ECLI:NL:RBNNE:2023:1555

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
18/326142-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweldsdelicten in het uitgaansleven met ernstige gevolgen voor slachtoffers

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere geweldsdelicten. De verdachte heeft in de nacht van 17 september 2022, zonder duidelijke aanleiding, een weerloos slachtoffer, [slachtoffer 3], geschopt terwijl deze op de grond lag. Dit leidde tot een gebroken jukboog bij het slachtoffer. Niet veel later, op 11 december 2022, heeft de verdachte opnieuw geweld gebruikt door [slachtoffer 2] in het gezicht te stompen en [slachtoffer 1] een harde stomp in het gezicht te geven, wat resulteerde in ernstig letsel aan het gebit van [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die de kickbokssport beoefent, zich in beide gevallen onder invloed van alcohol bevond. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder behandeling en begeleiding door de reclassering, om het risico op recidive te beperken. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers voor de geleden schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/326142-22

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 11 april 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats], wonende te [adres],
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 maart 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 december 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân, op of nabij het Martiniplein alhier, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten 4 omgevouwen tanden, althans ernstig letsel aan het gebit (welke een langdurige behandeling door een kaakchirurg behoeven), heeft toegebracht door deze [slachtoffer 1] een harde stomp en/of slag op de onderkaak een zgn. "uppercut", althans een harde stomp en/of klap in het gezicht te geven;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 december 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân, op of aan het Martiniplein alhier, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen immers heeft verdachte die [slachtoffer 1] een hard stomp en/of klap op de onderkaak, een zgn. "uppercut", althans een harde stomp en/of klap in het gezicht gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 december 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân, een persoon genaamd [slachtoffer 1] heeft mishandeld door deze een (harde) stomp en/of slag op de onderkaak, een zgn.
"uppercut", althans een harde stomp en/of klap in het gezicht te geven, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten vier omgevouwen tanden, althans ernstig letsel aan het gebit (welke een langdurige behandeling door een kaakchirurg behoeven) ten gevolge heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 11 december 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân,op of aan het Martiniplein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen immers heeft verdachte die [slachtoffer 2] hard in het gezicht en/of tegen het hoofd gestompt en/of geslagen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] achterover op de grond viel en enige tijd buiten westen was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 december 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân, een persoon genaamd [slachtoffer 2] heeft mishandeld door deze hard in het gezicht en/of tegen het hoofd te stompen en/of te slaan, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] achterover op de grond viel( en enige tijd buiten westen was);
3
hij op of omstreeks 17 september 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân, op of aan de Jousterkade alhier, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer 3] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft verdachte die [slachtoffer 3], terwijl deze op de grond lag, hard in het gezicht en/of tegen het hoofd getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 september 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân , op of aan de Jousterkade alhier, aan een persoon genaamd [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken jukboog (welk letsel in het ziekenhuis met spoed geopereerd moest worden), heeft toegebracht door deze [slachtoffer 3]- terwijl deze op de grond lag- hard in het gezicht en/of tegen het hoofd te schoppen en/of te trappen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 september 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân, op of aan de Jousterkade alhier, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
[slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen immers heeft verdachte Die [slachtoffer 3], terwijl deze op de grond lag, hard in het gezicht en/of tegen het hoofd getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4 hij op of omstreeks 17 september 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân opzettelijk (een) ambtena(a)r(en),te weten [slachtoffer 4], hoofdagent van de politie eenheid Noord-Nederland en/of [slachtoffer 5], hoofdagent van de politie Noord-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/hun de woorden toe te voegen: "Jullie zijn kankerlijers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd ter zake van het onder 1. subsidiair, het onder 2. primair het onder 3. primair en het onder 4. ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die tegen het hoofd van aangever [slachtoffer 3] heeft geschopt. Verbalisanten hebben iemand zien schoppen en hebben vervolgens een verdachte aangehouden, waarvan zij vermoedden dat dit degene was die tegen het hoofd van aangever [slachtoffer 3] had geschopt. Dat zij dit zeker wisten, blijkt niet uit het procesverbaal. Zij hebben de verdachte niet constant in het vizier gehad. Daarnaast beschrijft verbalisant [slachtoffer 4] een verdachte met een donkerblauwe jas, terwijl verbalisant [slachtoffer 5] een verdachte met een zwarte jas en blauwe spijkerbroek beschrijft. Ook op basis van de camerabeelden kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer 3] heeft geschopt. De camerabeelden zijn onduidelijk. Ook kan niet worden vastgesteld dat het hoofd is geraakt. De aangever herinnert zich dit ook niet. Bovendien kan de verwonding aan het aangezicht niet veroorzaakt worden door een schop tegen het achterhoofd. Om die reden moet verdachte integraal worden vrijgesproken van het onder 3. ten laste gelegde, aldus de raadsman. Ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten heeft de raadsman geen verweer gevoerd qua bewijsbaarheid. Wel heeft de raadsman de rechtbank verzocht acht te slaan op het aandeel van de slachtoffers en omstanders in de gang van zaken.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 december 2022,opgenomen op pagina 15 e.v. van het dossier van de Politie Noord-Nederland d.d. 31 januari 2023 met nummer PL0100-2022329663, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1]:
Gisterochtend, 11 december 2022, omstreeks 03.30 uur, was ik samen met mijn vrienden op het Martiniplein te Sneek. Ik ken de jongen niet van naam, maar ik hoorde later dat hij [verdachte] heet en in Sneek woont. Ik denk dat ik in deze schermutseling een vuistslag heb gekregen van deze [verdachte]. Ik heb dat op dat moment gevoeld. Ik ben naar de spoedeisende hulp geweest. Daar is het allemaal schoongemaakt. Mijn verwonding is alleen gehecht, maar voor het gebit werd ik doorverwezen naar de kaakchirurg van het ziekenhuis. Hier is vastgesteld dat er vier (4) tanden omgevouwen waren. Deze lagen als het ware plat in de mond, op de tong. Ze hebben dit middels een spalk weer teruggezet, maar zeer vermoedelijk moet ik daar nog een wortelkanaalbehandeling voor ondergaan. Het herstel van mijn gebit gaat wel een tijd duren. Zoals ik al zei kan ik mij de klap niet herinneren. Maar gezien mijn letsel moet het bijna wel een uppercut geweest zijn op mijn onderkaak. Hierdoor zijn mijn tanden met zeer grote kracht op elkaar gekomen en heb ik dit letsel opgelopen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor
d.d. 12 december 2022, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1]:
Ik zag op het volgende moment dat de jongen die ook [slachtoffer 2] geslagen had, zonder pardon, met gebalde vuist, [slachtoffer 1] heel hard op zijn mond sloeg. Ik zag dat [slachtoffer 1] als gevolg van deze vuistslag direct op de grond viel. Een jongen bij ons uit het voetbalteam, [naam 2], herkende de jongen die de mishandelingen gepleegd heeft van de middelbare school van vroeger en vertelde aan mij dat de jongen [verdachte] heet en volgens mij uit Sneek komt. Ik heb de volgende dag de naam [verdachte] opgezocht op social media en zag op verschillende accounts zoals Facebook en Instagram foto's staan van de jongen die ik herkende als de jongen die zaterdagnacht de mishandelingen bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft gepleegd.
4. Een geneeskundige verklaring d.d. 11 december 2022, opgemaakt door
[naam 3], opgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als diens verklaring:
Patiëntnaam [slachtoffer 1].
Lichamelijk onderzoek: luxatiestand naar linguaal 32-42 waarbij 31 32 en 41 42 elk apart fragment zijn
Beleid: repositie en fixatie met spalk 34-44.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 januari 2023,opgemaakt op pagina 28 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 12 januari 2023 belde ik met het slachtoffer [slachtoffer 1]. Ik vroeg hem naar zijn herstel. Ik hoorde dat hij zei dat hij nu twee keer bij de tandarts geweest was, maar dat het nog niet geheel bekend was wat er in de toekomst eventueel nog moest gebeuren. Ik hoorde dat hij tussen de mishandeling op 11 december 2022 en Kerst 2022 zijn werk als zelfstandige timmerman niet heeft kunnen uitvoeren ten gevolge van de mishandeling.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht wordt begrepen ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden, afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw alsmede storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken heeft geduurd. Ook buiten deze gevallen kan het letsel echter als zwaar letsel worden beschouwd, wanneer dat voldoende ernstig is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid.
De rechtbank stelt aan de hand van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte aan aangever [slachtoffer 1] letsel heeft toegebracht, te weten vier omgevouwen tanden. Dit letsel was van dien aard dat medisch ingrijpen noodzakelijk is gebleken; aangever moest meerdere behandelingen bij de tandarts en kaakchirurg ondergaan. Daarnaast heeft aangever [slachtoffer 1] door het letsel gedurende enige tijd zijn normale beroepsbezigheden niet kunnen verrichten. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat dit letsel naar normaal spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt en komt daarmee tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 2. primair ten laste gelegde
De rechtbank past ten aanzien van het onder 2. primair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 december 2022,opgenomen op pagina 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1]:
Gisterochtend, 11 december 2022, omstreeks 03.30 uur, was ik samen met mijn vrienden op het
Martiniplein te Sneek. Op 11 december 2022, omstreeks het tijdstip voornoemd, zag ik dat [slachtoffer 2] een vuistslag in zijn gezicht kreeg van een jongen. Ik zag dat [slachtoffer 2] met kracht geslagen werd in zijn gelaat en dat hij, door deze vuistslag, zijn evenwicht verloor en van het muurtje af viel waar hij op zat te wachten.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 december 2022,opgenomen op pagina 30 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2]: Ik werd toen uit het niets door die jongen die naar mij toe was gekomen op mijn gezicht geslagen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 12 december2022, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1]:
Op het volgende moment zag ik dat [slachtoffer 2] door een jongen zo hard met de vuist in zijn gezicht werd geslagen dat hij ten val kwam en op de grond lag. Ik zag dat [slachtoffer 2] echt met zijn hoofd op het wegdek viel. Ik zag dat [slachtoffer 2] ook eventjes buiten bewustzijn was. Een jongen bij ons uit het voetbalteam, [naam 2], herkende de jongen die de mishandelingen gepleegd heeft van de middelbare school van vroeger en vertelde aan mij dat de jongen [verdachte] heet en volgens mij uit Sneek komt. Ik heb de volgende dag de naam [verdachte] opgezocht op social media en zag op verschillende accounts zoals Facebook en Instagram foto's staan van de jongen die ik herkende als de jongen die zaterdagnacht de mishandelingen bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft gepleegd.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier zwaar lichamelijk letsel – aanwezig is wanneer de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in
het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit de genoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte, een voormalig kickbokser, aangever [slachtoffer 2] met zijn vuist in het gezicht heeft geslagen. Door de vuistslag in zijn gezicht verloor hij zijn evenwicht en kwam hij ten val. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gezicht bijzonder kwetsbaar is. Zo kan door met kracht in iemands gezicht te stompen gemakkelijk de kaak, oogkas of het neusbeen breken, waarbij veelal operatief ingrijpen noodzakelijk is, of blijvende littekenvorming in het aangezicht ontstaat. Dat aangever [slachtoffer 2] ten gevolge van één enkele klap ten val is gekomen en bovendien enige tijd buiten bewustzijn is geweest, duidt erop dat verdachte met kracht heeft geslagen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven heeft geroepen en dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op zwaar lichamelijk letsel gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte die aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bewust heeft aanvaard. Van enige aanwijzing voor het tegendeel is de rechtbank niet gebleken. Dat geen zwaar lichamelijk letsel is ingetreden, is uitsluitend te danken aan omstandigheden buiten de wil van verdachte gelegen. De rechtbank acht daarmee het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Vrijspraak van het onder 3. primair en subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 3. primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Op basis van het strafdossier stelt de rechtbank vast dat in de nacht van 16 op 17 september 2022 in het [uitgaansgelegenheid] te Sneek een schermutseling is ontstaan. Blijkens zijn verklaring is aangever [slachtoffer 3] buiten, toen hij naar zijn fiets liep, in zijn gezicht geslagen. Hij heeft hierna last van zijn hoofd. Hij kan zich van het incident niet meer veel herinneren, alleen dat hij in zijn gezicht is geslagen. Uit het letselverslag blijkt dat aangever [slachtoffer 3] een gebroken jukboog heeft opgelopen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat twee verbalisanten hebben gezien dat iemand op de grond viel. Uit de camerabeelden bleek later dat dit aangever [slachtoffer 3] was. Zij hebben ook gezien dat iemand, terwijl aangever op de grond lag, richting de nek van aangever [slachtoffer 3] schopte. De verbalisant die de camerabeelden heeft bekeken, herkende verdachte als degene die schopte en heeft gezien dat hij met zijn voet het hoofd van aangever raakte. Anders dan door de raadsman bepleit, ziet de rechtbank geen reden tot twijfel over de vraag of verdachte degene is geweest die aangever [slachtoffer 3] heeft geschopt, terwijl [slachtoffer 3] op de grond lag. Verbalisanten zagen verdachte wegrennen, de Leeuwarderstraat in. Zij zijn verdachte gevolgd en hebben verdachte daar aangetroffen, verstopt achter een bestelbus. Verdachte heeft verklaard dat hij is weggerend, omdat hij dacht dat hij in de problemen zou komen. Verder heeft hij hieromtrent geen verklaring afgelegd, anders dan dat hij onder invloed was en niet meer wist waarom hij wegrende. Daarnaast is verdachte herkend op de camerabeelden en blijkt niet uit de beelden dat er mogelijk iemand anders is geweest die op dat moment is weggerend. De rechtbank stelt dus vast dat verdachte aangever [slachtoffer 3] heeft geschopt, waarna hij is weggerend.
De rechtbank ziet zich thans gesteld voor de vraag of verdachte het (voorwaardelijk) opzet had op het overlijden van aangever [slachtoffer 3]. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – aanwezig is wanneer de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Hoewel het hoofd een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is, veroorzaakt niet iedere schop tegen het hoofd naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op de dood. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van het strafdossier niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de gebroken jukboog is ontstaan door een schop tegen het hoofd. Dit blijkt namelijk niet uit het letselverslag en evenmin kan op basis van het dossier, de camerabeelden daaronder begrepen, worden vastgesteld waar verdachte het hoofd van aangever heeft geraakt. Het gebroken jukboog kan dus even goed zijn ontstaan doordat aangever is gevallen, of doordat hij eerder in zijn gezicht is geslagen. Nu niet vaststaat of het letsel ten gevolge van de schop van verdachte is ontstaan, kan de rechtbank niet vaststellen met hoeveel kracht verdachte heeft geschopt en waar hij [slachtoffer 3] precies heeft geraakt. De rechtbank kan daarom niet vaststellen of, door die schop, sprake was van een aanmerkelijke kans op het overlijden van aangever [slachtoffer 3]. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank spreekt -in het verlengde van het hiervoor overwogene- verdachte ook vrij van het subsidiair ten laste gelegde nu de rechtbank niet kan vaststellen dat het letsel bij aangever [slachtoffer 3] ontstaan is door toedoen van verdachte.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 3. meer subsidiair en het onder 4. ten laste gelegde
De rechtbank past ten aanzien van het onder 3. meer subsidiair ten laste gelegde en het onder 4. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen
d.d. 17 september 2022, opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022255484 d.d. 7 februari 2023, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 17 september 2022 omstreeks 00:45 uur zijn wij, verbalisanten [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4], aan het politiebureau Sneek. Wij verbalisanten rijden, na de melding te hebben gekregen, zo spoedig mogelijk naar de Jousterkade. Ik, [slachtoffer 4], sta tegenover een jongen in een donkerblauwe strakke jas. Tegelijkertijd voel ik iemand achter mij op de grond vallen. Ik zie dat de jongen, met de blauwe jas, links om mij heen rent en vervolgens met zijn rechterbeen vol uithaalt naar de persoon die achter mij op de grond lag. Ik zag in mijn ooghoek dat de persoon door deze harde trap werd geraakt. Ik, verbalisant [slachtoffer 5], zag een persoon om verbalisant [slachtoffer 4] heenrennen. De jongen die op de grond lag in een voorovergebogen houding en op zijn rechter zijde op de grond en werd toen hard getrapt. Ik zag een persoon met blauwe spijkerbroek de harde trap geven tegen de persoon ter hoogte van zijn nek. Nadat de jongen de trap had uitgedeeld, zag ik [slachtoffer 4], hem snel wegrennen in de richting van de Leeuwarderweg. Ik, [slachtoffer 4], ben vervolgens samen met [slachtoffer 5] achter hem aan gerend. Aan het begin van de Leeuwarderweg, aan de achterzijde van [uitgaansgelegenheid] werden wij door bezoekers van dit café erop gewezen dat een persoon zich achter de zwarte bestelbus had verstopt die daar geparkeerd stond. Achter deze bus troffen wij de verdachte. Hij werd vervolgens door ons aangehouden ter zake mishandeling en overgebracht naar het politiebureau te Sneek. De verdachte bleek later te zijn genaamd [verdachte]. Nadat de verdachte geboeid was hoorde, ik verbalisant [slachtoffer 5] de verdachte de woorden ‘jullie zijn kankerlijers’ roepen. Ik, verbalisant [slachtoffer 5], voelde mij in goede naam en eer aangetast.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2022,opgenomen op pagina 92 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 19 september 2022 werden beelden ter beschikking gesteld van een rondvaartboot die tegenover
[uitgaansgelegenheid] aangemeerd ligt. Op deze rondvaartboot zijn beveiligingscamera's aangebracht. Deze camera heeft zicht op het trottoir en de weg ter hoogte van
[uitgaansgelegenheid]. Deze beelden zijn door mij uitgekeken en hierop is het volgende zichtbaar. Ik zag dat [verdachte] met een mij onbekende man rustig staat te praten op het trottoir tegenover het café.
Ik zag dat collega [slachtoffer 4] [verdachte] weg duwt en dat collega [slachtoffer 5] [verbalisant 1] vastpakt en hem wegtrekt uit de ruzie. Ik zag dat [verbalisant 1] uit balans raakt en op de grond valt. Ik zag dat hij op zijn rug op straat terecht komt. Ik zag dat [verdachte] om collega [slachtoffer 4] heen rent en vervolgens met zijn rechterbeen uithaalt en [verbalisant 1] raakt tegen zijn hoofd. Ik zag dat de rechtervoet van [verdachte] het hoofd van [verbalisant 1] raakt. Ik zag dat [verdachte] met veel kracht schopt tegen het hoofd van [verbalisant 1] die op dat moment op de grond ligt.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2023,opgenomen op pagina 107 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Deze beelden zijn respectievelijk op 19 september 2022 beschreven door de politiemedewerker
[verbalisant 2] onder proces-verbaal nummer 2022245771-20. Door worden op de beelden die hij beschrijft de bij hem ambtshalve bekende [verdachte] en [verbalisant 1] [slachtoffer 3] herkend en beschreven dat [slachtoffer 3] als eerste [verdachte] slaat. Dat [verdachte] hierop [verbalisant 1] [slachtoffer 3] tegen zijn hoofd schopt terwijl [slachtoffer 3] op de grond ligt.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 17 september 2022,opgenomen op pagina 109 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik ben uit reactie weggerend. Ik dacht dat ik in de problemen zou komen.
Bewijsoverweging
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen, en gelet op het hiervoor overwogene, stelt de rechtbank vast dat verdachte aangever, terwijl hij op de grond lag, met kracht tegen het hoofd heeft geschopt. De rechtbank ziet zich thans gesteld voor de vraag of verdachte, door zo te handelen, voorwaardelijk opzet had op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel. Daarbij stelt de rechtbank nog eens voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – aanwezig is wanneer de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat dit gevolg zal intreden.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte, namelijk terwijl aangever op de grond ligt tegen zijn hoofd schoppen, de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat daarbij zwaar lichamelijk letsel zou zijn ingetreden. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van verdachtes gedragingen moeten deze gedragingen worden aangemerkt als zozeer op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Het is namelijk een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een bijzonder kwetsbaar onderdeel van het lichaam is. Door tegen het hoofd te schoppen kunnen breuken aan de kaak of de schedel ontstaan, waarbij veelal operatief ingrijpen noodzakelijk is, of blijvende littekenvorming in het aangezicht ontstaat, maar ook kan (ernstig) hersenletsel ontstaan. Omdat dit een feit van algemene bekendheid is, moet verdachte zich hiervan bewust zijn geweest. Het kan niet anders zijn dan dat verdachte daarmee de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bewust heeft aanvaard. Van aanwijzingen voor het tegendeel is de rechtbank niet gebleken. Het meer subsidiair tenlastegelegde is daarmee in zoverre wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. primair, het onder 2. primair, het onder 3. meer subsidiair en het onder 4. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
onder 1. primair:
hij op 11 december 2022 te Sneek, op het Martiniplein alhier, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten 4 omgevouwen tanden, welke een langdurige behandeling door een kaakchirurg behoeven, heeft toegebracht door deze [slachtoffer 1] een harde stomp of slag op de onderkaak te geven;
onder 2. primair:
hij op 11 december 2022 te Sneek, op het Martiniplein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft verdachte die [slachtoffer 2] hard in het gezicht gestompt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] achterover op de grond viel en enige tijd buiten westen was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
onder 3 meer subsidiair:
hij op 17 september 2022 te Sneek, op of aan de Jousterkade, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, [slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft verdachte die [slachtoffer 3], terwijl hij op de grond lag, tegen het hoofd getrapt geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
onder 4:
hij op 17 september 2022 te Sneek opzettelijk ambtenaren, te weten [slachtoffer 4], hoofdagent van de politie eenheid Noord-Nederland, en [slachtoffer 5], hoofdagent van de politie Noord-Nederland, gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "Jullie zijn kankerlijers".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primair: zware mishandeling;
primair: poging tot zware mishandeling;
meer subsidiair: poging tot zware mishandeling;
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende ofter zake van zijn bediening.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis, gecombineerd met een taakstraf. Tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft verdachte aan zichzelf gewerkt en verdachte moet de kans krijgen om deze positieve ontwikkeling vast te houden, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van de reclassering en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in de nacht van 17 september 2022, zonder duidelijke aanleiding, terwijl het slachtoffer weerloos op de grond lag, tegen het hoofd van het slachtoffer [slachtoffer 3] geschopt. Dat bij het slachtoffer geen ernstiger letsel is ontstaan, is geenszins aan het handelen van verdachte te danken. Niet lang daarna, in de vroege ochtend van 11 december 2022, heeft verdachte - zonder duidelijk aanleiding - eerst slachtoffer [slachtoffer 2] in het gezicht gestompt en vervolgens slachtoffer [slachtoffer 1] een harde stomp in het gezicht gegeven, waardoor hij ernstig letsel aan het gebit heeft opgelopen. Uit de namens slachtoffer [slachtoffer 2] ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat hij nog steeds last heeft van de gevolgen van het gepleegde geweld.
Al met al is sprake geweest van geweldsexplosies met buitensporig geweld binnen twee maanden tijd, door een verdachte die de kickbokssport beoefend heeft. De feiten zijn begaan in het uitgaansleven, wat in het algemeen leidt tot aantasting van het gevoel van veiligheid in de samenleving. Dit rekent de rechtbank verdachte aan. Verdachte verkeerde bij beide geweldsexplosies onder invloed van alcohol. Ter terechtzitting heeft verdachte er geen blijk van gegeven de ernst van de feiten in te zien. De proceshouding van verdachte kan bovendien als berekenend worden aangemerkt: verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd en voorafgaand aan de aanhouding door de politie heeft hij getracht zich te verschuilen voor de politie. Met dergelijk gedrag geeft verdachte er geen blijk van dat hij bereid is tot het nemen van verantwoordelijkheid voor zijn gedrag. Dit baart de rechtbank, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, zorgen. De rechtbank is, gelet op voornoemde ernst van de feiten, van oordeel dat een gevangenisstraf de enige passende reactie is.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de rapportages van de reclassering. Verdachte heeft een baan, hij heeft een diploma en er zijn geen financiële problemen. Er bestaan zorgen over de agressieregulatie van verdachte.
Verdachte heeft 39 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Met ingang van 16 januari 2023 is de voorlopige hechtenis vanwege zijn persoonlijke omstandigheden geschorst onder een aantal bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht, ambulante behandeling, een locatiegebod met elektronisch toezicht en een middelencontrole. Behandeling en begeleiding door de reclassering is van belang om het risico op recidive te beperken. De rechtbank zal daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een aantal van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van 10 februari 2023. Het voorstel van de reclassering om aan verdachte een locatiegebod met elektronisch toezicht op te leggen gedurende de proeftijd acht de rechtbank een te vergaande beperking van de bewegingsvrijheid van verdachte. De rechtbank zal deze bijzondere voorwaarde dan ook niet opnemen. Anders dan door de raadsman bepleit, is de rechtbank echter ook van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het reeds ondergane voorarrest gelet op de ernst van de feiten en gelet op de in soortgelijke zaken opgelegde straffen geen recht doet aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1], tot een bedrag van € 2.764,60 ter zake van materiële schade en € 3.500,00 tervergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2], tot een bedrag van € 1.077,58 ter vergoeding van materiële schade en
€ 4.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [ [slachtoffer 3], tot een bedrag van € 437,96 ter vergoeding van materiële schade en
€ 3.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen gevorderd, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1] aangevoerd dat de materiële schade voor een deel bestaat uit toekomstige schade, namelijk toekomstige reiskosten. Deze kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. Dit deel van de vordering moet niet-ontvankelijk worden verklaard, aldus de raadsman.
Tan aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, nu hij vrijspraak heeft bepleit.
Daarnaast heeft hij -in het algemeen- aangevoerd dat bij het vaststellen van de betalingsverplichting rekening moet worden gehouden met enige mate van eigen schuld bij de slachtoffers.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. primair bewezen verklaarde, met uitzondering van de gevorderde toekomstige reiskosten. De rechtbank ziet geen aanleiding om bij het bepalen van de betalingsverplichting rekening te houden met eigen schuld van de benadeelde partij. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen met uitzondering van de toekomstige reiskosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11 december 2022.
Naar het oordeel van de rechtbank is eveneens voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2. primair bewezen verklaarde. De rechtbank ziet geen aanleiding om bij het bepalen van de betalingsverplichting rekening te houden met eigen schuld van de benadeelde partij. Ook deze vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11 december 2022.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ligt dat anders. Deze vordering ziet op schade die het gevolg is van de gebroken jukboog. De rechtbank heeft reeds overwogen dat niet kan worden vastgesteld dat de gebroken jukboog is veroorzaakt door het handelen van verdachte. Het causaal verband tussen het bewezenverklaarde en de gestelde schade kan dan ook niet worden vastgesteld. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij het causaal verband alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding, waartoe de rechtbank niet zal overgaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 63, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3. primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. primair, 2. primair, 3. meer subsidiair en het onder 4. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot acht maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich uiterlijk veertien dagen na uitnodiging van de reclassering meldt bijReclassering Nederland, Zoutbranderij 1 te Leeuwarden;
dat de veroordeelde zich laat behandelen door forensische polikliniek VNN of een soortgelijkezorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om hetmiddelengebruik te beheersen, waarbij de reclassering bepaalt op welke wijze en wanneer veroordeelde wordt gecontroleerd;
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van feit 1. primair:
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van € 6.014,60 (zegge: zesduizend veertien euro en zestig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 december 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 6.014,60 (zegge: zesduizend veertien euro en zestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 december 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit €
2.514,60 aan materiële schade en € 3.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 65 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 2. primair:
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van € 5.577,58 (zegge: vijfduizend vijfhonderdzevenenzeventig euro en achtenvijftigeurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 december 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.577,58 (zegge: vijfduizend vijfhonderdzevenenzeventig euro en achtenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 december 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 1.077,58 aan materiële schade en € 4.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 62 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 3. meer subsidiair:
Verklaart de vordering van [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk. Deze vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Wolters, voorzitter, mr. F. van der Meulen en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. D.H. Röben, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 april 2023. mr. C. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.