Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Procesverloop
2.Feiten
3.Verzoeken
4.Beoordeling
5.Beslissing
Arnhem-Leeuwarden.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 6 april 2023 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man van Iraanse nationaliteit. De vrouw heeft een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in Nederland, terwijl de man in Nederland verblijft in het kader van gezinshereniging. De vrouw heeft de rechtbank verzocht om de echtscheiding uit te spreken en het huurrecht van de woning aan haar toe te delen. De man heeft verweer gevoerd en verzocht om de echtscheiding op grond van Iraans recht uit te spreken, omdat hij vreest dat Iran de beschikking anders niet zal erkennen.
De rechtbank heeft eerst de rechtsmacht beoordeeld en vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is, aangezien de gewone verblijfplaats van beide partijen in Nederland is. Vervolgens heeft de rechtbank het toepasselijke recht beoordeeld. Op basis van artikel 10:56 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt in beginsel Nederlands recht toegepast, tenzij partijen een gezamenlijke buitenlandse nationaliteit hebben en een keuze voor dat recht hebben gemaakt. De rechtbank concludeert dat, hoewel beide partijen Iraanse nationaliteit hebben, de vrouw een verblijfsvergunning heeft en haar gewone verblijfplaats in Nederland is. Hierdoor is er geen sprake van een gezamenlijke nationaliteit in de zin van het BW.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, wat door de man niet werd betwist, en heeft het verzoek van de vrouw om de echtscheiding uit te spreken toegewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.