ECLI:NL:RBNNE:2023:1622

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
LEE 23/1537
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake rectificatie op grond van de AVG

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een rectificatie van bepaalde gegevens had aangevraagd op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoeker had op 15 maart 2023 de Minister van Veiligheid en Justitie verzocht om rectificatie, maar deze aanvraag werd op 29 maart 2023 afgewezen. Verzoeker maakte hiertegen bezwaar.

De voorzieningenrechter beoordeelt dat er geen beletsel is voor de bevoegdheid van de bestuursrechter, ondanks de detentie van verzoeker. Echter, voor het treffen van een voorlopige voorziening is vereist dat er sprake is van 'onverwijlde spoed'. De voorzieningenrechter concludeert dat het uitblijven van de gevraagde rectificatie geen onomkeerbare gevolgen heeft en dat er geen ernstige nadelige effecten voor verzoeker zijn aangetoond. Daarom is er geen spoedeisend belang en wordt het verzoek afgewezen.

De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 26 april 2023. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/1537

uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 april 2023 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoeker

en

de Minister van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Boone).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoeker. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
1.2.
Bij brief van 15 maart 2023 heeft verzoeker verweerder op grond van artikel 16 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) gevraagd om rectificatie van bepaalde gegevens. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 29 maart 2023 afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2.1.
Artikel 8:81, eerste lid, van de Awb bepaalt dat als, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen.
2.2.
Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter is er in deze zaak geen beletsel voor de bevoegdheid van de bestuursrechter. Een besluit op het bezwaar tegen de afwijzing van een aanvraag op grond van de AVG staat open voor beroep bij de bestuursrechter. Anders dan verweerder in het verweerschrift betoogt, is daarbij niet relevant dat verzoeker momenteel gedetineerd is.
3. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb echter alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Het uitblijven van de door verzoeker gevraagde rectificatie heeft geen onomkeerbare gevolgen. Ook voor het overige is niet gebleken dat de gestelde onjuiste registratie van gegevens op dit moment voor verzoeker ernstige nadelige effecten heeft. De conclusie is daarom dat er geen enkel spoedeisend belang is.

Conclusie en gevolgen

4. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 april 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.