operandi is telkens dezelfde. Verdachte heeft telkens gehandeld met het oogmerk van wederrechtelijke financiële bevoordeling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit, omdat telkens niet blijkt dat verdachte zich heeft bediend van een oplichtingsmiddel als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De enkele mededeling van verdachte, te weten dat hij geld nodig had voor de beugel van zijn dochter, levert geen samenweefstel van verdichtsels op. Eén enkele leugen kan, nu verdachte daarnaast geen andere handelingen heeft verricht om aangevers ertoe te bewegen hem geld te geven, geen samenweefstel van verdichtsels opleveren. De door verdachte gestuurde berichten na ontvangst van het geld kunnen niet voor het bewijs gebezigd worden, omdat die berichten aangevers niet hebben bewogen tot afgifte van geld.
Daarbij komt dat de aangevers een onderzoeksplicht hadden, gelet op de geruchten over verdachte op de voetbalvereniging en in de seniorenflat en de verspreide waarschuwingsbrief over een actieve oplichter.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Feit 1
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 juni 2018,opgenomen op pagina 30 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002019107597 d.d. 29 april 2019, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
Ik heb vroeger met [verdachte] bij dezelfde voetbalclub, [club] , gevoetbald. Op 24 maart 2017 ontving ik een e-mail van [verdachte] . In de e-mail vraagt [verdachte] of ik hem wil bellen en dat er haast bij is. Toen ik hem belde vertelde hij dat zijn dochter, die ook op voetbal zit, tijdens de training een bal tegen haar beugel had gekregen en dat deze hierdoor beschadigd was geraakt. [verdachte] was met zijn dochter bij de orthodontist geweest en de schade aan de beugel was rond de 1500,euro. Omdat zijn ex nog schulden had bij de tandarts, wilde de tandarts dat [verdachte] het geld voor de reparatie gelijk betaalde. Inmiddels had hij al een deel van het geld bij elkaar, onder ander via leningen van familie en vrienden, maar er ontbrak nog een bedrag van 400,- euro. Zijn vraag was dus of ik hem die 400,- euro wilde lenen. Uiteindelijk heb ik later op de dag de 400,- aan [verdachte] geleend. Hij heeft het geld bij mij thuis in Leeuwarden opgehaald. Hij zou het geld een week later terugbetalen. Na een week gaf [verdachte] aan dat hij het geld niet had en een paar dagen later zou betalen. Dat ging zo een aantal weken door.
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een e-mailbericht d.d. 24 maart 2017, opgenomen op pagina 33 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019107597 d.d. 29 april 2019, voor zover inhoudend:
Van: [verdachte]
Aan: [slachtoffer 1] , [slachtoffer 1]
Mag ik iets met je bespreken wat voorlopig absoluut tussen ons moet blijven? Zo ja wil je mij dan bellen. Er is wel haast bij...
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 20 maart 2019,opgenomen op pagina 139 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019107597 d.d. 29 april 2019, inhoudende als verklaring van verdachte:
A: Wij zullen gemaild hebben. Klopt.
A: Ik heb geld geleend van [slachtoffer 1] en ik heb het niet terugbetaald. Ik heb onwaarheden verteld. Maar het bekt wel lekker.
V: Samenvattend: als ik het goed begrijp heeft u dat geleend geld van meneer [slachtoffer 1] voor u zelf gebruikt?
A: Het kan zijn voor mijn dochter, dat ik schoenen voor haar gekocht heb of haar telefoonrekening of ik heb iets voor mijzelf gekocht. In ieder geval niet voor de beugel.
V: Uw wordt verdacht van oplichting, kunt u zelf vertellen wat oplichting is?
A: Ja, dit. Je vertelt dingen die niet waar zijn.
Feit 2
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 juli 2018, opgenomenop pagina 195 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002019107597 d.d. 29 april 2019, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 2] :
Op 28 september 2016 hoorde ik de deurbel. Ik liep naar de voordeur en zag de heer [verdachte] voor de deur staan. Ik kende [verdachte] in eerste instantie oppervlakkig, omdat we bij elkaar in de flat wonen en elkaar dan wel eens tegenkomen. Ik heb [verdachte] binnen gelaten in mijn woning aan het [adres] te Leeuwarden. [verdachte] begon meteen erg emotioneel te worden en begon te huilen. Ik hoorde dat de heer [verdachte] mij wilde spreken dat hij grote problemen had. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat hij in financiële moeilijkheden zat. Hij vertelde dat hij was gescheiden, dat zijn dochter bij zijn ex-vrouw woonde. En dat hij dringend geld nodig had voor zijn kinderen. Hij vertelde dat hij 1500 euro nodig had. Op het moment dat hij dit verhaal vertelde zag ik dat de tranen over zijn wangen liepen. Ik hoorde dat de heer [verdachte] tegen mij zei help mij alstublieft, u krijgt het geld omstreeks 10 oktober 2016 terug. Dit geld heb ik op 29 september 2016 contant aan de genoemde [verdachte] gegeven. Tot op heden heb ik het genoemde geldbedrag nog niet ontvangen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 21 maart 2019,opgenomen op pagina 159 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019107597 d.d. 29 april 2019, inhoudende als verklaring van verdachte:
A: Ik heb geld van de heer [slachtoffer 2] geleend. Hij heeft zijn geld nog niet teruggekregen.
V: Samenvattend komt het er op neer ook bij meneer [slachtoffer 2] , dat u een verhaal bij hem hebt gedaan. Dat u geld nodig had voor uw kinderen en financiële moeilijk heden had. Tranen over de wangen. Er wordt geld geleend en niet terugbetaald.
A: Het klopt. Het is een terugkerend verhaal.
Feit 3
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 juni 2018,opgenomen op pagina 219 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019107597 d.d. 29 april 2019, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 3] [slachtoffer 3] :
[verdachte] woont bij zijn ouders aan het [adres] in Leeuwarden, in hetzelfde flatgebouw waar ik ook in woon. Op 12 oktober 2016, omstreeks 12:30 uur, ging de deurbel. Ik opende de voordeur en zag [verdachte] staan. [verdachte] wilde mij graag privé spreken. Omdat ik wist wie hij was heb ik hem binnen gelaten. Binnen zei [verdachte] dat ik al heel lang in het flat woonde en vroeg daarom of ik iemand wist die hem geld kon lenen. Ik zei daarop dat ik dat zo niet zou weten. [verdachte] vertelde mij vervolgens dat zijn dochter plastische chirurgie moest ondergaan en dat ze een protégé [de rechtbank leest: prothese] zou krijgen. De operatie zou uitgevoerd worden door [bedrijf] in Leeuwarden. De rekening daarvoor moest [verdachte] contant betalen. [verdachte] zag echter geen kans het totaalbedrag op korte termijn bij elkaar krijgen. Hij zat er inmiddels bij te huilen. Uiteindelijk vroeg [verdachte] of hij van mij 500 euro kon lenen. Dit bedrag zou hij terug betalen zodra hij zijn volgende salaris had gekregen. Donderdag 13 oktober 2016 heb ik de eerste 250 euro gepind. De volgende dag heb ik nogmaals 250 euro. Beide dagen kwam [verdachte] bij mij om de bedragen op te halen. Hij beloofde nogmaals het geleende geld binnen een maand terug te betalen. Hij had dan weer geld omdat hij als zelfstandige in de autoverzekering branche werkte. Tot op heden heeft [verdachte] mij nog geen cent terugbetaald.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 22 maart 2019,opgenomen op pagina 170 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019107597 d.d. 29 april 2019, inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Wie is die mevrouw [slachtoffer 3] .
A: Iemand van het appartementencomplex [adres] .
0: Uit de aangifte komt de informatie dat ze aan u geld geleend heeft, klopt dat?
A: Ja dat klopt. Ik heb haar nog niets terugbetaald.
V: Waar aan hebt u het geld besteed van mevrouw [slachtoffer 3] ?
A: Voor eigen gebruik. Voor mijzelf. Voor kosten en rekeningen.
V: Heeft u het geld, van mevrouw [slachtoffer 3] , uitgegeven bij [bedrijf] in Leeuwarden?
A: Nee.
V: Waarom zegt u dit dan tegen mevrouw [slachtoffer 3] ?
A: Je hebt een verhaal. Het verhaal is een combinatie van waarheden en onwaarheden. Een verhaal maken om ergens toe te komen.
Feit 4
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 juni 2018,opgenomen op pagina 227 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019107597 d.d. 29 april 2019, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 4] :
[verdachte] en ik wonen bij elkaar in de flat in Leeuwarden. Op 12 augustus 2016 omstreeks 12:20 uur hoorde ik de deurbel. Ik liep naar de voordeur en zag de heer [verdachte] bij ons voor de deur staan. Ik hoorde dat de heer [verdachte] aan mij vroeg dat hij dringend met mij wilde spreken omdat hij grote problemen had. Hij vroeg of hij binnen mocht komen. Ik heb hem binnengelaten. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat hij in financiële moeilijkheden zat. Hij vertelde dat hij was gescheiden, dat zijn dochter bij zijn ex-vrouw woont en dat zijn ex-vrouw dringend geld nodig had. Zou ze dit niet krijgen dan zou er wat met hun dochter gebeuren. Hij vertelde dat hij 700 euro nodig had. Op het moment dat hij dit verhaal vertelde zag ik dat de tranen over zijn wangen liepen. Ik hoorde dat de heer [verdachte] tegen mij zei help mij alstublieft, u krijgt het geld over 14 dagen terug. Ik vertelde dat ik niet zoveel geld in huis had en dat ik zou gaan bekijken wat ik voor hem kon doen en dat hij aan het einde van de middag maar terug moest komen. Op vrijdag 12 augustus 2016 omstreeks 17:00 uur kwam de heer [verdachte] weer bij ons aan de deur en hij vroeg of hij geld kon lenen. Ik had ondertussen besloten de heer [verdachte] te helpen en hem 700 euro te lenen. De heer [verdachte] had hiervoor een verklaring op papier opgesteld, waarin hij mededeelt dat hij over 14 dagen het bedrag zal terug betalen of op mijn bankrekening van de ING bank zal storten. Beiden hebben deze verklaring ondertekend. Tot op heden heeft hij nog steeds niet mijn 700 euro terugbetaald.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 21 maart 2019,opgenomen op pagina 159 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019107597 d.d. 29 april 2019, inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Waarom heeft meneer [slachtoffer 4] aangifte tegen u gedaan?
A: Ik heb geld bij hem geleend en ik heb hem niet terug kunnen betalen.
V: Waarvoor had u het geld nodig?
A: Ja volgens mij voor mezelf voor de zorg dat soort dingen. Het is terugkerend. Ik had geld nodig.
0: Verbalisant toont het email bericht wat meneer [slachtoffer 4] bij de aangifte heeft aangeleverd. Deze heeft betrekking op de leningsovereenkomst. De email is van 12 augustus 2016 en afkomstig van [e-mailadres] .
A: Dit heb ik ook verstuurd vanuit de iPad.
V: Wie zijn handtekening staat daar?
A: Dat ben ik.
V: Wat hebt u uiteindelijk aan meneer [slachtoffer 4] terug betaald?
A: Niets.
Feit 5
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 maart 2019,opgenomen op pagina 241 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019107597 d.d. 29 april 2019, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 5] :
Ik ken [verdachte] al enige jaren. Op 21 februari 2017 belde [verdachte] mij op. Ik hoorde dat hij het volgende verzoek aan mij had. Ik hoorde dat hij aan mij financiële hulp vroeg. Zijn dochter moest naar de tandarts en had dringend een beugel nodig. Ik hoorde dat [verdachte] in de problemen zat want hij kon dit niet betalen, zo vertelde hij. Ik hoorde aan zijn stem dat hij dit op zeer wanhopige en smekende toon aan mij vroeg. Ik hoorde dat hij op een gegeven moment in huilen uitbarstte van wanhoop. Ik hoorde dat [verdachte] 300 euro van mij wilde lenen voor de kosten van de beugel van zijn dochter. Ik heb [verdachte] daarna teruggebeld en tegen hem gezegd dat ik hem de 300 euro wel wilde lenen. Ik wilde dan wel een handgeschreven schuldverklaring van hem ontvangen waarin stond vermeld dat ik hem 300 euro had geleend en ik dit weer terug zou ontvangen. De volgende dag, 22 februari 2017 hadden [verdachte] en ik afgesproken bij zijn ouderlijk huis in de flat aan [adres] te Leeuwarden. [verdachte] heeft daar op mijn verzoek de door hem geschreven schuldverklaring ondertekend. Ik heb hierna [verdachte] de zes briefjes van 50 euro overhandigd. Tot op heden heb ik de 300 euro nog niet terug ontvangen van [verdachte] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 17 april 2019,opgenomen op pagina 185 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019107597 d.d. 29 april 2019, inhoudende als verklaring van verdachte:
A: [slachtoffer 5] die ken ik van het voetbal.
O: Hij heeft op 29 maart 2019 aangifte gedaan van oplichting. Hij zegt dat hij u op 22 februari 2017 een bedrag van 300 euro heeft geleend. Hij verklaart dat u hem huilend via de telefoon om die lening had gevraagd omdat uw dochter een beugel nodig had. Hij gaf u daarna 300 euro cash en dat gebeurde bij u thuis aan het [adres] .
V: Hoe zit dat?
A: Klopt. Hetzelfde als bij de anderen.
O: Hij verklaart ook dat u toen een handgeschreven schuldverklaring hebt ondertekend.
A: Dat zal ongetwijfeld.
V: Wij zullen hem u laten zien
A: Ja dat is mijn handschrift en mijn handtekening.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feiten 1, 2, 3, 4 en 5
Uitgangspunt
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken. Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, Sr bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebruikt, is bewogen tot een van voornoemde handelingen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren enerzijds de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen, en anderzijds de persoonlijkheid van het slachtoffer, waarbij onder meer de leeftijd en de verstandelijke vermogens van het slachtoffer een rol kunnen spelen. Bij een samenweefsel van verdichtsels behoren tot die omstandigheden onder meer de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) leugenachtige mededelingen in hun onderlinge samenhang.
Samenweefsel van verdichtsels
Uit het dossier blijkt dat verdachte telkens hem uit zijn sociale netwerk bekende mensen heeft benadeeld. Telkens heeft verdachte, in strijd met de waarheid, onder meer verteld dat hij dringend geld nodig had voor (de beugel van) zijn dochter. Deze onware mededeling(en) deed verdachte steeds in een vertrouwenwekkende situatie. Verdachte maakte dus gebruik van dezelfde modus operandi.
Op indringende wijze heeft verdachte om geld gevraagd aan aangevers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (feiten 2, 3 en 4), door bij hen zonder afspraak bij de woning te verschijnen en middels smeekbedes huilend om geldleningen te vragen. Ook bij aangever [slachtoffer 5] (feit 5) heeft verdachte smekend en huilend om een geldlening gevraagd. Bij aangever [slachtoffer 3] (feit 3) heeft verdachte bovendien gesteld dat hij het geleende geld bij zijn eerstvolgende salaris zou terugbetalen wetende dat hij geen enkele inkomstenbron had. Bij aangevers [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] (feiten 4 en 5) heeft verdachte een schuldverklaring getekend, zodat dit zou bijdragen aan de betrouwbaarheid van zijn mededeling dat hij het geleende geld zou terugbetalen.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting verklaard telkens het geleende geld gebruikt te hebben voor eigen doeleinden. Niet is gebleken dat verdachte enig ander doel heeft gehad dan om het geld aan zichzelf te doen toekomen. De rechtbank is op grond van alle voornoemde omstandigheden - het gedragspatroon van verdachte, de indringendheid alsmede de vertrouwenwekkende aard van de onware mededelingen -, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat de verdachte telkens – met het oogmerk zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen – door een samenweefsel van verdichtsels bij aangevers een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen waardoor hij hen bewoog tot de afgifte van geld.
Onderzoeksplicht
Door de verdediging is bepleit dat aangevers een onderzoeksplicht hadden, zodat van oplichting geen sprake kan zijn. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier blijkt dat de aangevers van de feiten 2, 3 en 4 ten tijde van het feit respectievelijk 73, 93 en 85 jaar oud waren. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid en het vertrouwen
van deze ouderen, gelet op hun leeftijd en het feit dat zij verdachte kenden vanuit dezelfde (senioren)flat waar ook verdachte met zijn ouders woonde.
Ten aanzien van aangever [slachtoffer 1] (feit 1) overweegt de rechtbank dat zij elkaar van vroeger kenden, dat verdachte het contact snel in de vertrouwelijke sfeer bracht en dat hij van die sfeer en situatie misbruik heeft gemaakt. Aangever meende een oude bekende te helpen.
Ten aanzien van aangever [slachtoffer 5] (feit 5) overweegt de rechtbank dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de in het maatschappelijk verkeer geldende opvatting dat als een schuldverklaring wordt getekend er vanuit gegaan mag worden dat de lening wordt terugbetaald.
Kortom, aangevers vertrouwden verdachte, hadden het met hem te doen en wilden hem helpen. Er is niets wat erop wijst dat de aangevers beter hadden moeten weten en onderzoek hadden moeten doen.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend te bewijzen zijn, zodat bewezenverklaring zal volgen op na te noemen wijze.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij op 24 maart 2017 te Leeuwarden met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten 400 euro, door die [slachtoffer 1] met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid
  • een e-mail bericht te sturen met de mededeling: "Mag ik iets met je bespreken wat voorlopigabsoluut tussen ons moet blijven? Zo ja wil je mij dan bellen. Er is wel haast bij..." en vervolgens
  • via een telefonische verbinding mede te delen dat verdachtes dochter, die op voetbal zit, tijdens detraining een bal tegen haar beugel had gekregen en dat deze hierdoor beschadigd was geraakt en dat verdachte met zijn dochter bij de orthodontist was geweest en de schade aan de beugel rond de 1500,- euro was en dat de ex van verdachte nog schulden had bij de tandarts en dat de tandarts wilde dat [verdachte] het geld voor de reparatie gelijk betaalde en dat verdachte al een deel van het geld bij elkaar had, onder ander via leningen van familie en vrienden, maar dat er nog een bedrag van
400,- euro ontbrak en of die [slachtoffer 1] verdachte die 400,- euro wilde lenen, waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot die voren omschreven afgifte van die 400 euro;
2 hij in de periode omvattende de dagen 28 september 2016 en 29 september 2016 te Leeuwarden met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten 1500 euro, door in voornoemde periode met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid
- bij die [slachtoffer 2] voor de deur van diens woning te gaan staan en aan te bellen en nadat was opengedaan en verdachte was binnengelaten in het bijzijn van die [slachtoffer 2] te gaan huilen en zich emotioneel te tonen en tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat verdachte in financiële moeilijkheden zat en dat verdachte was gescheiden en zijn dochter bij zijn ex-vrouw woonde en dat verdachte dringend geld nodig had voor zijn kinderen en dat verdachte 1500 euro nodig terwijl de tranen over verdachtes wangen liepen en door aan die [slachtoffer 2] te vragen hem, verdachte, alstublieft te helpen en dat verdachte die [slachtoffer 2] omstreeks 10 oktober 2016 terug zou betalen, waardoor die [slachtoffer 2] werd bewogen tot die voren omschreven afgifte van die 1500 euro;
3 hij in de periode van 12 oktober 2016 tot en met 14 oktober 2016 te Leeuwarden met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten 500 euro, door in voornoemde periode met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid
  • bij die [slachtoffer 3] voor de deur van haar woning te gaan staan en aan te bellen en nadat wasopengedaan en verdachte was binnengelaten tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat hij haar graag privé wilde spreken en dat zij al heel lang in het flat woonde en haar daarom vroeg of zij iemand wist die verdachte geld kon lenen en dat verdachtes dochter plastische chirurgie moest ondergaan en dat ze een prothese zou krijgen en dat de operatie zou uitgevoerd worden door [bedrijf] in Leeuwarden en dat verdachte de rekening daarvoor contant moest betalen en dat verdachten geen kans zag het totaalbedrag op korte termijn bij elkaar krijgen en
  • die [slachtoffer 3] uiteindelijk te vragen of hij 500 euro kon lenen en dat verdachte dit bedrag zou hijterug betalen zodra hij zijn volgende salaris had gekregen en
  • daarbij te huilen en te beloven het geleende geld binnen een maand terug te betalen, want dan hadhij weer geld omdat hij als zelfstandige in de autoverzekering branche werkte, waardoor die [slachtoffer 3] werd bewogen tot voren omschreven afgifte van die 500 euro;
4 hij op 12 augustus 2016 te Leeuwarden met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten 700 euro, door met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid
- bij die [slachtoffer 4] voor de deur van diens woning te gaan staan en aan te bellen en nadat was opengedaan en verdachte was binnengelaten en tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat hij hem dringend wilde spreken omdat hij grote problemen had en dat verdachte in financiële moeilijkheden zat en dat verdachte gescheiden was en dat verdachtes dochter bij zijn ex-vrouw woonde en dat zijn ex-vrouw dringend geld nodig had en dat er anders wat met hun dochter zou gebeuren en dat verdachte 700 euro nodig had en terwijl de tranen bij verdachte over zijn wangen liepen hem alstublieft te helpen en dat die [slachtoffer 4] het geld over 14 dagen terug zou krijgen en nadat verdachte op vrijdag 12 augustus 2016 omstreeks 17:00 uur weer bij die [slachtoffer 4] aan de deur bij diens woning kwam die [slachtoffer 4] te vragen hem geld te lenen, waarbij verdachte een verklaring op papier overlegde, waarin verdachte mededeling deed het geld over 14 dagen terug te betalen of op de bankrekening van die [slachtoffer 4] te storten, waardoor die [slachtoffer 4] werd bewogen tot voren omschreven afgifte van die 700 euro;
5 hij in de periode omvattende de dagen 21 februari 2017 en 22 februari 2017 te Leeuwarden met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten 300 euro, door in voornoemde periode met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid
  • die [slachtoffer 5] telefonisch te benaderen en tegen die [slachtoffer 5] te zeggen dat verdachtefinanciële hulp nodig had en dat verdachtes dochter naar de tandarts moest en dringend een beugel nodig had en dat verdachte in de problemen zat en verdachte dat niet kon betalen terwijl verdachte dit op zeer wanhopige en smekende toon aan die [slachtoffer 5] vertelde/vroeg en daarbij huilde en dat verdachte 300 euro van die [slachtoffer 5] wilde lenen voor de kosten van de beugel van zijn dochter en nadat die [slachtoffer 5] verdachte had teruggebeld en tegen hem had gezegd dat hij hem de 300 euro wel wilde lenen als hij een handgeschreven schuldverklaring van verdachte zou ontvangen waarin stond vermeld dat die [slachtoffer 5] hem 300 euro had geleend en die [slachtoffer 5] dit weer terug zou ontvangen
  • de volgende dag, 22 februari 2017, met die [slachtoffer 5] af te spreken bij het ouderlijk huis vanverdachte in de flat aan het [adres] te Leeuwarden en aldaar de door verdachte geschreven schuldverklaring te ondertekenen, waardoor die [slachtoffer 5] werd bewogen tot voren omschreven afgifte van die 300 euro.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
Oplichting.
Oplichting.
Oplichting.
Oplichting.
Oplichting.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 wordt veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur, waarvan 50 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring, bepleit toepassing te geven aan artikel 9a Sr, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6, eerste lid, van het EVRM, de positieve gedragsverandering die verdachte op eigen initiatief heeft ondergaan en hij proactief bezig is met de afbetaling van zijn schulden.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in 2016 en 2017 schuldig gemaakt aan een vijftal oplichtingen, waarbij hij kennissen en medebewoners van de seniorenflat door middel van smeekbedes huilend een zielig en onwaar verhaal op de mouw heeft gespeld, waardoor zij – uit goede wil – zijn overgegaan tot het lenen van geldbedragen aan verdachte. Op het moment dat zij doorkregen dat de terugbetaling wel erg lang op zich liet wachten, heeft hij hen ook nog eens tergend lang aan het lijntje gehouden door e-mails en whatsappberichten te versturen waarin hij constant smoesjes verzon, leugens vertelde, ontwijkende antwoorden gaf, de confrontatie uit de weg ging en op deze manier de terugbetaling jarenlang voor zich uit bleef schuiven.
Uit het dossier blijkt bovendien dat hij in diezelfde periode nog minstens zevenentwintig andere slachtoffers (die geen aangifte hebben gedaan) op een vergelijkbare manier geld afhandig heeft gemaakt.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij op geen enkel moment lijkt te hebben gerealiseerd welke gevolgen de door hem gepleegde feiten voor de aangevers hebben gehad. Het merendeel van de aangevers zijn bovendien kwetsbare en hulpbehoevende ouderen. Verdachte heeft er niet alleen mede voor gezorgd dat aangevers financiële schade hebben opgelopen, maar heeft ook het vertrouwen dat zij hadden in de medemens zeer ernstig geschaad. De rechtbank vindt het stuitend dat verdachte voornoemd vertrouwen ernstig heeft misbruikt. Hij heeft puur gehandeld vanuit zijn eigen behoefte aan financiële middelen en zich kennelijk niets aangetrokken van de financiële schade waarmee hij zijn slachtoffers opzadelde.
Documentatie
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van 16 februari 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten waarvoor een taakstraf is opgelegd die verdachte reeds heeft uitgevoerd.
Persoon van verdachte
Uit het reclasseringsadvies van 21 december 2022, opgesteld door [naam] , reclasseringswerker van Reclassering Nederland te Leeuwarden, blijkt onder meer dat bij een bewezenverklaring geconcludeerd kan worden dat verdachte eerder is veroordeeld voor oplichting en dat daardoor sprake is van een delictpatroon. Delictgerelateerde risicofactoren zijn gelegen in de persoonlijkheid van verdachte (het psychosociaal functioneren), zijn financiële situatie van destijds en zijn sociaal netwerk (in die zin dat hij personen uit zijn netwerk benadeelde). In algemene zin geldt vanuit reclasseringsoogpunt het op dit moment ontbreken van dagbesteding als risicofactor.
Inmiddels is sprake van een positief ingezette gedragsverandering. Verdachte heeft spijt betuigd voor het delictgedrag en heeft zich bereidwillig getoond de aangebrachte schade te vergoeden. Eén aangever zou inmiddels schadeloos zijn gesteld en ten aanzien van drie andere aangevers bestaat er een actuele afbetalingsregeling. Dit getuigt van het nemen van verantwoordelijkheid. Verdachte maakt bij de reclassering een oprechte indruk wanneer hij stelt dat hij zijn delictgedrag definitief achter zich wil laten. Dat hij na zijn arrestatie op eigen initiatief onder behandeling ging bij de forensische polikliniek van de GGZ draagt daaraan bij. Verdachte heeft bij de polikliniek psychomotorische therapie gevolgd en is op eigen initiatief doorgegaan met behandeling gericht op individuele psychotherapie. Beschermende factoren betreffen zijn huisvesting, het hebben van een bijstandsuitkering, de huidige behandeling bij de GGZ waaraan hij gemotiveerd deelneemt en het afwezig zijn van middelengebruik.
Het risico op recidive wordt ingeschat als laag-gemiddeld.
Geadviseerd is een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Het is aan verdachte om zich te bewijzen, waarbij een proeftijd met een voorwaardelijk strafdeel als stok achter de deur kan dienen. Op die manier ligt de verantwoordelijkheid nadrukkelijk bij verdachte zelf.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, van het EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
Die termijn heeft in dit geval een aanvang genomen vanaf het moment dat verdachte in verzekering is gesteld op 19 maart 2019, en gaat derhalve een termijn van twee jaren ruimschoots te boven. Deze overschrijding dient in de straf te worden verdisconteerd.
Conclusie
De aard en de ernst van het bewezenverklaarde rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur. Gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn vindt de rechtbank in plaats daarvan een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf passend en geboden. Vanwege artikel 22b Sr kan de rechtbank in deze zaak uitsluitend een taakstraf opleggen indien zij daarnaast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt. Alles afwegend zal de rechtbank een gevangenisstraf van 34 dagen opleggen met aftrek van het voorarrest. Een gedeelte daarvan, te weten 30 dagen zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen als middel om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen. De rechtbank is anders dan de officier van justitie van oordeel dat ondanks het tijdsverloop ook een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is om de ernst van het feit te benadrukken en verdachte te doordringen van het kwalijke van zijn handelen. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf van 50 uren opleggen.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 400,00, bestaande uit materiële schade;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 1.621,00, bestaande uit materiële schade; 3. [slachtoffer 4] , tot een bedrag van € 1.320,00 bestaande uit materiële schade;
4. [ slachtoffer 5] tot een bedrag van € 300,00 bestaande uit materiële schade.
Alle vorderingen worden telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] (feiten 1, 2 en 5) – voor zover deze nog niet zijn terugbetaald – voor toewijzing vatbaar zijn, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr. De vordering van [slachtoffer 4] (feit 4) is toewijsbaar tot een bedrag van € 700,00 omdat dit het bedrag van de lening betreft. Ook bij [slachtoffer 4] geldt dat het reeds door verdachte terugbetaalde bedrag in mindering moet worden gebracht op deze € 700,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr.
Subsidiair heeft de officier zich op het standpunt gesteld dat alle vier de vorderingen niet-ontvankelijk verklaard moeten worden, zodat de bestaande civiele afspraken rondom de terugbetaling kunnen worden voortgezet.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] (feiten 1, 2 en 4) niet-ontvankelijk te verklaren, omdat meer waarde toegekend zou moeten worden aan de betalingsregelingen die verdachte reeds zelf met hen heeft getroffen. De lening van [slachtoffer 1] is inmiddels geheel terugbetaald en de leningen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] zijn deels terugbetaald.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] (feit 5) heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van [slachtoffer 1] (feit 1)
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 bewezen verklaarde.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is echter gebleken dat het totale bedrag aan gevorderde schade inmiddels is terugbetaald aan de benadeelde partij, waardoor er geen belang meer is bij toewijzing van de vordering. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van [slachtoffer 2] (feit 2)
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 2 bewezen verklaarde.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte inmiddels € 1.080,00 van het totaal geleende bedrag van € 1.500,00 heeft terugbetaald. Voorts zijn de gevorderde incassokosten van € 121,00 niet door verdachte en diens raadsvrouw betwist, waardoor het schadebedrag dat thans nog openstaat € 541,00 bedraagt. De rechtbank zal de vordering gelet op het voorgaande toewijzen tot een bedrag van € 541,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 september 2016. De rechtbank wijst de vordering voor het overige deel af.
Ten aanzien van [slachtoffer 4] (feit 4)
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 4 bewezen verklaarde.
Uit het bewezen verklaarde feit volgt dat de schade van de benadeelde partij € 700,00 bedraagt. De benadeelde partij heeft een hoger bedrag aan schade gevorderd, maar dit is niet onderbouwd, zodat het deel boven de € 700,00 om die reden moet worden afgewezen. Daarbij komt dat verdachte een bedrag van € 360,00 reeds heeft terugbetaald, zodat de totale schade van de benadeelde partij € 340,00 bedraagt. De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 340,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2016. Voor het overige zal de rechtbank de vordering dus afwijzen.
Ten aanzien van [slachtoffer 5] (feit 5)
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 5 bewezen verklaarde. De vordering van € 300,00, waarvan de hoogte niet door verdachte en diens raadsvrouw is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 22 februari 2017.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte telkens veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Omdat de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden aan de benadeelde partijen.
Daarnaast zal de rechtbank, in lijn met de jurisprudentie van de Hoge Raad,
1ambtshalve de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr opleggen ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 3] (feit 3). [slachtoffer 3] heeft zich niet als benadeelde in het strafproces gevoegd, maar uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt van de aansprakelijkheid naar burgerlijk recht van verdachte jegens [slachtoffer 3] alsmede van de hoogte van het schadebedrag waarvoor verdachte jegens haar aansprakelijk is.
Uit de bewezenverklaring volgt dat [slachtoffer 3] door het handelen van verdachte een bedrag van € 500,00 aan hem heeft afgegeven en ter terechtzitting is gebleken dat verdachte tot op heden een bedrag van € 360,00 aan [slachtoffer 3] heeft terugbetaald. De schade die [slachtoffer 3] heeft geleden bedraagt derhalve € 140,00. De rechtbank zal dan ook aan verdachte ambtshalve de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr opleggen, zodat ook zij schadeloos gesteld zal worden door verdachte.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 60a en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder feiten 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 34 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 30 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Een taakstraf voor de duur van 50 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 25 dagen zal worden toegepast.

Ten aanzien van [slachtoffer 1] , feit 1

Verklaart de vordering van
[slachtoffer 1]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Ten aanzien van [slachtoffer 2] , feit 2

Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 2]te betalen:
  • het bedrag van € 541,00 (zegge: vijfhonderdeenenveertig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 september 2016 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 2]aan de Staat te betalen een bedrag van € 541,00 (zegge: vijfhonderdeenenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2016 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 11 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van [slachtoffer 3] , feit 3

Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 3]aan de Staat te betalen een bedrag van € 140,00 (zegge: honderdveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2016 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 3 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van [slachtoffer 4] , feit 4

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 4]te betalen:
  • het bedrag van € 340,00 (zegge: driehonderdveertig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 augustus 2016 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 4]aan de Staat te betalen een bedrag van € 340,00 (zegge: driehonderdveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2016 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 7 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van [slachtoffer 5] , feit 5
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 5]te betalen: - het bedrag van € 300,00 (zegge: driehonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 februari 2017 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 5]aan de Staat te betalen een bedrag van € 300,00 (zegge: driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2017 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 6 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. de Jong, voorzitter, mr. M.M. Spooren en mr. B. Broerse, rechters, bijgestaan door mr. M. Linde, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 april 2023.