ECLI:NL:RBNNE:2023:1567

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
18.284811.22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel aan een zeer actieve veelpleger

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1984 en thans gedetineerd. De verdachte is bijgestaan door zijn advocaat, mr. B.P.M. Canoy, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting. De rechtbank heeft de verdachte beschuldigd van meerdere feiten, waaronder diefstal van een elektrische scooter en een motorfiets, alsook het in bezit hebben van een gestolen bankpas. De feiten vonden plaats in Drachten, in de gemeente Smallingerland, tussen oktober en november 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en heeft deze wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank heeft daarbij de verklaringen van de verdachte en de bewijsstukken in overweging genomen. De verdachte heeft bekend dat hij de elektrische scooter heeft gestolen en dat hij in het bezit was van de gestolen bankpas. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte een zeer actieve veelpleger is, gezien zijn lange strafblad en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd, omdat de veiligheid van goederen dit eist. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die schadevergoeding heeft gevorderd voor materiële schade als gevolg van de diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 886,24, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen afgewezen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.284811.22
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18.110418.21 en 18.138287.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 31 januari 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] , ingeschreven in het Basisregister Persoonsgegevens op het adres [adres] , thans gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 januari 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 november 2022, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan of bij [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een (elektrische) scooter (merk Yamasaki, kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2022 tot en met 2 november 2022, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, een (elektrische) scooter (merk Yamasaki kenteken [kenteken] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2. hij op of omstreeks 31 oktober 2022, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten gelegen aan of bij de [adres] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een motorfiets (merk Triumph, type Tiger, kleur zwart kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 31 oktober 2022 tot en met 2 november 2022, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, een motorfiets (merk Triumph, type Tiger, kleur zwart kenteken [kenteken] , althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op of omstreeks 11 oktober 2022, te Drachten, in de gemeente Smallingerland,
een bankpas (op naam van [benadeelde partij 3] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op of omstreeks 2 november 2022, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een bromfiets (bromscooter) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1. primair, 2. primair, 3. en 4. Ten aanzien van feit 2. primair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat geen veroordeling dient te volgen voor het tenlastegelegde medeplegen. De vordering van de officier van justitie tot veroordeling voor feit 3. ziet op schuldheling.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 3. omdat er, onder de door verdachte geschetste omstandigheden, onvoldoende bewijs is dat verdachte wist of kon vermoeden dat het bankpasje van misdrijf afkomstig was. Voor verdachte kon het ook zijn dat de eigenaar het pasje had verloren.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1. primair, 2. primair, 3. en 4. wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Verdachte heeft de feiten 1. primair, 2. primair en 4. duidelijk en ondubbelzinnig bekend, met uitzondering van het medeplegen bij feit 2 hetgeen de rechtbank ook niet bewijsbaar vindt.
De rechtbank volstaat daarom voor deze feiten met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 januari 2023;
het proces-verbaal van verhoor van verdachte in raadkamer op 16 november 2022, inhoudend deverklaring van verdachte.
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 2 november 2022, opgenomen oppagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met zaakregistratienummer PL01002022290273 d.d. 6 december 2022, inhoudend de bevindingen van verbalisanten;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 november 2022,opgenomen op pagina 10 e.v. van voornoemd dossier van Politie Noord-Nederland, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 november 2022,opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd dossier van Politie Noord-Nederland, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 2] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 2 november 2022, opgenomen oppagina 42 e.v. van voornoemd dossier van Politie Noord-Nederland, inhoudend de bevindingen van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 3 november 2022, opgenomen oppagina 8 e.v. van voornoemd dossier van Politie Noord-Nederland, inhoudend de bevindingen van verbalisant.
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde feit past de rechtbank de volgende bewijsmiddelen
1toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven en stelt het volgende vast.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] kregen op 11 oktober 2022 de melding om te gaan naar Tankstation Total aan de Stationsweg te Drachten. Zij hoorden dat er door personeel een rugzak gevonden was in het tankstation. De dag voor deze melding was er een man in de shop geweest. Hij had zijn rugzak op de grond neergezet. De medewerkster zag de tas de volgende dag nog staan. In de tas trof de medewerkster inbrekerswerktuigen aan. Verbalisant [verbalisant 1] heeft de camerabeelden van de dag ervoor bekeken. Verbalisant herkende de man op de camerabeelden als verdachte [verdachte] . Verbalisant [verbalisant 2] vond een identiteitsbewijs in de tas op naam van [verdachte] . Hij vond een bankpas in de tas die niet op naam stond van [verdachte] . De bankpas was voorzien van nummer [rekeningnummer] en stond op naam van [benadeelde partij 3] . De bankpas kwam voor als gestolen in de aangifte van de diefstal uit een woning in Hollum.
2
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het juist is dat zijn tas is achtergebleven bij een tankshop in Drachten.
3
Bewijsoverweging
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 3. tenlastegelegde als volgt.
In de tas van verdachte werd een bankpas aangetroffen die niet op zijn naam stond. Verdachte heeft niet met zoveel woorden verklaard dat hij wist dat hij deze bankpas in zijn bezit had. De rechtbank gaat er echter vanuit dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte dit moet hebben geweten omdat dit pasje in de tas van verdachte zat, samen met andere persoonlijke goederen zoals de identiteitskaart van verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij dit pasje waarschijnlijk in een drugspand heeft gebruikt bij het snuiven van cocaïne van een drugsspiegel. Bij zijn verhoor in verband met de vordering tot gevangenhouding heeft verdachte verklaard dat hij wel vaker geld moet pinnen voor andere mensen en daarom wel in het bezit is van bankpasjes van anderen. Wat er ook zij van deze verklaringen, zij zijn in ieder geval gebaseerd op veronderstellingen van de zijde van verdachte en de rechtbank kan daar niet de conclusie aan verbinden dat er dus geen sprake is geweest van (schuld)heling. Uit het dossier komt voldoende naar voren dat het betreffende bankpasje gestolen is van de eigenaar en daarmee afkomstig was van misdrijf. Verdachte heeft op enig moment dit pasje in zijn bezit gekregen. Het is een feit van algemene bekendheid dat mensen in het algemeen hun bankpasje niet geven aan een willekeurig, hen onbekend, ander persoon. Het is daarmee eveneens een feit van algemene bekendheid dat men in het algemeen geen bankpasjes van anderen in zijn bezit heeft; en zeker geen bankpasje van een onbekende. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte, gezien alle omstandigheden, op het moment dat hij in het bezit kwam van een bankpasje op naam van een hem onbekend persoon, redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het betreffende pasje van misdrijf afkomstig was. De rechtbank betrekt daarbij tevens dat verdachte zich als gebruiker van harddrugs in een milieu bevond waarbij het bepaald niet uitgesloten is dat daar gestolen goederen, waaronder bankpasjes, voorhanden zijn.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1. primair, 2. primair, 3. en 4. wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
primairhij op 1 november 2022, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan of bij [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een elektrische scooter, merk Yamasaki, kenteken [kenteken] , die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
primairhij op 31 oktober 2022, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, op een besloten erf waarop een woning stond, te weten gelegen aan of bij de [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een motorfiets, merk Triumph, type Tiger, kleur zwart kenteken [kenteken] , die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 11 oktober 2022, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, een bankpas, op naam van [benadeelde partij 3] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op 2 november 2022, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een bromfiets (bromscooter) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. primair : Diefstal op een besloten erf waarop een woning staat, door iemand die zich
aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt.
2. primair : Diefstal op een besloten erf waarop een woning staat, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt.
3. Schuldheling.
4. Overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1. primair, 2. primair, 3. en 4. wordt veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. De officier van justitie heeft hierbij tevens gevorderd dat de door hem aangebrachte vorderingen tot tenuitvoerlegging van twee eerder, voorwaardelijk opgelegde, gevangenisstraffen zullen worden afgewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat verdachte zich niet verzet tegen oplegging van een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, zeker niet wanneer de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen afgewezen zullen worden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, uit de rapportage van de reclassering van 8 december 2022 en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een elektrische scooter vanaf het erf van een woning en diefstal van een motor uit een schuurtje op het erf van een woning.
Toen verdachte door de politie op heterdaad betrapt werd bij het besturen van de gestolen elektrische scooter, ontstond het vermoeden dat hij reed onder invloed van alcohol en cannabis. Verdachte weigerde echter mee te werken aan een ademanalyse. Daarnaast bleek bij een andere gelegenheid dat verdachte een gestolen bankpasje in zijn bezit heeft gehad. Deze vier feiten zijn gepleegd in een periode van ongeveer drie weken.
Uit het rapport van de reclassering komt naar voren dat verdachte een lang verleden van een drugsverslaving en van het plegen van strafbare feiten heeft. De reclassering heeft sinds 2001 af en aan contact met verdachte en verdachte heeft inmiddels een zeer fors strafblad opgebouwd.
De reclassering heeft in haar advies verslag gedaan van de hulpverleningstrajecten die tot nu toe zijn ingezet maar telkens niet het gehoopte blijvende resultaat hebben gehad. Buiten de structuur van behandeling of woonvoorziening krijgt verdachte zijn verslavingsgedrag niet onder controle en valt hij terug in zijn oude gedrag van het gebruiken van harddrugs en het plegen van strafbare feiten. De reclassering benoemt dat, gezien de strafrechtelijke ontwikkelingen in de afgelopen twee jaren en de eenvoud waarmee verdachte lijkt te recidiveren, de noodzaak tot oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) duidelijker aan de orde is dan voorheen. Omdat het in het verleden aangeboden pakket aan ambulante en klinische behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden niet de nodige gedragsverandering heeft bewerkstelligd, ziet de reclassering geen andere mogelijkheid meer dan het opleggen van de ISD-maatregel. Dit om de risico's van recidive in te perken.
De rechtbank constateert dat aan de uit de wet en de jurisprudentie voortvloeiende eisen voor het opleggen van een ISD-maatregel is voldaan. De maatregel is gevorderd door de officier van justitie en in de onderhavige zaak gaat het mede om gepleegde feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De justitiële documentatie laat zien dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de huidige feiten in ieder geval drie maal is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf en dat deze straffen ook volledig zijn geëxecuteerd voorafgaand aan het plegen van de huidige feiten. Daarnaast voldoet verdachte aan het criterium voor een zeer actieve veelpleger. Uit zijn documentatie blijkt dat er de afgelopen vijf jaren voor meer dan 10 misdrijven proces-verbaal tegen hem is opgemaakt, waarbij er niet meer dan twaalf maanden zitten tussen het laatste en het voorlaatste feit. De rechtbank ziet in de omstandigheden van verdachte, zoals het ontbreken van een vaste woon- of verblijfplaats, het ontbreken van begeleiding, een hardnekkige drugsverslaving en het kennelijke gemak waarmee verdachte vermogensmisdrijven pleegt, een hoog risico op recidive. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de veiligheid van goederen oplegging van de ISD-maatregel eist.
De rechtbank zal géén rekening houden met de tijd die verdachte nu in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht omdat de rechtbank de volle duur van de ISD-maatregel voor verdachte noodzakelijk acht. De voorlopige hechtenis zal van kracht blijven tot de maatregel aanvangt.

Benadeelde partij

[benadeelde partij 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 886,24 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, en € 104,18 ter vergoeding van gemaakte proceskosten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met uitzondering van de gevorderde schade voor een nieuw contactslot voor de motor, omdat deze kosten nog niet zijn gemaakt. Dit deel van de vordering is niet-ontvankelijk. De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat de wettelijke rente over de vordering wordt vergoed en de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat de gevorderde schade voor de druppellader onduidelijk is omdat de weggenomen druppellader waarschijnlijk nog bij de politie ligt en teruggegeven had kunnen worden, zodat het kopen van een nieuwe druppellader niet nodig was geweest. De gevorderde 650 euro voor een nieuw contactslot moet worden afgewezen omdat het een offerte is en daardoor niet gesteld kan worden dat er schade is geleden. De raadsman refereert zich voor het overige aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Het is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij door de door verdachte gepleegde diefstal van zijn motorfiets rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft ter zitting aangegeven dat zijn huissleutel aan de sleutelring met de contactsleutel van zijn motorfiets zat en dat deze sleutelring samen met de motorfiets is weggenomen. De motorfiets is later weliswaar aan hem teruggegeven maar niet de sleutelring met de contactsleutel en huissleutel. De benadeelde partij heeft tevens aangegeven dat er uit zijn schuurtje ook een druppellader is weggenomen. Dit staat eveneens in zijn aangifte vermeld.
De opgevoerde kosten voor nieuwe huissloten en niet gewerkte uren zijn niet door verdachte betwist en als rechtstreeks geleden schade toewijsbaar.
Ook de gevorderde proceskosten zijn niet weersproken en kunnen worden toegewezen.
Naast de motorfiets is ook een acculader, een zogenoemde druppellader, weggenomen. Ter zitting is uit de verklaring van een andere benadeelde gebleken dat deze mogelijk is teruggevonden bij verdachte toen hij op 2 november 2022 door de politie werd staande gehouden en aangehouden, waarna de politie de acculader onder zich heeft gehouden ter teruggave aan de eigenaar, in casu de benadeelde partij. Dit laatste is echter niet gebeurd en het staat ook niet vast dat de betreffende acculader daadwerkelijk in het bezit van de politie is. De rechtbank wil niet het risico bij de benadeelde partij neerleggen dat de politie de acculader niet (meer) in bezit heeft of hem deze niet terug zou willen of kunnen geven om welke reden dan ook. De rechtbank zal daarom ook deze schadepost als rechtstreeks geleden schade toewijzen.
De benadeelde partij vordert tevens een bedrag van 650 euro voor het vervangen van het contactslot van de motor. Het verweer dat het gaat om een offerte en dat deze opgevoerde schadepost daarom niet kan worden toegewezen, gaat niet op. Naar vaste jurisprudentie is het geen beletsel dat de gevorderde kosten voor herstel nog niet zijn gemaakt. Het wettelijk criterium is dat er sprake moet zijn van rechtstreeks geleden schade en niet dat deze schade ook al hersteld moet zijn. Met de bij de stukken gevoegde offerte wordt de hoogte van deze schade op voldoende wijze onderbouwd. De rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook toewijzen.
De rechtbank zal tevens bepalen dat de toegewezen schadebedragen vermeerderd worden met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2022. Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen voor het toegewezen bedrag aan schade om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op € 104,18, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 8 december 2021 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 22 december 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 21 december 2022 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging zal worden afgewezen. De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de vordering in beginsel worden toegewezen. Gelet op hetgeen ter terechtzitting is behandeld en de thans op te leggen maatregel, ziet de rechtbank aanleiding om geen tenuitvoerlegging te gelasten en de vordering af te wijzen.
Bij onherroepelijk vonnis van 20 juni 2022 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 3 augustus 2022. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 21 december 2022 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging zal worden afgewezen. De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de vordering in beginsel worden toegewezen. Gelet op hetgeen ter terechtzitting is behandeld en de thans aan verdachte op te leggen maatregel, ziet de rechtbank aanleiding om geen tenuitvoerlegging te gelasten en de vordering af te wijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 38m, 38n, 57, 311 en 417bis van het Wetboek van
Strafrecht en de artikelen 163 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. primair, 2. primair, 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Ten aanzien van feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan
[benadeelde partij 2]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 oktober 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 886,24 (zegge: achthonderd zesentachtig euro en vierentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 17 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.110418-21:

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 8 december 2021.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.138287-22:

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 20 juni 2022.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. T.M.L. Wolters en mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 januari 2023.
De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer PL0100-2022290273, gesloten op 6 december 2022.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 69 e.v..
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 januari 2023.