De opgelegde maatregel
Bij vonnis van 9 februari 2017 heeft deze rechtbank de veroordeelde de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (verder: PIJ-maatregel) opgelegd wegens het meermalen met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
De maatregel is aangevangen op 26 april 2017 en voor het laatst op 12 april 2022 verlengd met één jaar.
Het advies van de instelling
In het verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen te verlengen met anderhalve week. In dit verlengingsadvies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
Verlenging tot het einde van de PIJ-maatregel door voortzetting van het ScholingsTrainingsprogramma (verder: STP-traject) bij [instelling 1] heeft als doel het recidiverisico te beperken.
Veroordeelde verblijft momenteel bij [instelling 1] in het kader van een STP-traject op een groep met het hoogste beveiligingsniveau. Het recidiverisico bij veroordeelde is hoog en zal naar alle waarschijnlijkheid langdurig, dan wel niet levenslang hoog blijven. Er is sprake van een zeer sterk verband tussen de problematiek en het recidiverisico. De verstandelijke beperking van veroordeelde, in combinatie met zijn ongespecificeerde parafiele stoornis en achterstanden op alle ontwikkelingsgebieden (met name gewetensontwikkeling), beïnvloeden het recidiverisico ten negatieve. Veroordeelde is afhankelijk van externe begeleiding en kaders die fungeren als een geweten. Aanvullend is er sprake van een fors verstoorde seksuele ontwikkeling, met een lacune in zijn kennis met name omtrent het (h)erkennen van grenzen en het adequaat onderhouden en aangaan van (intieme) relaties. Daarbij geeft veroordeelde zelf aan dat het zeer waarschijnlijk is dat hij opnieuw soortgelijke delicten zou plegen zonder extern toezicht/begeleiding en dat hij 'bang' is alleen gelaten te worden met een voor hem mogelijk slachtoffer. De verwachting is daarom dat door zijn verstandelijke beperking, in combinatie met zijn ADHD en seksuele problematiek, kaders en een externe sturing noodzakelijk blijven voor de langere termijn.
De adviezen van deskundigen als bedoeld in artikel 6:6:31 lid 2 Sv. jo. 77s lid 2 Sr.
Uit het psychiatrisch onderzoek PRO JUSTITIA van 2 april 2023, opgesteld door drs. H.A. Gerritsen , forensisch psychiater, blijkt onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
Veroordeelde werkt voldoende mee aan behandeling. Er is geen sprake van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag binnen de huidige structuur en werkwijze van de afdeling. Er kan gesproken worden van een voorzichtige gunstige ontwikkeling.
Binnen de huidige structuur van de afdeling het voortzetten van de huidige hormonale libidoremmer wordt het risico op een nieuw zedendelict als laag ingeschat zo lang er voldoende toezicht op veroordeelde is en blijft en hij geen contact met kinderen heeft. Het risico op een nieuw zedendelict zonder PIJ-maatregel wordt op de korte, middellange en lange termijn als hoog ingeschat.
Er zijn nog meerdere jaren noodzakelijk om het lopende behandeltraject verder vorm te geven. Het komend jaar is noodzakelijk te beoordelen of de naar inschatting voorzichtig positieve ontwikkeling zich zal voortzetten. Er zal getoetst moeten worden of de overgang naar een resocialisatieafdeling haalbaar is. Met de huidige stand van zaken is omzetting van de huidige PIJ-maatregel naar een TBSmaatregel nu niet noodzakelijk, omdat er een ontwikkelingsperspectief is richting resocialisatie.
De belangrijkste aandachtspunten in het risicomanagement zijn en blijven (voorlopig) verblijf binnen een gestructureerde gesloten/besloten afdeling van een forensisch psychiatrisch centrum op minimaal beveiligingsniveau 2 met op veroordeelde afgestemde beveiliging (inclusief relationele veiligheid), structurering, controle, sturing en steun naast voortzetting van de hormonale libidoremmer en continue controle op seksuele gevoelens, gedachten en gedrag. Daarnaast blijft een gestructureerde en voorspelbare dagstructuur met voldoende daginvulling noodzakelijk/essentieel. Tenslotte is het van belang om veroordeelde goed te monitoren op (bizarre) seksuele en agressieve fantasieën, angst/spanning, impulsiviteit en agressiviteit.
Uit het psychologisch onderzoek PRO JUSTITIA van 13 februari 2023, opgesteld door drs. J. Jonker , klinisch psycholoog, blijkt onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
Veroordeelde doorloopt een STP-traject bij [instelling 1] en houdt zich tot nu toe goed aan die voorwaarden. Veroordeelde is van beveiligingsniveau 4 (PIJ), naar beveiligingsniveau 3 ( [instelling 3] ) naar beveiligingsniveau 2 ( [instelling 4] ) gegaan. Er wordt zelfs minder seksueel grensoverschrijdend gedrag gezien dan in de [instelling 2] .
Onder de huidige omstandigheden wordt het recidiverisico op seksueel geweld ingeschat op laagmatig. Het recidiverisico op seksueel geweld is hoog bij beëindiging van de behandeling. Thans lijkt een verandering te zijn opgetreden waardoor het de moeite waard is om het reeds ingeslagen pad verder te onderzoeken. Geadviseerd wordt de PIJ-maatregel niet om te zetten naar een TBS-maatregel en het STP-traject maximaal te verlengen zodat veroordeelde stappen kan blijven zetten op een lager beveiligingsniveau met wél een hoge begeleidingsintensiteit. Tevens wordt geadviseerd om het reclasseringstoezicht door te laten lopen, gezien het relatief hardnekkige en onbehandelbare karakter van een parafiele stoornis. Een groter beroep doen op de eigen verantwoordelijkheid van veroordeelde is niet goed mogelijk vanwege zijn beperkte cognitieve capaciteiten en sociaal-emotioneel jonge leeftijd. Mensen met een matig verstandelijke beperking hebben doorgaans blijvend ondersteuning nodig in hun functioneren.
Het advies van de reclassering
Uit het reclasseringsrapport, opgesteld door [deskundige 2] , Reclasseringswerker Reclassering Nederland locatie Leeuwarden blijkt onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
In juli 2022 is veroordeelde overgeplaatst van de [instelling 2] naar [instelling 1] ( [instelling 1] ) in het kader van een STP-traject. Deze behandelomgeving sluit volgens de reclassering beter aan bij veroordeelde. Hij voelt zich veiliger dan in de [instelling 2] , er zijn meer mogelijkheden wat betreft dagbesteding, hij heeft een goed gevuld dagprogramma en er zijn meer doorstroommogelijkheden. Opgemerkt wordt dat veroordeelde sinds de overplaatsing meer initiatief toont. Hij neemt zonder aansporing deel aan het dagprogramma en komt zelf ook met voorstellen voor bijvoorbeeld zijn vrijetijdsbesteding. Een goede daginvulling is voor veroordeelde cruciaal voor het verminderen en controleren van zijn seksuele spanning. Het biedt hem afleiding. Verder is hij aan het oefenen met het opbouwen van verloven. Veroordeelde is goed in contact met zijn behandelaars, begeleiders en laat zich sturen en begrenzen. Beschermend is dat hij meewerkt met de behandeling, zich laat sturen, zijn medicatie gebruikt en hij adequate dagbesteding heeft.
Gezien de problematiek van veroordeelde blijft een extern toezicht noodzakelijk om adequaat gedrag te laten zien, omdat zonder toezicht het risico zonder meer hoog is. Naast de aanwezige hyperseksualiteit en parafilie kan veroordeelde in beperkte mate met spanningen omgaan. Hij heeft externe sturing nodig om spanning niet om te zetten in seksueel gedrag zoals bijvoorbeeld masturberen.
De PIJ-maatregel eindigt op 26 april 2023 van rechtswege. Vanaf dan gaat de voorwaardelijke beëindiging PIJ in welke een jaar duurt en daarna nog een jaar verlengd zou kunnen worden. Deze periode wordt door de reclassering nog noodzakelijk geacht gezien het hoge recidive risico en het onderzoek naar een passend vervolgkader.
Geadviseerd wordt geen wijziging in de voorwaarden ten opzichte van de voorwaarden binnen het huidige STP-traject. Als aanvulling wordt een Time-out plaatsing en het verplicht innemen van medicatie geadviseerd, indien en zolang de reclassering dat nodig acht.
De deskundigen de heer [deskundige 2] en mevrouw [deskundige 1] hebben ter terechtzitting aangegeven geen aanvullingen te hebben.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting primair gevorderd het openbaar ministerie nietontvankelijk te verklaren in de vordering tot verlenging met daarbij de vaststelling door de rechtbank dat het onvoorwaardelijk deel van de PIJ-maatregel ten minste zes jaar heeft geduurd. De officier van justitie wil, gelet op het hoge recidive risico, de mogelijkheid behouden om de PIJ-maatregel om te zetten naar een TBS-maatregel. Daarvoor is vereist dat de PIJ-maatregel tenminste zes jaar heeft geduurd.
Subsidiair heeft de officier van justitie gepersisteerd bij zijn vordering tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met 12 dagen, omdat de huidige verlenging van de PIJmaatregel op 14 april 2023 afloopt.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd om de PIJ-maatregel te beëindigen onder de voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank omtrent de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel.
De veroordeelde en zijn raadsvrouw hebben verzocht de PIJ-maatregel te beëindigen onder de voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de officier van justitie, in afwijking van het door hem ingenomen standpunt, ontvankelijk in de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel omdat deze nog geen zes jaren heeft geduurd.
De rechtbank stelt vast dat de PIJ-maatregel op 26 april 2017 is aangevangen en na de vorige verlenging (beslissing 12 april 2022) zal eindigen op 14 april 2023. De PIJ-maatregel heeft daarmee nog geen zes jaar geduurd. De rechtbank zal daarom de termijn van de PIJ-maatregel met 12 dagen verlengen, waarna deze van rechtswege op 26 april 2024 onvoorwaardelijk zal eindigen.
Uit de hiervoor genoemde stukken blijkt immers dat voldaan is aan de wettelijke vereisten om te komen tot verlenging van de PIJ-maatregel. Verlenging is nodig met het oog op de bescherming van de maatschappij en zal bijdragen aan een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van veroordeelde. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder van belang dat de gehele zes jaar PIJ-maatregel door veroordeelde zal worden ondergaan om in de toekomst de mogelijkheid open te houden van een omzetting naar een TBS-maatregel bij een minder gunstig verloop van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel.
Ten aanzien van de vordering tot het stellen van bijzondere voorwaarden overweegt de rechtbank als volgt. De PIJ-maatregel zal van rechtswege met ingang van 26 april 2023 voorwaardelijk eindigen. Op grond van artikel 77t Sr. gelden dan van rechtswege de uit dit artikel voortvloeiende algemene voorwaarden.
Ingevolge artikel 6:6:32, derde lid, sub a, Sv. kunnen aan de voorwaardelijke beëindiging van de PIJmaatregel tevens bijzondere voorwaarden worden gesteld betreffende het gedrag van veroordeelde. De rechtbank ziet in casu aanleiding om met toepassing van voornoemd artikel te bepalen dat de veroordeelde met ingang van 26 april 2023 zich zal houden aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, zoals hierna vermeld in het dictum. De veroordeelde heeft zich bereid verklaard zich aan deze bijzondere voorwaarden te houden.
De rechtbank zal de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarde van Time-out opleggen met dien verstande dat de opname alleen en zolang kan voortduren indien de veroordeelde daarmee instemt. Naar het oordeel van de rechtbank is de beslissing of zich de noodzaak voordoet dat veroordeelde wordt opgenomen in een zorginstelling en voor welke duur, voorbehouden aan de rechter. Er staat echter niets aan in de weg dat de veroordeelde zich vrijwillig laat opnemen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77s en 77t van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6:6:31 en 6:6:32 van het Wetboek van strafvordering.
Beslissing
De rechtbank
Wijst toede vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting van jeugdigen van veroordeelde met 12 dagen, zodat deze van rechtswege zal eindigen met ingang van 26 april 2024.
Wijst toede vordering van de officier van justitie tot het stellen van bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel met ingang van 26 april 2023;
Stelt met ingang van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel, naast de van rechtswege geldende algemene voorwaarden, de volgende bijzondere voorwaarden voor de duur van de voorwaardelijke beëindiging vast, namelijk: