Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18/001378-23
Feit 1.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de aangifte, de processen-verbaal van bevindingen met betrekking tot de contacten met de politie, de beschrijving van de camerabeelden en het onderzoek van de telefoon van verdachte belaging wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ook heeft verdachte zelf verklaard dat zijn gedrag hinderlijk was. Dat aangeefster ook zelf wel contact met verdachte heeft gezocht, maakt niet dat er geen sprake is van wederrechtelijkheid.
Feit 2.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 2. ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 3.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 3. ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de aangifte, de verklaring van de arts en de foto’s in het dossier mishandeling wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 4.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 4. ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de stukken in het dossier met betrekking tot de gedragsaanwijzing, het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Parketnummer 18/310993-22
Feit 1.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de aangifte, de beelden in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 2.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 2. ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de aangifte, de verklaring van [slachtoffer 1] en de uitwerking van de geluidsopname het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 3.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 3. ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen en de bekennende verklaring van verdachte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 4.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 4. ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de aangifte, de aanvullende verklaring van aangeefster, de screenshots van de gestuurde berichten en de bekennende verklaring van verdachte dat hij aangeefster herhaaldelijk lastig heeft gevallen door haar veelvuldig te bellen, bedreigende teksten te appen en dreigen met het online zetten van seksbeelden van aangeefster belaging wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte heeft aangegeven dat hij aangeefster wilde intimideren. Hij wilde in de kern zijn sleutels terug. Dat aangeefster ook zelf wel contact met verdachte heeft gezocht, maakt niet dat er geen sprake is van wederrechtelijkheid. Op het moment dat er contact is gaat verdachte steeds verder met intimideren en bedreigen, zodat er sprake is van wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
Parketnummer 18/267240-22
Primair
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de aangifte en de handelswijze van verdachte, zoals blijkt uit de beschrijving van de camerabeelden, diefstal wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Verdachte heeft doelbewust zijn tas op de telefoon van aangeefster gezet, zodat deze uit het zicht bleef van de caissière. Vervolgens kiest verdachte er voor om de telefoon in zijn rugtas te stoppen en niet te melden bij de caissière of af te geven bij de servicebalie.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18/001378-23
Feit 1.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde aangevoerd dat belaging niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu onvoldoende vastgesteld kan worden dat sprake is geweest van wederrechtelijke gedragingen door verdachte. Hij heeft daartoe aangevoerd dat in deze zaak een duidelijk bericht ontbreekt waaruit blijkt dat aangeefster geen contact meer met verdachte wilde hebben. Zoals ook uit haar aangifte blijkt, zoekt aangeefster zelf ook steeds weer contact met verdachte. Dit maakt het lastig om de wederrechtelijkheid van de gedragingen van verdachte vast te stellen.
Feiten 2. en 4.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2. en 4. ten laste gelegde aangevoerd geen opmerkingen te hebben.
Feit 3.
De raadsman heeft betoogd dat er voldoende wettig bewijs aanwezig is, maar dat de overtuiging ontbreekt, gelet op de ontkennende verklaring van verdachte. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heel stellig is dat hij aangeefster niet heeft mishandeld. De raadsman merkt op dat dit opvallend is, nu verdachte in het algemeen de ten laste gelegde feiten wel erkent.
Parketnummer 18/310993-22
Feiten 1., 2. en 3.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde aangegeven geen opmerkingen te hebben.
Feit 4.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde betoogd dat belaging niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu onvoldoende vastgesteld kan worden dat sprake is geweest van wederrechtelijke gedragingen door verdachte. Hij heeft daartoe aangevoerd dat in deze zaak een duidelijk bericht ontbreekt, waaruit blijkt dat aangeefster geen contact met verdachte wilde hebben. Er werd niet alleen door verdachte contact opgenomen, maar ook door aangeefster. Dit maakt het lastig om de wederrechtelijkheid van de gedragingen van verdachte vast te stellen. Met betrekking tot het bewijs merkt de raadsman verder nog op dat uit de bijgevoegde WhatsAppberichten niet blijkt wanneer deze berichten zijn verstuurd.
Parketnummer 18/267240-22
De raadsman heeft betoogd dat verdachte niet het oogmerk had om de telefoon wederrechtelijk toe te eigenen, zodat het feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak parketnummer 18/001378-23 feit 1.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Sr zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 24 december 2022 is er een incident tussen verdachte en aangeefster in en bij de woning van aangeefster [slachtoffer 1] . Naar aanleiding van dit incident doet zij aangifte van mishandeling en vernieling. Vervolgens is er op 1 januari 2023 opnieuw een incident bij de woning van aangeefster. Ook daar heeft zij aangifte van gedaan De politie geeft een beschrijving van de intimiderende berichten die aangeefster heeft ontvangen. De rechtbank heeft echter niet van deze berichten kennis kunnen nemen, nu die niet aan het dossier zijn toegevoegd. Verder blijkt uit de meldingen bij de meldkamer van de politie dat verdachte en aangeefster een aantal malen over en weer contact met elkaar hebben opgenomen en dat zij hierover contact hebben opgenomen met de meldkamer van de politie.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte niet als belaging kan worden aangemerkt. Hoewel de rechtbank een tweetal incidenten tussen verdachte en aangeefster vast kan stellen, kan gelet op de geringe frequentie van de gedragingen van verdachte niet worden gesteld dat daarmee een stelstelmatige inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster in de onder 1. ten laste gelegde periode.
Dit betekent dat verdachte van de onder parketnummer 18/001378-23 feit 1. ten laste gelegde belaging dient te worden vrijgesproken.
Parketnummer 18/001378-23
Feiten 2. en 4.
De rechtbank acht het onder parketnummer 18/001378-23 onder 2. en 4. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt: