ECLI:NL:RBNNE:2023:1559

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
C/18/221869 / JE RK 23-214
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met complexe problematiek

In deze zaak verzoekt de gecertificeerde instelling (GI) een spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, die kampt met ernstige gedragsproblemen en een zeldzame chromosoomafwijking. De GI stelt dat er een acute noodzaak is voor plaatsing, maar verzuimt te vermelden dat de minderjarige al op basis van een crisismaatregel is geplaatst. De advocaat van de minderjarige betwist de ontvankelijkheid van het verzoek van de GI, omdat deze niet alle relevante feiten heeft aangevoerd. De kinderrechter beslist dat het verzoek inhoudelijk moet worden behandeld, ondanks de tekortkomingen van de GI. Tijdens de mondelinge behandeling wordt duidelijk dat de minderjarige suïcidale gedachten heeft en dat er zorgen zijn over zijn gedrag. De kinderrechter concludeert dat de GI niet heeft aangetoond dat de gesloten jeugdhulp noodzakelijk is, omdat er geen bewijs is dat de minderjarige zich aan de jeugdhulp zal onttrekken. De kinderrechter wijst het verzoek af, omdat er minder ingrijpende alternatieven beschikbaar zijn, zoals een zorgmachtiging onder de Wvggz. De kinderrechter benadrukt dat de belangen van de minderjarige voorop moeten staan en dat de GI haar verplichtingen niet is nagekomen. De beschikking is gegeven op 17 april 2023 en de schriftelijke uitwerking is op 18 april 2023 vastgesteld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaakgegevens : C/18/221869 / JE RK 23-214

beschikking van 17 april 2023 over de (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen,
die is gevestigd in Groningen,
en die hierna "de GI" wordt genoemd,
die betrekking heeft op

[de minderjarige] ,

die is geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
en die hierna " [de minderjarige] " wordt genoemd,
advocaat: mr. K.B. Spoelstra, die kantoor houdt in Groningen.
De kinderrechter wijst als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

die woont in [woonplaats 1] ,
en die hierna "de moeder" wordt genoemd,

[de vader] ,

die woont in [woonplaats 2] ,
en die hierna "de vader" wordt genoemd.

Het procesverloop

Op 11 april 2023 heeft de GI telefonisch de kinderrechter verzocht om direct en zonder voorafgaande mondelinge behandeling een spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp ten aanzien van [de minderjarige] te verlenen, voor de duur van vier weken. Dat verzoek heeft de GI dezelfde dag ook schriftelijk gedaan en aangevuld met het verzoek om in aansluiting op de duur van vier weken een machtiging te verlenen voor de duur van vier maanden.
De kinderrechter heeft geweigerd om het verzoek zonder voorafgaande mondelinge behandeling te verlenen en bepaald dat hij eerst met [de minderjarige] , zijn advocaat en de belanghebbenden over het verzoek wil praten. Hij heeft daarom een datum en tijdstip bepaald voor een mondelinge behandeling.
Op 14 april 2023 heeft de rechtbank een brief van de GI ontvangen.
Op 17 april 2023 heeft de kinderrechter het verzoek van de GI mondeling behandeld. Hij heeft toen gesproken met [naam 1] en [naam 2] , die respectievelijk als jeugdbeschermer en gedragswetenschapper zijn verbonden aan de GI, de moeder, mr. Spoelstra, mr. J. Boelstra, die als piketadvocaat [de minderjarige] heeft bijgestaan naar aanleiding van een verzoek om ten aanzien van [de minderjarige] op grond van de Wvggz een crisismaatregel te nemen.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter gesproken met [de minderjarige] die daarbij werd bijgestaan door mr. Spoelstra.
De kinderrechter heeft direct na de mondelinge behandeling uitspraak gedaan en aangekondigd dat hij zo spoedig mogelijk de gronden waarop zijn beslissing rust, zal uitwerken in een te geven beslissing.
Ten slotte heeft de kinderrechter bepaald dat hij vandaag deze beschikking geeft.

De feiten

De kinderrechter gaat bij de beoordeling van het verzoek uit van de volgende feiten, die blijken uit de niet weersproken inhoud van het verzoekschrift van de GI en de daaraan gehechte bijlagen en wat tijdens de mondelinge behandeling als toelichting of reactie daarop is aangevoerd.
[de minderjarige] is een nu bijna veertien jaar oude jongen die kampt met een belaste voorgeschiedenis en de gevolgen van een zeldzame chromosoomafwijking. [de minderjarige] woonde tot zijn zevende levensjaar bij zijn moeder. Dit bleek een onveilige plek voor hem te zijn. [de minderjarige] is oor- en ooggetuige geweest van huiselijk geweld. De onveilige situatie in de vroege jeugd heeft voor de hulpverlening aanleiding gegeven om aan te nemen dat het probleemgedrag dat [de minderjarige] heeft ontwikkeld, voortkomt uit een posttraumatische stressstoornis en een reactieve hechtingsstoornis. Er zijn ook aanknopingspunten dat het probleemgedrag mede kan worden verklaard uit de gevolgen van de zeldzame chromosoomafwijking.
Dat probleemgedrag heeft zich in de loop van de jaren steeds verder ontwikkeld. Verwijzing naar Accare, een universitair centrum voor jeugdpsychiatrie, eind 2022 maakt duidelijk dat [de minderjarige] steeds vaker uitspraken rondom suïcide en automutilatie doet en daar ook naar handelt.
Accare rapporteert dat [de minderjarige] last heeft van stemmen die hem opdragen zichzelf iets aan te doen en dat die stemmen toenemen wanneer hij stress of onduidelijkheid ervaart.
Accare rapporteert in dit verband ook dat [de minderjarige] geen dagbesteding heeft wat maakt dat hij veel tijd en ruimte heeft om na te denken. [de minderjarige] heeft moeite om zijn gedachten en gedragingen te reguleren en dat leidt tot grensoverschrijdende incidenten. In de accommodaties waar [de minderjarige] woont, kan hij zich fysiek en verbaal agressief uiten naar de groepsleiding en de groepsgenoten. [de minderjarige] is ook ruim voor 2022 bekend met (fysiek en seksueel) grensoverschrijdend gedrag.
[de minderjarige] heeft vanaf zijn zevende eerst gewoond bij zijn grootouders (m.z.), omdat zijn moeder vanwege de gedragsproblematiek van [de minderjarige] niet voor hem kon zorgen. Als zijn pleegvader op 27 november 2014 een hartaanval krijgt, wordt hij geplaatst in het gezin van zijn vader en diens nieuwe partner. Daar ontwikkelen zich zorgelijke signalen. In maart 2015 lijkt [de minderjarige] zich schuldig te hebben gemaakt aan seksueel grensoverschrijdend gedrag naar zijn zusje [naam 3] . In mei 2015 heeft [de minderjarige] opnieuw seksueel grensoverschrijdend gedrag laten zien bij een meisje van drie jaar. In juni 2015 verergeren de gedragsproblemen van [de minderjarige] , zodanig dat op 24 augustus 2015 wordt besloten dat [de minderjarige] volledig gaat wonen in een accommodatie voor jeugdzorg.
Op 9 mei 2017 wordt het gezag van de ouders van [de minderjarige] beëindigd en wordt de GI tot voogd over hem benoemd.
Vanaf het voorjaar van 2022 ontstaan nieuwe problemen in de accommodatie voor jeugdzorg waar [de minderjarige] op dat moment woont. Het lijkt alsof [de minderjarige] verdriet begint te kennen, wat leidt tot boosheid en nare gedachten bij [de minderjarige] . De inzet van EMDR, cognitieve gedrags- en emotieregulatietherapie, slaat niet echt aan. Grensoverschrijdend gedrag van [de minderjarige] leidt ertoe dat de accommodatie waar hij woont regelmatig de politie belt. Gerapporteerd worden incidenten over uitspraken van suïcide, drang naar drugs, agressie, zowel verbaal en fysiek in de richting van begeleiders.
Er volgt een verwijzing naar Accare en [de minderjarige] wisselt van zorginstelling. In het jaar 2023 wordt duidelijk dat de hulpverlening zoekt naar een geschikte behandelplek voor [de minderjarige] . Er lijkt door de hulpverlening te worden gekoerst op Ambiq, een instelling die hulp biedt aan mensen met een licht verstandelijke beperking en bijkomende problematiek. Een intake vindt plaats op 14 maart 2023, maar duidelijkheid over zijn plaatsing wordt aan [de minderjarige] niet gegeven. De spanning loopt daardoor op bij [de minderjarige] . Als op 27 maart 2023 Ambiq laat weten dat de groep waar [de minderjarige] zou verblijven erg onrustig is en daardoor niet passend, volgt een reeks van incidenten. Er wordt suïcidaliteit aangenomen als [de minderjarige] een hoge dosering van het antipsychoticum Aripiprazol neemt, waartoe hij met een mes de medicijnkast heeft opengebroken.
De zorgen hierover hebben ertoe geleid dat [de minderjarige] sinds 10 april 2023 met een crisismaatregel is opgenomen op de jeugdpsychiatrische crisisafdeling van Accare, Intermezzo.
Over zijn opname daar wordt door Intermezzo gerapporteerd dat tijdens de opname geen sprake meer is van acute suïcidaliteit. Volgens Intermezzo wil [de minderjarige] niet dood, maar van zijn klachten af. Hij wil daarom graag behandeling. Van een psychiatrische crisis is volgens intermezzo geen sprake meer en een duidelijk perspectief voor behandeling bestaat uit een opname van [de minderjarige] in de JeugdzorgPlus en ambulante behandeling vanuit Accare/Ambiq. Intermezzo rapporteert verder:
"Plaatsing op Intermezzo kan geen vervanging zijn van een eventuele plaatsing in de JeugdzorgPlus. Intermezzo is een crisisafdeling die gericht is op de-escalatie en behandeling van de psychiatrische crisissituatie, maar de psychiatrische behandeling vindt zo veel mogelijk ambulant plaats. Doordat Intermezzo relatief weinig regels heeft, wordt er ook weinig begrensd op gedragsproblemen."

De beoordeling

Wat verzoekt de GI?
Tegen de achtergrond van de voorgaande feiten en omstandigheden verzoekt de GI op 11 april 2023 een spoedmachtiging te verlenen voor gesloten jeugdhulp voor de duur van vier weken en daarop aansluitend een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van vier maanden. Het verzoek van de GI rust op de volgende gronden:
 "
" [de minderjarige] loopt regelmatig weg van de groep, kan wanneer rustig afspraken maken met groepsleiding. Bij onrust loopt hij weg, doet uitspraken van suïcide (overdosis drugs, loopt naar treinstation);
 "
[de minderjarige] gebruikt veel drugs om van zijn gedachten af te komen en om zichzelf te reguleren. De drang naar drugs lijkt al zo op te lopen dat [de minderjarige] zijn spullen verkoopt voor middelen.
 "
[de minderjarige] zijn jonge leeftijd, lage sociaal emotionele ontwikkeling en LVB problematiek (wat hem erg beïnvloedbaar maakt);
 "
[de minderjarige] zijn suïcidale uitspraken en handelingen (lopen naar de trein! overdosis XTC! zichzelf proberen te snijden met messen van de groep! een waterkoker over zichzelf proberen heen te gooien met warm water);
 "
[de minderjarige] wil graag behandeling voor zijn trauma’s, maar het weglopen, niet aan afspraken kunnen houden, het zelf reguleren met drugs en alles er aan doen om dit te krijgen, en de agressie maakt dat [de minderjarige] niet de passende jeugdzorg kan krijgen die hij nodig heeft."
Wat vindt [de minderjarige] van het verzoek?
[de minderjarige] heeft aan de kinderrechter verteld, samengevat weergegeven, dat het niet goed met hem gaat. [de minderjarige] heeft verteld dat hij stemmen hoort die hem opdrachten geven, hem onrustig maken en dat de medicatie die hij daarvoor krijgt niet voldoende helpt. [de minderjarige] heeft verder verteld dat hij de drang heeft om drugs te gebruiken, zodat hij dan rust in zijn hoofd krijgt. [de minderjarige] heeft verteld dat de drang om drugs te gebruiken zo groot is dat hij daarvoor zijn telefoon en PlayStation heeft verkocht. [de minderjarige] is bang dat door de stemmen die hij hoort, hij zichzelf iets aandoet. [de minderjarige] wil daarom heel graag behandeling. Als een gesloten plaatsing helpt, wil hij die graag. [de minderjarige] denkt dat hij tijdens een gesloten opname de juiste behandeling krijgt. Desgevraagd heeft [de minderjarige] verteld dat hij nog nooit jeugdhulp heeft geweigerd. [de minderjarige] heeft verteld dat hij wel eens van de groep is weggelopen als het hem te veel wordt, maar dat hij dan altijd na twee of drie uur terugkeert als hij is afgekoeld.
Wat vindt de moeder van het verzoek?
De moeder heeft aan de kinderrechter verteld, samengevat weergegeven, hoeveel zorgen zij zich maakt over [de minderjarige] . Die zorgen heeft zij al heel lang, vanaf het moment dat bij hem een zeldzame chromosoomafwijking is vastgesteld. De moeder hoopt dat [de minderjarige] wordt opgenomen en behandeling krijgt voor de stemmen die hij steeds hoort. De moeder heeft verteld dat [de minderjarige] al langere tijd die stemmen hoort en soms ook met zo'n stem haar opbelt.
Wat vindt de advocaat van [de minderjarige] van het verzoek?
De advocaat van [de minderjarige] vindt dat de GI in haar verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de GI in strijd met artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet alle feiten volledig en naar waarheid heeft aangevoerd in haar verzoekschrift. De advocaat heeft in dit verband erop gewezen dat de GI een spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp heeft gevraagd, zonder te vermelden dat [de minderjarige] op grond van een crisismaatregel al was geplaatst in Intermezzo. De advocaat vindt dat dat vermeld had moeten worden, omdat een crisisopname op grond van de Wvggz een minder verstrekkend alternatief is voor een gesloten plaatsing. Voor zover de kinderrechter het verzoek wel inhoudelijk behandelt, vindt de advocaat dat het verzoek om een drietal redenen moet worden afgewezen. Daartoe heeft de advocaat aangevoerd, samengevat weergegeven, dat niet is gesteld noch gebleken dat [de minderjarige] zich aan de jeugdhulp zal onttrekken of dat hij daaraan door anderen wordt onttrokken. Het enkele feit dat [de minderjarige] wel eens wegloopt, is geen onttrekking aan de jeugdhulp in de door de wet bedoelde zin. De verzochte maatregel is volgens de advocaat bovendien niet evenredig aan het doel ervan. De door de GI veronderstelde gesloten opname is niet noodzakelijk voor een behandeling van [de minderjarige] . Tot slot heeft de advocaat aangevoerd dat er een minder ingrijpende mogelijkheid is [de minderjarige] te behandelen. Die mogelijkheid wordt uitdrukkelijk in de Wvggz geboden, zij het niet in de tot zover uitgelokte crisismaatregel, maar wel in de vorm van een zorgmachtiging die kan leiden tot opname en dwangzorg.
Wat volgt uit de wet en het toepasselijke verdragsrecht?
De Jeugdwet regelt in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet dat de kinderrechter een machtiging om een minderjarige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven slechts kan verlenen indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de een kind naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf op grond van dit artikel noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de een kind zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Op grond van artikel 6.1.3, eerste lid, Jeugdwet kan de kinderrechter een spoedmachtiging verlenen om een kind in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven, indien is voldaan aan voornoemde criteria en een machtiging niet kan worden afgewacht.
In de hiervoor genoemde wetsartikelen zijn de belangrijkste inhoudelijke criteria opgenomen voor het verlenen van een machtiging voor gesloten jeugdhulp. Het gaat om twee wettelijke vooraarden (i) er moet sprake zijn van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de een kind naar volwassenheid ernstig belemmeren en die noodzaken tot jeugdhulp in de betekenis die de Jeugdwet daaraan geeft. De wet stelt daarnaast als cumulatieve vooraarde (ii) dat het gesloten verblijf noodzakelijk moet zijn om te voorkomen dat de een kind zich onttrekt aan die hulp of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Uit de wetgeschiedenis volgt verder dat de hiervoor onder (ii) geformuleerde wettelijke eis afbakent wanneer de gesloten machtiging kan worden verleend en wanneer een machtiging kan worden verleend op grond van de in de MvT genoemde Wet Bopz (die inmiddels is vervangen door de Wvggz, krtr).
Naast deze twee wettelijke voorwaarden volgt uit het hierna te bespreken verdragsrecht en uit de komende wetgeving dat ook aan een derde voorwaarde moet zijn voldaan: (iii) het moet niet mogelijk zijn om de problemen met een andere, lichtere, vorm van hulp, zonder geslotenheid, op te lossen. Gesloten jeugdhulp dient hoe dan ook een “ultimum remedium” te zijn. Het mag pas in beeld komen nadat andere vormen van jeugdhulp door de rechter in de afweging zijn meegewogen. Deze derde voorwaarde mist in de huidige redactie van het artikel 6.1.2 van de Jeugdwet.
Uit het op 13 oktober 2013 aan de Tweede kamer toegestuurde Wetsvoorstel 35942 (Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp) blijkt dat het wetsvoorstel strekt tot het versterken van de rechtspositie van kinderen die worden opgenomen in een gesloten accommodatie. Het wetsvoorstel werd uitgebreid besproken in de Tweede Kamer en is door de kamer aangenomen (zie hiervoor het verslag van 3 december 2021, Kamerstukken II 2021/22, 35942, nr. 5).
Het laat zich daarom aanzien dat artikel 6.1.2 voor zover hier van belang wordt gewijzigd doordat in het tweede lid als onderdeel “c” wordt toegevoegd dat:
"c. er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen."
Die laatste voorwaarde volgt ook nu al uit het verdragsrecht waaraan de Nederlandse Staat is gebonden. Het gedwongen gesloten behandelen van jeugdigen vormt een inbreuk op de vrijheid en het privéleven van een kind. Het is de meest ernstige inbreuk op de rechten van het
kind en dat brengt met zich dat de beslissing moet beantwoorden aan onder meer art. 5 en 8 EVRM, art. 9 en 10 IVBPR en art. 16 IVRK.
De toepasselijkheid van deze verdragsbepalingen brengt met zich dat de machtiging alleen kan worden verleend voor zover deze bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen en met het doel toe te zien op zijn opvoeding.
Daarbij verdient verder opmerking dat een rechter op grond van art. 8 EVRM steeds een afweging moet maken of de ernst van de problemen van de minderjarige, de inbreuk op het privéleven door de gedwongen opneming en het gedwongen verblijf rechtvaardigen.
Wat beslist de kinderrechter?
De kinderrechter stelt vast dat de GI in strijd heeft gehandeld met haar verplichting om alle relevante feiten volledig en naar waarheid aan te voeren, door géén voorlichting te geven met betrekking tot de crisismaatregel en de daarop gebaseerde opname van [de minderjarige] bij Intermezzo.
Het verzuim van de GI is ernstig, omdat dat verzuim ertoe had kunnen leiden dat de kinderrechter zonder voorafgaand verhoor van [de minderjarige] en de belanghebbenden een spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp had kunnen verlenen, terwijl de noodzaak daartoe op het moment van het verzoek ontbrak. Dat heeft de kinderrechter echter niet gedaan. Hij heeft bepaald dat dat verhoor eerst moest plaatsvinden voordat hij een beslissing zou nemen. De onjuiste en onvolledige voorlichting door de GI heeft daardoor geen gevolgen gehad voor [de minderjarige] .
Ware dat al anders geweest, dan zou dat ook niet zonder meer tot een niet-ontvankelijkheid van de GI kunnen leiden. Die niet-ontvankelijkheid zou niet met zich mogen brengen dat het verzoek van de GI niet inhoudelijk zou zijn behandeld. Dat kan op gespannen voet staan met de belangen van [de minderjarige] , terwijl ingevolge artikel 3 IVRK zijn belangen bij iedere beoordeling en beslissing voorop moeten staan.
Het voorgaande brengt met zich dat de kinderrechter aan de hand van alle aan hem bekend geworden feiten en omstandigheden inhoudelijk zal beoordelen of voor [de minderjarige] een machtiging gesloten jeugdhulp moet worden verleend.
[de minderjarige] kampt met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. [de minderjarige] kampt met gedragsproblematiek waarvoor psychiatrische behandeling wordt gezocht en aangewezen lijkt te zijn. De hulpverlening gaat ervan uit dat die behandeling ambulant mogelijk is en suggereert dat daarvoor een machtiging in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp nodig is. Die suggestie miskent dat een machtiging voor gesloten jeugdhulp alleen kan worden verleend als aan alle daarvoor in de wet gegeven voorwaarden is voldaan. Dat is niet het geval. De GI heeft geen concrete feiten gesteld en die zijn overigens ook niet gebleken waaruit kan worden afgeleid dat het verlenen van de machtiging noodzakelijk is omdat [de minderjarige] zich aan de jeugdhulp zal onttrekken, of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
De enkele omstandigheid dat [de minderjarige] in het verleden wel eens is weggelopen van een groep zoals wel door de GI wordt aangevoerd, is niet van relevante betekenis. Dat een puberend kind wel eens een paar uur de benen neemt (als hij niet gesloten zit) zoals tijdens de mondelinge behandeling is besproken, levert geen onttrekking aan de jeugdhulp op zoals in artikel 6.1.2. Jeugdwet wordt bedoeld.
Omdat niet aan de in de wet gestelde voorwaarden wordt voldaan, kan de machtiging voor gesloten jeugdhulp niet worden verleend.
Ten overvloede overweegt de kinderrechter dat het wel verlenen van die machtiging géén enkele garantie geeft op daadwerkelijke behandeling van de psychiatrische problematiek die [de minderjarige] heeft ontwikkeld. De gedachte dat een plaatsing in een gesloten accommodatie voor [de minderjarige] noodzakelijk is om tot ambulante psychiatrische hulp te kunnen komen, is zonder nadere toelichting die niet is gegeven, onbegrijpelijk. Voor zover de problematiek van [de minderjarige] plaatsing in een gesloten setting noodzaakt om effectief tot behandeling van zijn psychiatrische problematiek te komen, geldt bovendien dat een minder ingrijpende mogelijkheid bestaat. De Wvggz biedt immers ook andere mogelijkheden dan de tot zover slechts gezochte mogelijkheid om met een crisismaatregel acute psychiatrische problematiek te de-escaleren. Laatstgenoemde wet biedt immers ook de mogelijkheid om een zorgmachtiging te verlenen. Die machtiging biedt een basis voor (langdurige) opname en psychiatrische (dwang)zorg. Er is daarom een minder ingrijpend alternatief voor [de minderjarige] beschikbaar. In aansluiting op de al verleende crisismachtiging kan voor [de minderjarige] aan zorgmachtiging worden verzocht en verleend. Die zorgmachtiging borgt dat [de minderjarige] niet alleen wordt opgesloten, zoals met een gesloten plaatsing gebeurt, maar ook daadwerkelijk voor zijn problematiek wordt behandeld.
Een en ander brengt met zich dat de volgende beslissing moet worden genomen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.R. Tromp, kinderrechter, bijgestaan door mr. S. Eding, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2023. De schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak in deze beschikking is vastgesteld op 18 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep kan door de GI of door een advocaat namens een belanghebbende worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.