ECLI:NL:RBNNE:2023:1573

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
RK 23-005522
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot omzetting van jeugddetentie naar volwassenenstraf op basis van artikel 6:6:29 Sv

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 10 maart 2023 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van de veroordeelde, die in 2017 was veroordeeld tot 183 dagen jeugddetentie, waarvan 120 dagen voorwaardelijk. De veroordeelde, geboren in 1999, heeft verzocht om de jeugddetentie om te zetten naar een volwassenenstraf, nu hij inmiddels 23 jaar oud is en de tenuitvoerlegging van de straf na zijn 18e levensjaar plaatsvindt. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen grond was om de jeugddetentie om te zetten. De rechtbank overwoog dat de veroordeelde zelf de executie van de straf had bemoeilijkt door langdurig in het buitenland te verblijven en dat de detentiehistorie van de veroordeelde geen aanleiding gaf om de straf te wijzigen. De rechtbank concludeerde dat de jeugddetentie niet onterecht was en dat de Minister voor Rechtsbescherming bevoegd was om beslissingen te nemen over de tenuitvoerlegging van de straf. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer RK 23-005522
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 10 maart 2023 op een verzoekschrift ex artikel 6:6:29 van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak tegen

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in [instelling],
hierna te noemen: de veroordeelde,
raadsman mr. V.S.J. Chorus, advocaat te Nuth.

Procesverloop

Veroordeelde is bij het onherroepelijk geworden vonnis van 30 november 2017 van de meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden veroordeeld tot onder meer 183 dagen jeugddetentie waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Bij beslissing van 2 mei 2018 is de tenuitvoerlegging van de 120 dagen jeugddetentie gelast.
Veroordeelde zit sinds 10 februari 2023 in Nederland in detentie ter uitvoering van deze 120 dagen jeugddetentie. De Minister voor Rechtsbescherming heeft veroordeelde geplaatst in het Detentiecentrum Schiphol. Op 20 februari 2023 is door de selectiefunctionaris namens de Minister voor Rechtsbescherming positief beslist op het verzoek veroordeelde over te plaatsen naar de PI Arnhem, niet zijnde een justitiële jeugdinrichting.
Veroordeelde heeft via zijn raadsman mr. Chorus een verzoekschrift tot toepassing van artikel 6:6:29 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) ingediend. Het verzoekschrift is op 3 maart 2023 behandeld ter terechtzitting waarbij veroordeelde is verschenen, bijgestaan door mr. H.E.P. van Geelkerken, advocaat te Maastricht, optredend namens mr. Chorus.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.

Motivering

1. Artikel 6:6:29 Sv geeft de rechter de bevoegdheid om de straf van jeugddetentie geheel of gedeeltelijk te vervangen door een van de straffen genoemd in artikel 9, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, indien de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf geheel of gedeeltelijk zou moeten plaatsvinden nadat de veroordeelde de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt en deze naar het oordeel van de rechter niet meer voor een zodanige straf in aanmerking komt.
2. Uit de stukken blijkt dat veroordeelde -na zijn uitlevering vanuit Denemarken- bijna twee weken heeft doorgebracht in het Detentiecentrum Schiphol en dat hij sinds 21 februari 2023 in de [instelling] verblijft op een speciale afdeling die is ingericht als een AIT-afdeling.
Veroordeelde stelt in het namens hem ingediende verzoekschrift dat een jeugddetentie geen passende sanctie meer is gezien zijn huidige leeftijd en na het verstrijken van bijna zes jaren sinds de oplegging. Veroordeelde stelt voorts dat de straf van jeugddetentie niet één op één omgezet zou moeten worden in volwassendetentie, zeker niet omdat veroordeelde nu op een extra beveiligde afdeling verblijft. Verzocht wordt om de jeugddetentie om te zetten in een taakstraf, of een andere straf.
3. Ter terechtzitting heeft de raadsman primair aangevoerd dat de (verdere) tenuitvoerlegging van de detentie onrechtmatig is omdat - zo begrijpt de rechtbank - deze vorm van executie er op neer komt dat de uitvoerende instantie feitelijk de jeugddetentie al heeft vervangen door gevangenisstraf, terwijl zij die bevoegdheid niet heeft. Deze bevoegdheid komt alleen de rechter toe. De verdediging verbindt hieraan de conclusie dat de jeugddetentie zou moeten worden omgezet in 77 dagen gevangenisstraf zodat veroordeelde direct (of op de dag van de beslissing) in vrijheid kan worden gesteld.
4. De rechtbank overweegt ten aanzien van het door de raadsman gestelde het volgende.
Met de invoering van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen per 1 januari 2020 is de formele verantwoordelijkheid omtrent de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen gewijzigd. De Minister voor Rechtsbescherming is sinds deze datum verantwoordelijk voor beslissingen ten aanzien van de tenuitvoerlegging van door rechters opgelegde straffen en maatregelen en daarmee met de plaatsing van gedetineerden binnen het gevangeniswezen. In de praktijk is deze bevoegdheid van de Minister gemandateerd aan zogenoemde selectiefunctionarissen die werken bij de Divisie Individuele Zaken (DIZ). Gelet op het voorgaande was - anders dan door de raadsman is bepleit - de selectiefunctionaris namens de Minister bevoegd om veroordeelde te plaatsen in een volwassenregime.
5. Voor zover veroordeelde het niet eens is met zijn plaatsing binnen een volwassenregime en een plaatsing op een speciale afdeling, voorziet de toepasselijke regelgeving daarbij in een klachtenprocedure waar veroordeelde ook gebruik van heeft gemaakt, zo blijkt uit de stukken. Uit de wet of het recht vloeit niet voort dat de rechtbank bevoegd is de door de Minister genomen beslissingen ten aanzien van de tenuitvoerlegging te toetsen.
6. De verdediging heeft subsidiair verzocht de straf om te zetten in maximaal 77 dagen detentie en veroordeelde per heden in vrijheid te stellen. Meer subsidiair is gesteld dat de rechtbank de jeugddetentie kan omzetten in een andere straf. Ten aanzien van zowel het subsidiaire als het meer subsidiaire verzoek heeft de verdediging gewezen op (1) het gegeven dat de straf pas na vijf jaar ten uitvoer wordt gelegd en dat dit veel eerder had gekund, (2) dat jeugddetentie niet te vergelijken is met volwassendetentie en (3) dat veroordeelde verblijft op een zelfs voor volwassenen zwaardere afdeling met extra beperkingen.
7. De rechtbank oordeelt als volgt.
7.1.
De stelling dat er vijf jaren zijn verstreken sinds de onherroepelijk geworden beslissing tot tenuitvoerlegging van de onderhavige 120 dagen jeugddetentie, is op zich juist. Dit wil echter niet zeggen dat daarmee het recht tot tenuitvoerlegging is vervallen of anderszins is aangetast. De rechtbank betrekt hierbij dat veroordeelde de afgelopen jaren langdurig in het buitenland heeft verbleven waarbij hij in Nederland slechts een postadres bij zijn ouders had. Veroordeelde heeft hierdoor de executie van de aan hem opgelegde straf zelf ernstig bemoeilijkt.
7.2.
Het is juist dat het ondergaan van jeugddetentie in een justitiële jeugdinstelling een ander regime kent dan volwassendetentie, zeker op een afdeling met extra beperkingen. De rechtbank kan hierin echter geen argument zien voor omzetting van de straf van jeugddetentie op grond van artikel 6:6:29 Sv.
7.3.
Uit de stukken volgt dat veroordeelde van 11 januari 2020 tot juli 2022 bijna aaneensluitend in reguliere volwassen detentieregimes heeft verbleven, waarbij laatstelijk ook op een AIT-afdeling. Gelet op de detentiehistorie van veroordeelde, ziet de rechtbank geen reden om veroordeelde na 77 dagen in vrijheid te stellen dan wel om de jeugddetentie om te zetten in een andere strafsoort.
8. De rechtbank komt, alles afwegend, tot het oordeel dat er geen grond is het verzoek toe te wijzen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,
mr. T.M.L. Wolters en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 maart 2023.