ECLI:NL:RBNNE:2023:1647

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
185703
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van Nederlands recht op echtscheiding van Iraanse echtgenoten met asielstatus

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 6 april 2023 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man van Iraanse nationaliteit. De vrouw heeft een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in Nederland, terwijl de man in Nederland verblijft in het kader van gezinshereniging. De vrouw heeft de rechtbank verzocht om de echtscheiding uit te spreken en het huurrecht van de woning aan haar toe te delen. De man heeft verweer gevoerd en verzocht om de echtscheiding op grond van Iraans recht uit te spreken, omdat hij vreest dat Iran de beschikking anders niet zal erkennen.

De rechtbank heeft eerst de rechtsmacht beoordeeld en vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is, aangezien de gewone verblijfplaats van beide partijen in Nederland is. Vervolgens heeft de rechtbank het toepasselijke recht beoordeeld. Op basis van artikel 10:56 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt in beginsel Nederlands recht toegepast, tenzij partijen een gezamenlijke buitenlandse nationaliteit hebben en een keuze voor dat recht hebben gemaakt. De rechtbank concludeert dat, hoewel beide partijen Iraanse nationaliteit hebben, de vrouw een verblijfsvergunning heeft en haar gewone verblijfplaats in Nederland is. Hierdoor is er geen sprake van een gezamenlijke nationaliteit in de zin van het BW.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, wat door de man niet werd betwist, en heeft het verzoek van de vrouw om de echtscheiding uit te spreken toegewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/185703 / FA RK 22-1516
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 6 april 2023
inzake
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
hierna ook te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. H.L. Thiescheffer, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[de man],
wonende op een bij de rechtbank onbekend adres,
hierna ook te noemen: de man,
advocaat: mr. K. Mohasselzadeh, kantoorhoudende te Voorburg.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift en een deponeringsakte van de vrouw, ontvangen op 8 september 2022;
- het betekeningsexploot, ontvangen op 15 september 2022;
- het verweerschrift van de man, tevens houdend een zelfstandig verzoek, ontvangen op 21 december 2022;
- het verweerschrift van de vrouw op het zelfstandig verzoek, ontvangen op 22 december 2022.;
- een e-mailbericht van de man, ontvangen op 7 maart 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 maart 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vrouw, bijgestaan door mr. Thiescheffer;
- de man, bijgestaan door mr. Mohasselzadeh;
- [gegevens tolk], tolk in de taal Farsi, ten behoeve van de vrouw;
- [gegevens tolk], tolk in de taal Farsi, ten behoeve van de man.

2.Feiten

2.1.
De vrouw en de man zijn op [datum] in [plaatsnaam], Iran, met elkaar gehuwd.
2.2.
De vrouw en de man hebben de Iraanse nationaliteit.
2.3.
De vrouw heeft een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in Nederland.
2.4.
De vrouw is [jaartal] vanwege haar bekering tot het christendom naar Nederland vertrokken. Zij staat volgens een uittreksel uit de Basisregistratie Personen (BRP) sinds [datum] ingeschreven in Nederland.
2.5.
De man verblijft sinds [datum] in Nederland in het kader van gezinshereniging. Hij staat volgens een uittreksel uit de BRP sinds [datum] ingeschreven in Nederland.

3.Verzoeken

3.1.
De vrouw heeft de rechtbank verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de echtscheiding tussen partijen uit te spreken;
II. te bepalen dat aan de vrouw het huurrecht van de woning aan [adres]
zal worden toegedeeld.
3.2.
De man heeft verweer gevoerd en de rechtbank verzocht:
I. de verzoeken van de vrouw af te wijzen;
II. de echtscheiding op grond van Iraans recht uit te spreken.
3.3.
De man wenst dat Iraans recht wordt toegepast, omdat Iran de beschikking van de rechtbank anders niet zal erkennen en hij hier problemen van kan ondervinden. De vrouw heeft verweer gevoerd en de rechtbank verzocht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de tegenverzoeken van de man af te wijzen.
3.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw haar verzoek ten aanzien van het huurrecht ingetrokken. Daar hoeft de rechtbank niet meer op te beslissen.

4.Beoordeling

Rechtsmacht
4.1.
Omdat deze zaak een internationaal karakter heeft, moet in de eerste plaats worden beoordeeld of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en vervolgens welk recht van toepassing is.
4.2.
Nu het verzoekschrift van de vrouw is ingediend na 1 augustus 2022 is de Verordening (EG) nr. 2019/1111 van 25 juni 2019 (hierna: Brussel II-ter) van toepassing.
4.3.
Nu ten tijde van het indienen van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van partijen zich in Nederland bevond, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
Toepasselijk recht
4.4.
Op grond van artikel 10:56 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt in beginsel Nederlands recht toegepast op het verzoek tot echtscheiding. Dit is slechts anders als partijen een gezamenlijke buitenlandse nationaliteit hebben en a) door de echtgenoten gezamenlijk een keuze voor dit recht is gedaan, althans een keuze van een van de echtgenoten onweersproken is gebleven of b) door een van de echtgenoten een keuze voor dit recht is gedaan en beide echtgenoten een werkelijke maatschappelijke band met het land van de gemeenschappelijke nationaliteit hebben.
4.5.
De rechtbank stelt vast dat partijen een gezamenlijke buitenlandse nationaliteit hebben, te weten de Iraanse. Artikel 10:17, eerste lid van het BW bepaalt echter dat de persoonlijke staat van een vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of 33 van de Vreemdelingenwet 2000 is verleend, wordt beheerst door het recht van zijn woonplaats, of, indien hij geen woonplaats heeft, door het recht van zijn verblijfsplaats. De vrouw heeft een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Dit betekent dat op grond van artikel 10:17 BW geen rekening wordt gehouden met het nationaliteitsrecht van de vrouw. Er dient te worden aangeknoopt bij de gewone verblijfplaats van de vrouw. De vrouw had ten tijde van de indiening van het verzoek haar gewone verblijfsplaats in Nederland en heeft die nog. Van een gezamenlijke nationaliteit in de zin van artikel 10:56 lid 1 BW is dan ook geen sprake. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat ook indien uitgegaan wordt van een gezamenlijke nationaliteit Iraans recht niet kan worden toegepast. De vrouw heeft de keuze van de man immers weersproken en de rechtbank is van oordeel dat zij geen maatschappelijke band heeft met Iran. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw aangegeven dat zij gevlucht is vanwege haar bekering tot het christendom, haar leven in Nederland heeft opgebouwd en dat zij niet van plan is om ooit terug te keren naar Iran. De rechtbank zal Nederlands recht toepassen op het verzoek tot echtscheiding.
Echtscheiding
4.6.
De vrouw heeft gesteld dat het huwelijk tussen haar en de man duurzaam is ontwricht. Dit wordt door de man betwist. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man echter aangegeven dat hij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank, als voldoende is gebleken dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
4.7.
De rechtbank overweegt als volgt. Tussen de man en de vrouw is al maanden geen sprake meer van een duurzame samenleving. Zij wonen in twee verschillende woningen. Er sprake geweest van fysiek geweld en veel problemen. De vrouw heeft, ook ter zitting nogmaals, uitdrukkelijk aangegeven dat zij geen wens meer heeft om het huwelijk met de man voort te zetten. De rechtbank is van oordeel dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht en zal het verzoek van de vrouw toewijzen.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [datum] in [plaatsnaam], Iran;
5.2.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Teertstra, rechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
fn: 889