ECLI:NL:RBNNE:2023:1569

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
23/1412
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake waterwetvergunning voor beweegbare brug over de Wergeaster Feart

Op 19 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer 23/1412. Het betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen de vergunning die op 14 maart 2023 door het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân is verleend voor het aanleggen van een beweegbare fiets- en voetgangersbrug over de Wergeaster Feart in Wergea. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning en vroegen om een voorlopige voorziening, omdat zij vrezen voor hinder en schade door de aanleg van de brug. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 april 2023 behandeld en heeft geconcludeerd dat de argumenten van verzoekers geen weigeringsgrond vormen voor de waterwetvergunning. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vergunning op grond van de Waterwet is verleend en dat de bezwaren van verzoekers, die betrekking hebben op een nog lopende procedure tegen de omgevingsvergunning, niet relevant zijn voor de beoordeling van de waterwetvergunning. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de belangen van verzoekers niet opwegen tegen de belangen van het dagelijks bestuur en de derde-partij bij het verlenen van de vergunning. De uitspraak is gedaan door mr. E.M. Visser, in aanwezigheid van griffier mr. S. G. Steenbergen, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/1412

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 april 2023 in de zaak tussen

[verzoekers], uit [woonplaats], verzoekers

en

Het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân, het dagelijks bestuur

(gemachtigde: A.M. Vreugdenhil).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Stadskantoor Gemeente Leeuwarden uit Leeuwarden (derde-partij).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening tegen de het aanleggen van een beweegbare fiets- en voetgangersbrug.
1.1.
Het dagelijks bestuur heeft op 14 maart 2023 een vergunning op grond van de Waterwet verleend voor het aanleggen van een beweegbare fiets- en voetgangersbrug over de Wergeaster Feart ter hoogte van Hilleburen in Wergea. De vergunning betreft het aanleggen, hebben en onderhouden van een beweegbare fiets- en voetgangersbrug, het vervangen van de damwand ter plaatse van de brug, het aanbrengen van verharding en het aanbrengen van bij de brug behorende voorzieningen zoals een remmingwerk, slagboom, bedieningskast, meerpaal en steiger. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.
1.2.
Het dagelijks bestuur heeft op het verzoek gereageerd.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [verzoeker], de gemachtigde van het dagelijks bestuur met R. Vink en namens derde-partij D.J. Kuipers en N. Lakhi.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaarschrift. Derde-partij is al gestart met de uitvoering van de werkzaamheden waarop de bestreden vergunning ziet. In zoverre is sprake van spoedeisend belang. De voorzieningenrechter beoordeelt het verzoek daarom inhoudelijk.
4. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen, eerst of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Om dit te beoordelen beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoekers, of het dagelijks bestuur de vergunning heeft kunnen verlenen.
4.1.
Verzoekers maken bezwaar tegen de vergunning omdat er nog een procedure tegen de omgevingsvergunning loopt bij de rechtbank en de aanleg van de brug onrechtmatig is. De gemeente Leeuwarden gaat met de bouw van de brug in tegen twee uitspraken van de rechtbank waarin is bepaald dat op die locatie niet gebouwd mag worden. De brug en de bijbehorende bouwwerken, kunnen hinder en mogelijke schade op korte en eventueel lange termijn veroorzaken aan het huis van verzoekers. Ook verwachten verzoekers hinder van de aan te brengen geleiders bij het aan- en afmeren van hun eigen vaartuig(en) en vrezen zij schade aan hun eigendommen door boten die voor de brug moeten wachten.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het bestreden besluit een vergunning op grond van de Waterwet is. De uitspraken van de rechtbank waar verzoekers naar verwijzen en de procedure die nog aanhangig is bij de rechtbank, hebben betrekking op de voor dit project verleende omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Die omgevingsvergunning ligt in deze procedure echter niet voor ter toetsing. De Wabo en de Waterwet kennen allebei een vergunningenstelsel met een eigen toetsingskader. Er is geen sprake van een vorm van coördinatie of samenhang tussen beide vergunningenstelsels waardoor de onderhavige vergunning op grond van de Waterwet voor dit project, niet verleend zou kunnen worden gelet op procedure die nog aanhangig is met betrekking tot de omgevingsvergunning. De gronden van bezwaar die zien op de omgevingsvergunning kunnen naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet slagen en daarom niet leiden tot een toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening.
4.3.
De voorzieningenrechter overweegt verder dat het dagelijks bestuur bij ontvangst van een aanvraag voor een vergunning op grond van de Waterwet, moet beoordelen of zich één of meer van de weigeringsgronden uit artikel 6.21 van de Waterwet voordoen. Uit artikel 6.21, in samenhang met artikel 2.1 van de Waterwet, volgt dat de bij de besluitvorming te verrichten belangenafweging slechts betrekking heeft op waterstaatkundige belangen. Het dagelijks bestuur heeft daarbij geen ruimte om andere dan waterstaatkundige belangen te betrekken.
4.4.
Uit het bestreden besluit blijkt dat het dagelijks bestuur de aanvraag zoals die is ingediend, heeft beoordeeld en getoetst aan de Waterwet en daarbij geen aanleiding heeft gezien de gevraagde vergunning te weigeren. In de vergunning zijn voorwaarden opgenomen die zien op de waterstaatkundige belangen zoals waterkering en doorstroming. Verzoekers hebben geen waterstaatkundige gronden naar voren gebracht die leiden tot het oordeel dat er getwijfeld moet worden aan de besluitvorming van het dagelijks bestuur. Ook is niet voldoende onderbouwd en gebleken dat, voor zover dat al zou kunnen leiden tot een weigering van onderhavige aanvraag, de verlening van de vergunning op grond van de Waterwet, mogelijk tot schade zou kunnen leiden.
4.5.
Ook overigens blijkt uit hetgeen verzoekers betogen niet dat er sprake zou zijn van een weigeringsgrond zoals opgenomen in artikel 6.21 van de Waterwet. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het dagelijks bestuur zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de gevraagde vergunning verleend kon worden. In bezwaar kan de verleende vergunning naar verwachting dan ook in stand blijven.
5. De voorzieningenrechter ziet ook in de belangen van verzoekers geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter begrijpt de belangen van verzoekers bij het niet uitvoeren van de werkzaamheden. De noodzaak om hieraan op dit moment tegemoet te komen, weegt tegen de achtergrond van de geringe kans van slagen van het bezwaar echter niet op tegen de daartegenover staande belangen van het dagelijks bestuur en derde-partij bij het verlenen en het in werking treden van deze vergunning.

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Visser, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. G. Steenbergen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.