ECLI:NL:RBNNE:2023:1592

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
18-001378-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, mishandeling, vernielingen, bedreiging, diefstal en overtreding van gedragsaanwijzing

Op 18 april 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder belaging, mishandeling, vernielingen, bedreiging, diefstal en het niet naleven van een gedragsaanwijzing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 106 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke straf zijn verbonden omvatten een meldplicht, ambulante behandeling, een alcoholverbod, en meewerken aan schuldhulpverlening. Daarnaast is er een taakstraf van 100 uren opgelegd, subsidiair 50 dagen hechtenis. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 996,25, bestaande uit materiële en immateriële schade. De verdachte is schuldig bevonden aan het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van goederen van de benadeelde partij, het mishandelen van de benadeelde partij, en het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij door bedreigende berichten te sturen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van belaging, omdat de frequentie en aard van de gedragingen niet als stelselmatig konden worden aangemerkt. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat het om een ander soort feit ging.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/001378-23 ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/310993-22 en 18/267240-22 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/285879-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 april 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.A. Scholtmeijer, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 18/001378-23
1. hij in of omstreeks de periode van 1 december 2022 tot en met 1 januari 2023 te
Heerenveen, in elk geval in de gemeente Heerenveen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen (te weten dat die [slachtoffer 1] contact met verdachte opneemt en/of (weer) een relatie met verdachte aangaat), niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voormeld oogmerk op verschillende data en/of tijdstippen in voornoemde periode, meermalen, althans eenmaal,
  • die [slachtoffer 1] telefonisch en/of via WhatsApp te benaderen (onder meer) met dreigende en/ofintimiderende berichten en/of
  • bij die [slachtoffer 1] voor de deur van haar woning te gaan en/of blijven staan en/of zitten en/of
  • bij de woning van die [slachtoffer 1] (langdurig) op de deurbel te drukken en/of
  • tegen de deur van de woning van die [slachtoffer 1] te stompen en/of te slaan en/of te trappenen/of te schoppen en/of
  • tegen een of meer ruiten van de woning van die [slachtoffer 1] te slaan en/of
  • een ruit van de woning van die [slachtoffer 1] te vernielen en/of
  • een (beveiligings)camera van en/of aan de woning van die [slachtoffer 1] te vernielen en/of
  • de woning van die [slachtoffer 1] binnen te dringen en/of
  • die [slachtoffer 1] te bedreigen en/of te beledigen en/of
  • een telefoontoestel van die [slachtoffer 1] te vernielen en/of
  • die [slachtoffer 1] (anderszins) lastig gevallen;
2. hij op of omstreeks 24 december 2022 te Heerenveen, in elk geval in de gemeente
Heerenveen, (in en/of aan en/of bij een woning gelegen aan de [adres]
) opzettelijk en wederrechtelijk een (beveiligings)camera en/of een telefoontoestel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3. hij op of omstreeks 24 december 2022 te Heerenveen, in elk geval in de gemeente
Heerenveen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] tegen de grond te duwen, waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen;
4. hij in of omstreeks de periode van 1 december 2022 tot en met 1 januari 2023, te
Heerenveen, in elk geval in de gemeente Heerenveen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 29 november 2022 gegeven door de officier van justitie van het arrondissement Noord-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich dient te onthouden van contact met [slachtoffer 1] (dat verdachte noch direct (zelf), noch indirect (middels anderen) op enigerlei wijze contact (niet middels telefoon, niet middels internet, niet via enig ander communicatiemiddel, noch middels direct persoonlijk contact, noch middels schriftelijke middelen) zal hebben met die [slachtoffer 1] ), immers heeft verdachte in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal,
  • die [slachtoffer 1] telefonisch en/of anderszins benaderd en/of
  • bij die [slachtoffer 1] voor de deur van haar woning gestaan en/of gezeten en/of
  • bij de woning van die [slachtoffer 1] (langdurig) op de deurbel gedrukt en/of
  • tegen de deur van de woning van die [slachtoffer 1] te gestompt en/of geslagen en/ofgetrapt en/of geschopt en/of
  • tegen een of meer ruiten van de woning van die [slachtoffer 1] geslagen en/of
  • de woning van die [slachtoffer 1] binnengedrongen/binnengegaan en/of
  • die [slachtoffer 1] aldaar mishandeld;

parketnummer 18/310993-22

1. hij op of omstreeks 17 september 2022 te Heerenveen opzettelijk en wederrechtelijk
een brievenbus, een vaas en/of een vuilniszak, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2. hij op of omstreeks 17 september 2022 te Heerenveen
[naam 1] , zijnde de moeder van [slachtoffer 1] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Als je moeder nu hier komt maak ik ze dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of van welke dreigende bewoordingen die [naam 1] (middels een geluidsopname) kennis had genomen;
3. hij op of omstreeks 13 november 2022 te Heerenveen
opzettelijk en wederrechtelijk één of meer ruit(en) en een deurbel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij in of omstreeks de periode van 11 tot en met 29 november 2022 te Heerenveen, althans in Nederland, wederrechtelijk, stelselmatig, opzettelijk, inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door in voornoemde periode, veelvuldig te bellen en/of met meerdere telefoonnummers en/of veelvuldig te appen en/of appjes te sturen met bedreigende tekst te weten "Sleutels graag vandaag in de bus anders haal ik ze zelf op. Heb je geen ruiten meer in je deur" en/of "Wil wel mijn sleutels terug vandaag nog anders heb je morgen een probleem" en/of "Zie je morgenochtend wel als na het werk gaat en als je terug komt" en/of "Nu mag je elke dag om je schouders gaan kijken" en/of "Ik doe je niks maar mijn vriendengroep houden je in de gaten" en/of dat hij, verdachte in het bezit is van seksbeelden van die [slachtoffer 1] en/of welke seksbeelden verdachte online wil gaan zetten met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
parketnummer 18/267240-22hij op of omstreeks 18 oktober 2022 te Heerenveen een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 oktober 2022 te Heerenveen opzettelijk een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten had gevonden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18/001378-23
Feit 1.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de aangifte, de processen-verbaal van bevindingen met betrekking tot de contacten met de politie, de beschrijving van de camerabeelden en het onderzoek van de telefoon van verdachte belaging wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ook heeft verdachte zelf verklaard dat zijn gedrag hinderlijk was. Dat aangeefster ook zelf wel contact met verdachte heeft gezocht, maakt niet dat er geen sprake is van wederrechtelijkheid.
Feit 2.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 2. ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 3.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 3. ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de aangifte, de verklaring van de arts en de foto’s in het dossier mishandeling wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 4.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 4. ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de stukken in het dossier met betrekking tot de gedragsaanwijzing, het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Parketnummer 18/310993-22
Feit 1.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de aangifte, de beelden in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 2.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 2. ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de aangifte, de verklaring van [slachtoffer 1] en de uitwerking van de geluidsopname het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 3.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 3. ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen en de bekennende verklaring van verdachte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 4.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 4. ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de aangifte, de aanvullende verklaring van aangeefster, de screenshots van de gestuurde berichten en de bekennende verklaring van verdachte dat hij aangeefster herhaaldelijk lastig heeft gevallen door haar veelvuldig te bellen, bedreigende teksten te appen en dreigen met het online zetten van seksbeelden van aangeefster belaging wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte heeft aangegeven dat hij aangeefster wilde intimideren. Hij wilde in de kern zijn sleutels terug. Dat aangeefster ook zelf wel contact met verdachte heeft gezocht, maakt niet dat er geen sprake is van wederrechtelijkheid. Op het moment dat er contact is gaat verdachte steeds verder met intimideren en bedreigen, zodat er sprake is van wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
Parketnummer 18/267240-22
Primair
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de aangifte en de handelswijze van verdachte, zoals blijkt uit de beschrijving van de camerabeelden, diefstal wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Verdachte heeft doelbewust zijn tas op de telefoon van aangeefster gezet, zodat deze uit het zicht bleef van de caissière. Vervolgens kiest verdachte er voor om de telefoon in zijn rugtas te stoppen en niet te melden bij de caissière of af te geven bij de servicebalie.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18/001378-23
Feit 1.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde aangevoerd dat belaging niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu onvoldoende vastgesteld kan worden dat sprake is geweest van wederrechtelijke gedragingen door verdachte. Hij heeft daartoe aangevoerd dat in deze zaak een duidelijk bericht ontbreekt waaruit blijkt dat aangeefster geen contact meer met verdachte wilde hebben. Zoals ook uit haar aangifte blijkt, zoekt aangeefster zelf ook steeds weer contact met verdachte. Dit maakt het lastig om de wederrechtelijkheid van de gedragingen van verdachte vast te stellen.
Feiten 2. en 4.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2. en 4. ten laste gelegde aangevoerd geen opmerkingen te hebben.
Feit 3.
De raadsman heeft betoogd dat er voldoende wettig bewijs aanwezig is, maar dat de overtuiging ontbreekt, gelet op de ontkennende verklaring van verdachte. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heel stellig is dat hij aangeefster niet heeft mishandeld. De raadsman merkt op dat dit opvallend is, nu verdachte in het algemeen de ten laste gelegde feiten wel erkent.
Parketnummer 18/310993-22
Feiten 1., 2. en 3.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde aangegeven geen opmerkingen te hebben.
Feit 4.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde betoogd dat belaging niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu onvoldoende vastgesteld kan worden dat sprake is geweest van wederrechtelijke gedragingen door verdachte. Hij heeft daartoe aangevoerd dat in deze zaak een duidelijk bericht ontbreekt, waaruit blijkt dat aangeefster geen contact met verdachte wilde hebben. Er werd niet alleen door verdachte contact opgenomen, maar ook door aangeefster. Dit maakt het lastig om de wederrechtelijkheid van de gedragingen van verdachte vast te stellen. Met betrekking tot het bewijs merkt de raadsman verder nog op dat uit de bijgevoegde WhatsAppberichten niet blijkt wanneer deze berichten zijn verstuurd.
Parketnummer 18/267240-22
De raadsman heeft betoogd dat verdachte niet het oogmerk had om de telefoon wederrechtelijk toe te eigenen, zodat het feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak parketnummer 18/001378-23 feit 1.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Sr zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 24 december 2022 is er een incident tussen verdachte en aangeefster in en bij de woning van aangeefster [slachtoffer 1] . Naar aanleiding van dit incident doet zij aangifte van mishandeling en vernieling. Vervolgens is er op 1 januari 2023 opnieuw een incident bij de woning van aangeefster. Ook daar heeft zij aangifte van gedaan De politie geeft een beschrijving van de intimiderende berichten die aangeefster heeft ontvangen. De rechtbank heeft echter niet van deze berichten kennis kunnen nemen, nu die niet aan het dossier zijn toegevoegd. Verder blijkt uit de meldingen bij de meldkamer van de politie dat verdachte en aangeefster een aantal malen over en weer contact met elkaar hebben opgenomen en dat zij hierover contact hebben opgenomen met de meldkamer van de politie.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte niet als belaging kan worden aangemerkt. Hoewel de rechtbank een tweetal incidenten tussen verdachte en aangeefster vast kan stellen, kan gelet op de geringe frequentie van de gedragingen van verdachte niet worden gesteld dat daarmee een stelstelmatige inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster in de onder 1. ten laste gelegde periode.
Dit betekent dat verdachte van de onder parketnummer 18/001378-23 feit 1. ten laste gelegde belaging dient te worden vrijgesproken.
Parketnummer 18/001378-23
Feiten 2. en 4.
De rechtbank acht het onder parketnummer 18/001378-23 onder 2. en 4. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 april 2023;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d.
29 december 2022, opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022346414 d.d. 3 januari 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
29 december 2022, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [naam 2] ;
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een gedragsaanwijzing d.d. 29 november 2022, inhoudend een contactverbod met [slachtoffer 1] .
Feit 3.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 december 2022,opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022346414 d.d. 3 januari 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 24 december 2022 te Heerenveen duwde [verdachte] mij. Hierdoor viel ik met mijn rechterheup hard op het laminaat. Door de pijn moest ik huilen;
2. Een geneeskundige verklaring, op 2 januari 2023 opgemaakt en ondertekend door
[naam 3] , voor zover inhoudend:
Op 27 december 2022 werd door mij [slachtoffer 1] onderzocht en een zwelling op haar rechterheup waargenomen. De geschatte duur van genezing is 2 weken;
3. Een tweetal foto’s, opgenomen op pagina 19 en 20 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Foto’s van het letsel aan de rechterheup van [slachtoffer 1] .
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft aangevoerd dat niet overtuigend kan worden bewezen dat verdachte aangeefster heeft mishandeld, gelet op de ontkennende verklaring van verdachte.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster. Bovendien wordt haar verklaring ondersteund door een geneeskundige verklaring en zitten er foto’s van haar ingetapete rechterheup in het dossier en heeft verdachte erkend dat hij op dat moment in de woning aanwezig is geweest.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er voldoende wettig en ook overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde mishandeling.
18/310993-22
Feiten 1., 2. en 3.
De rechtbank acht het onder parketnummer 18/310993-22 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 april 2023;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 september 2022,opgenomen op pagina 24 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022250772 d.d. 5 december 2022, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 november 2022,opgenomen op pagina 56 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 september 2022,opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 1] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
20 september 2022, opgenomen op pagina 30 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [naam 2] ;
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
29 november 2022, opgenomen op pagina 62 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [naam 4] ;
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
13 november 2022, opgenomen op pagina 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [naam 4] en [naam 5] .
Feit 4.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 4 april 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik [slachtoffer 1] in de ten laste gelegde periode veel berichten heb gestuurd, waaronder ook wel boze berichten en ik heb haar gebeld. Ik was intimiderend naar haar toe. Ook heb ik ermee gedreigd dat ik seksbeelden van haar had en online wilde zetten. Ik heb dat gedaan, omdat ik mijn huissleutels terug wilde;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 november 2022,opgenomen op pagina 81 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022250772 d.d. 5 december 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte van belaging tegen mijn ex [verdachte] . Sinds het verbreken van onze relatie op 11 november 2022 valt hij mij lastig via de app. Hij heeft mij bedreigd en later ook zijn woorden waar gemaakt door een raam bij mij te vernielen. Ik heb de screenshots van de app-gesprekken bij mijn aangifte gevoegd. Hij schrijft op een gegeven moment: “Sleutels graag vandaag in de bus, anders haal ik ze zelf op. Heb je geen ruiten meer in je deur. Wil wel mijn sleutels terug vandaag nog anders heb je morgen een probleem. Zie je morgenochtend wel als na het werk gaat en als je terug komt. Nu mag je elke dag om je schouders gaan kijken. Ik doe je niks maar mijn vriendengroep houden je in de gaten”. Hij gebruikt nu meerdere nummers om mij lastig te vallen heeft. Daarnaast probeert hij mij ontelbare keren te bellen. Ik durf de deur niet uit en ben bang in mijn eigen woning. Ik ben bang voor de agressie van [verdachte] . Die heeft hij nu meerdere malen laten zien door dingen kapot te maken;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor aangeefster d.d.
28 november 2022, opgenomen op pagina 84 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Mijn aangifte gaat over de periode van 11 november 2022 tot en met 26 november 2022, maar ook daarna is [verdachte] weer doorgegaan. [verdachte] manipuleert mij door mij berichten te sturen, mij te controleren als ik weg ga en terug kom. Hij heeft mij op 25 november 2022 berichten gestuurd waarin hij zegt dat hij seksbeelden heeft van mij en dat hij die beelden online gaat zetten.
[verdachte] blijft mij maar bellen en op allerlei manieren contact met mij zoeken via de social media;
4. Een schriftelijk bescheid, te weten printscreens van WhatsAppberichten, opgenomen op pagina 96
e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende berichten met de tekst:
  • sleutels graag vandaag in de bus anders haal ik ze zelf op;
  • Heb je geen ruiten meer in je deur;
  • wil wel mijn sleutels terug vandaag nog anders heb je morgen een probleem;
  • zie je morgen ochtend wel als je na het werk gaat en als je terug komt;
  • nu mag je elke dag om je schouders gaan kijken. Ik doe je niks maar mijn vrienden groep houden jein de gaten.
Bewijsoverwegingen
Bij de beoordeling of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Sr zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank stelt op grond van de tot het bewijs gebruikte bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft, nadat de relatie tussen hem en aangeefster op 11 november 2022 was beëindigd, een groot aantal , waaronder ook bedreigende, berichten aan aangeefster gestuurd en haar meermalen gebeld. Hij deed dat vanaf verschillende telefoonnummers. Ook is verdachte bij aangeefster aan de deur geweest en heeft hij het raam en de deurbel van haar voordeur vernield (bewezen verklaard onder feit 3). Verdachte geeft aan dat zijn berichten intimiderend waren. Hij wilde met de bedreigende berichten bewerkstelligen dat aangeefster zijn huissleutels aan hem terug gaf.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer - naar objectieve maatstaven bezien - zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
Met betrekking tot het verweer van de raadsman dan onvoldoende vast gesteld kan worden dat sprake is geweest van wederrechtelijke gedragingen door verdachte, overweegt de rechtbank als volgt.
Gelet op de grote hoeveelheid, de aard en de dwingende en intimiderende inhoud van de berichten is de rechtbank van oordeel dat het feit dat aangeefster contact met verdachte opneemt of een bericht terug stuurt niet afdoet aan de inbreuk die verdachte op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster heeft gemaakt. Bovendien is het dreigen met het online zetten van seksbeelden absoluut niet functioneel voor het terug krijgen van huissleutels.
De rechtbank acht daarmee bewezen dat de verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.
Parketnummer 18/267240-22
Primair
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 4 april 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik op 18 oktober 2022 te Heerenveen een mobiele telefoon in mijn rugzak heb gestopt;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 oktober 2022,opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022275241 d.d. 18 oktober 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 18 oktober 2022 te Heerenveen is mijn mobiele telefoon weggenomen. Ik zag op de camerabeelden dat een persoon mijn mobiele telefoon wegnam;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2022,opgenomen op pagina 13 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam 2] :
Op 18 oktober 2022 te Heerenveen zie ik op de camerabeelden dat aangeefster haar telefoon bij de kassa vergeet mee te nemen. Ik zie dat de mij bekende verdachte [verdachte] na aangeefster als klant aan de beurt is, naar de telefoon kijkt en daar een rugzak overheen plaatst. Ik zie dat verdachte zijn boodschappen in een tas doet, de telefoon pakt en de telefoon bij zijn boodschappen in de tas doet. Ik zie dat op hetzelfde moment dat verdachte langs de kassa loopt waar hij de telefoon heeft weggenomen, aangeefster terug komt bij de kassa om naar haar telefoon te vragen.
Bewijsoverwegingen
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte, op het moment dat hij de door aangeefster vergeten mobiele telefoon bij de kassa opmerkt, meteen zijn rugtas over de telefoon plaatst. Vervolgens stopt hij de mobiele telefoon van aangeefster bij zijn boodschappen in de tas. De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen van verdachte zozeer gericht zijn op de diefstal van de telefoon dat zij de verklaring van verdachte dat hij de telefoon bij de politie af wilde geven ongeloofwaardig acht. Als verdachte te goeder trouw was, had het voor de hand gelegen dat hij zijn vondst bij de caissière had gemeld of de telefoon had afgegeven bij de servicebalie. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman dat verdachte geen oogmerk zou hebben gehad op het zich wederrechtelijk toe-eigenen van de mobiele telefoon.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de primair ten laste gelegde diefstal van de mobiele telefoon wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/001378-23 feiten 2., 3. en 4., parketnummer 18/310993-22 feit 1, 2., 3. en 4. en parketnummer 18/267240-22 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18/001378-23
2. hij op 24 december 2022 te Heerenveen, in en bij een woning gelegen aan de [adres] opzettelijk enwederrechtelijk een beveiligingscamera en een telefoontoestel, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft vernield;
3. hij op 24 december 2022 te Heerenveen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] teduwen, waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen;
4. hij in de periode van 1 december 2022 tot en met 1 januari 2023, te Heerenveen, meermalen, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 29 november 2022 gegeven door de officier van justitie
van het arrondissement Noord-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich dient te onthouden van contact met [slachtoffer 1] dat verdachte noch direct, noch indirect op enigerlei wijze contact niet middels telefoon, niet middels internet, niet via enig ander communicatiemiddel, noch middels direct persoonlijk contact, noch middels schriftelijke middelen zal hebben met die [slachtoffer 1] , immers heeft verdachte in voornoemde periode meermalen,
  • die [slachtoffer 1] telefonisch en anderszins benaderd en
  • bij die [slachtoffer 1] voor de deur van haar woning gestaan en gezeten en
  • bij de woning van die [slachtoffer 1] langdurig op de deurbel gedrukt en
  • tegen de deur van de woning van die [slachtoffer 1] geslagen en getrapt en
  • tegen een of meer ruiten van de woning van die [slachtoffer 1] geslagen en
  • de woning van die [slachtoffer 1] binnengedrongen en- die [slachtoffer 1] aldaar mishandeld.
parketnummer 18/267240-22primair: hij op 18 oktober 2022 te Heerenveen een mobiele telefoon, dat aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
parketnummer 18/310993-22
hij op 17 september 2022 te Heerenveen opzettelijk en wederrechtelijk een brievenbus, een vaasen een vuilniszak, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft vernield.
hij op 17 september 2022 te Heerenveen [naam 1] , zijnde de moeder van [slachtoffer 1] , heeftbedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Als je moeder nu hier komt maak ik ze dood", en van welke dreigende bewoordingen die [naam 1] middels een geluidsopname kennis had genomen;
hij op 13 november 2022 te Heerenveen opzettelijk en wederrechtelijk ruiten en een deurbel, diegeheel of ten dele aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft vernield;
hij de periode van 11 tot en met 29 november 2022 te Heerenveen, wederrechtelijk, stelselmatig,opzettelijk, inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door in voornoemde periode, veelvuldig te bellen en met meerdere telefoonnummers en veelvuldig te appen en appjes te sturen met bedreigende tekst te weten "Sleutels graag vandaag in de bus anders haal ik ze zelf op. Heb je geen ruiten meer in je deur" en "Wil wel mijn sleutels terug vandaag nog anders heb je morgen een probleem" en "Zie je morgenochtend wel als na het werk gaat en als je terug komt" en "Nu mag je elke dag om je schouders gaan kijken" en "Ik doe je niks maar mijn vriendengroep houden je in de gaten" en dat hij, verdachte in het bezit is van seksbeelden van die [slachtoffer 1] en welke seksbeelden verdachte online wil gaan zetten met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen en vrees aan te jagen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18/001378-23
2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een andertoebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
3. mishandeling;
4. opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;

parketnummer 18/310993-22

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een andertoebehoort, vernielen;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een andertoebehoort, ; 4. belaging;
parketnummer 18/267240-22primair diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 108 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met aangeefster [slachtoffer 1] en een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. Verder heeft de officier van justitie de dadelijk uitvoerbaarheid gevorderd van de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd zich te kunnen vinden in het door de officier van justitie gehanteerde uitgangspunt dat ertoe leidt dat verdachte bij de uitspraak in vrijheid wordt gesteld. Met betrekking tot de bijzondere voorwaarden heeft de raadsman verzocht het contactverbod en het alcoholverbod niet op te leggen, nu deze voorwaarden niet haalbaar zijn. Verder heeft de raadsman bepleit dat oplegging van een taakstraf achterwege kan blijven, nu de kans dat verdachte een baan vindt, groot is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van een maand schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-vriendin. Hij heeft op verschillende manieren contact met haar gezocht en zich bij haar woning opgehouden. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn ex-vriendin en vernieling van haar goederen, bedreiging van de moeder van zijn ex-vriendin en diefstal van een telefoon. Verder heeft verdachte zich niet gehouden aan de hem gegeven gedragsaanwijzing door het contactverbod met zijn ex-vriendin (meermalen) te overtreden. Verdachte heeft met de door hem gepleegde strafbare feiten angst, ongemak en overlast veroorzaakt bij de aangevers. Bovendien heeft verdachte met de belaging inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-vriendin. Het heeft haar gevoel van veiligheid in haar eigen woning aangetast.
De persoon van verdachte
De reclassering heeft over verdachte gerapporteerd. Uit het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 16 maart 2023 blijkt dat bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Hij heeft moeite met het reguleren van zijn emoties, is impulsief. Zijn alcoholgebruik is van grote invloed op zowel zijn emotie- als agressieregulatie. De leefgebieden ‘middelengebruik’, ‘psychosociaal functioneren’, ‘partnerrelatie’ en ‘houding’ worden door de reclassering als delict gerelateerd beschouwd en het leefgebied ‘financiën’ als risicoverhogend. Daarnaast is er sprake van beschermende factoren. Het hebben van een baan heeft een reducerend effect op verdachte zijn middelengebruik en verdachte beschikt over eigen huisvesting. Hoewel dit in algemene zin als beschermend kan worden beschouwd merkt de reclassering op dat het risicoverhogend is dat verdachte en aangeefster buren van elkaar zijn. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld-hoog. Voor het bewerkstelligen van positieve gedragsverandering is het van belang dat er, naast abstinentie van alcohol, door middel van diagnostiek, ambulante begeleiding en behandeling, invloed kan worden uitgeoefend op het verminderen van het recidiverisico. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, een alcoholverbod, meewerken aan controle op het gebruik van alcohol en drugs, meewerken aan schuldhulpverlening en ambulante begeleiding. Voorts is volgens de reclassering een contactverbod moeilijk uitvoerbaar. De reclassering ziet meer in het ondersteunen van verdachte in het afweren van contact met zijn ex-vriendin.
Strafoplegging
De rechtbank is op grond van de ernst van de bewezen verklaarde feiten, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend is, in die zin dat aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest, zodat verdachte op de dag van de uitspraak in vrijheid kan worden gesteld. De rechtbank heeft berekend dat verdachte op de dag van de uitspraak in totaal 74 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 180 dagen, waarvan 106 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk gedeelte van de straf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden van een meldplicht, ambulante behandeling, een alcoholverbod, zolang de reclassering dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht, meewerken aan controle op het gebruik van alcohol, meewerken aan schuldhulpverlening en ambulante begeleiding
De rechtbank zal geen contactverbod opleggen, zoals verzocht door aangeefster [slachtoffer 1] , nu onder andere uit het proces-verbaal van politie in verband met de opheffing van de schorsing van verdachte blijkt dat er door verdachte en aangeefster over en weer contact met elkaar werd opgenomen. Verder heeft de reclassering aangegeven een contactverbod moeilijk uitvoerbaar te achten, gelet op de beperkte afstand tussen de woningen van verdachte en aangeefster, de wederkerigheid in het naleven van het contactverbod en de dynamiek tussen beiden.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, opleggen. De rechtbank ziet gelet op het ingeschatte recidiverisico geen reden de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

Benadeelde partij

parketnummer 18/001378-23 en 18/310993-22
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 299,78 ter vergoeding van materiële schade en € 3.750,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Zij heeft daartoe aangevoerd dat, hoewel er een hoge immateriële schade wordt gevorderd, de schade voldoende aannemelijk is gemaakt en onderbouwd. Daarnaast wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de materiële schade aangegeven geen opmerkingen te hebben. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman bepleit dat niet aan toewijzing van de vordering kan worden toegekomen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de aangehaalde zaken waarnaar verwezen wordt, niet vergelijkbaar zijn. De raadsman is van mening dat de gevolgen voor aangeefster dienen te worden onderbouwd door een arts, nu aangeefster stelt dat zij is beschadigd door het handelen van verdachte, terwijl aangeefster zelf steeds weer contact met verdachte zoekt.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/001378-23 feit 2. bewezen verklaarde.
De rechtbank overweegt als volgt:
camera en telefoon
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 246,25 voor vernieling van haar beveiligingscamera en telefoon. Dit gedeelte van de vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Reiskostenvergoeding
De benadeelde partij heeft daarnaast een bedrag van € 53,58 gevorderd voor gemaakte reiskosten ten behoeve van bezoeken aan slachtofferhulp en de officier van justitie en het bijwonen van de terechtzitting. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De opgevoerde reiskosten voor bezoek aan slachtofferhulp en de gevorderde reiskosten die zien op het gesprek met de officier van justitie zijn niet aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit zoals bedoeld in artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering en zijn ook niet toewijsbaar als proceskosten op grond van de toe te passen civiele proceskostenregeling. Die kosten worden in die regeling immers niet genoemd. De rechtbank is verder van oordeel dat de gevorderde reiskosten die gemaakt zijn om de zitting bij te wonen eveneens niet toewijsbaar zijn, omdat de benadeelde partij heeft geprocedeerd met bijstand van een gemachtigde en dus niet in persoon. Bijzondere omstandigheden op grond waarvan in dit geval een uitzondering zou moeten worden gemaakt zijn niet gebleken. Gelet op het voorgaande zullen de gevorderde reiskosten dan ook worden afgewezen.
1
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/001378-23 feit 3. en parketnummer 18/310993-22 feit 4. ten laste gelegde. De hoogte van de vordering is ter terechtzitting gemotiveerd betwist. De rechtbank zal de hoogte van de immateriële schadevergoeding naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op een bedrag van € 750,00. Hierbij is rekening gehouden met de aard en impact van het bewezenverklaarde en ook met het feit dat de benadeelde zelf, ook na afloop van de bewezen verklaarde feiten, meermaals toenadering tot verdachte heeft gezocht. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de immateriële schade tot een bedrag van € 750,00 toewijzen en voor het overige afwijzen.
Toegewezen bedrag
Gelet op het bovenstaande wijst de rechtbank de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 996,25, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 december 2022. Voornoemd bedrag bestaat uit € 226,25 materiële schade en € 750,00 immateriële schade. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 14 februari 2022 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een
proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 28 februari 2022. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 7 maart 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de vordering wordt toegewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat hoewel het hier gaat om een ander soort feit, het alcoholprobleem van verdachte hier wel aan ten grondslag ligt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het gaat om een ander soort feit. Bovendien heeft verdachte al een behoorlijke tijd in detentie door gebracht en is het rijbewijs van cruciaal belang voor het vinden van een baan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende:
Hoewel veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd en de vordering in beginsel kan worden toegewezen, zal de rechtbank de vordering afwijzen. Het betreft een ander soort feit en de tenuitvoerlegging van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden heeft, gelet op de aan verdachte voor onderhavige zaken op te leggen straf, geen toegevoegde waarde.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 184a, 285, 285b, 300, 310, 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/001378-23 feit 1. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/001378-23 feiten 2., 3. en 4., parketnummer 18/310993-22 feiten 1., 2., 3. en 4. en parketnummer 18/267240-22 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 106 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering
Nederland op het adres Zoutbranderij 1 te Leeuwarden en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. dat de veroordeelde zich laat behandelen door Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) of eensoortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. dat de veroordeelde, indien dit nodig wordt geacht, zal verblijven in een instelling voor beschermdwonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. dat de veroordeelde zich zal onthouden van het gebruik van alcohol zolang de reclassering datgedurende de proeftijd nodig vindt en het vervolgens daarna beheersbaar houden van alcoholgebruik, waarbij veroordeelde meewerkt aan controle op het gebruik van alcohol. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
5. dat de veroordeelde mee werkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen vanafbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
6. dat de veroordeelde mee werkt aan ambulante begeleiding van Aardemazorg of een soortgelijkezorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt zolang de reclassering dat gedurende proeftijd nodig vindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf en gelast de onmiddellijke invrijheidstelling van veroordeelde op de dag van de uitspraak van dit vonnis.

een taakstraf voor de duur van 100 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Ten aanzien van parketnummer 18/001378-23 feiten 2. en 3. en 18/310993-22 feit 4.:
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 1]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 december 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 996,25 (zegge: negenhonderd zesennegentig euro en vijfentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 december 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 246,25 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 19 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.285879-21:

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 14 februari 2022.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. A. de Jong en mr. B. Broerse, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 april 2023.