ECLI:NL:RBNNE:2023:1560
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Waardedaling en mijnbouwschade: verrekening van waardevermeerdering met waardedaling
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 17 april 2023, is de zaak behandeld van meerdere eisers die schadevergoeding vroegen voor waardedaling van hun woningen als gevolg van mijnbouwactiviteiten. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. A.A. Westers, hadden eerder aanvragen ingediend bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG), die op 15 januari 2021 waren afgewezen. De bestreden besluiten van 11 januari 2022, waarin de bezwaren van de eisers ongegrond werden verklaard, leidden tot beroepen bij de rechtbank.
De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 13 januari 2023 het IMG de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek in de bestreden besluiten te herstellen. Dit gebrek betrof de onvoldoende motivering van de besluiten, waarin werd gesteld dat de waardevermeerdering en waardedaling nog niet konden worden vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de waardevermeerdering, in verband met sloop-nieuwbouw, verrekend mocht worden met de waardedaling op grond van artikel 6:100 van het Burgerlijk Wetboek.
Na de tussenuitspraak heeft het IMG aanvullende motivering ingediend, waarin de waarde van de oude woning werd geïndexeerd en rekening werd gehouden met de marktontwikkeling. De rechtbank concludeerde dat het waardestijgingspercentage van de woning 41% was, terwijl het waardedalingspercentage door aardbevingen 14,7% bedroeg. Aangezien het waardestijgingspercentage het waardedalingspercentage overstijgt, werd er geen waardedalingsvergoeding toegekend. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Tevens werd het IMG veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan de eisers.