Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het primair ten laste gelegde en heeft veroordeling gevorderd voor het subsidiair ten laste gelegde.
Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft een betrouwbare verklaring afgelegd. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen is van belang dat deze verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen afkomstig uit een andere bron dan het slachtoffer zelf. Dit steunbewijs hoeft geen betrekking te hebben op de gehele tenlastelegging, maar wanneer deze bewijsmiddelen de tenlastelegging deels ondersteunen is dit voldoende.
De verklaring van [slachtoffer] vindt steun in de appberichten tussen verdachte en zijn echtgenote. Verdachte wist op het moment van het versturen van de berichten dat hij werd beschuldigd van seksueel misbruik van zijn dochter [slachtoffer] . Vervolgens noemt hij in de berichten het aanraken ‘beneden’ en voegt hij er aan toe dat het een domme fout is geweest. Deze uitlatingen in combinatie met de verklaring van verdachte dat hij op meerdere momenten de borsten van [slachtoffer] heeft aangeraakt zijn voldoende voor een bewezenverklaring dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het betasten en binnendringen van de vagina en het betasten van de borsten van [slachtoffer] .
De verklaring van verdachte dat [slachtoffer] zelf zijn hand op haar borst heeft gelegd en dat de berichten betrekking zouden hebben op het niet door verdachte aan zijn echtgenote vertellen over dit voorval is ongeloofwaardig.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte ontkent dat hij ontuchtige handelingen met zijn dochter [slachtoffer] heeft gepleegd. In de whatsappberichten tussen verdachte en zijn echtgenote kan geen bekentenis van verdachte worden gelezen. De conversatie via de berichten kenmerkt zich door slordig taalgebruik en ze zijn niet helder in wat ermee wordt bedoeld. Ze kunnen daardoor op verschillende manieren worden uitgelegd. Deze berichten geven daardoor onvoldoende steun aan de verklaring van [slachtoffer] .
Voor het binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] is geen steunbewijs aanwezig, zodat deze handeling niet kan worden bewezen. Dat de borsten van [slachtoffer] door verdachte zijn aangeraakt zou mogelijk worden ondersteund door de verklaring van verdachte zelf. Hij ontkent echter dat hij opzet heeft gehad om haar borsten aan te raken en dat hierbij sprake was van een seksuele lading, zodat ook deze handelingen niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
De rechtbank is -met de officier van justitie en de raadsman- van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde
De verklaringen van [slachtoffer] en van verdachte
De rechtbank stelt vast dat uit de verklaring van [slachtoffer] blijkt dat zij alleen was met verdachte toen de ontuchtige handelingen waarover zij heeft verklaard, plaatsvonden.
[slachtoffer] kan zich herinneren dat de eerste keer dat de handelingen plaatsvonden was tijdens de vakantie in de zomervakantie van 2021. Zij sliep toen samen met haar vader, verdachte, op een luchtbed in een slaapcabine in de tent. De ontuchtige handelingen zouden tijdens die vakantie vier à vijf keer hebben plaatsgevonden. Hierna vonden de ontuchtige handelingen ook plaats op haar slaapkamer in haar bed. Verdachte sliep in de weekenden wel bij haar in bed en dan vonden de handelingen plaatst. In haar bed hebben de ontuchtige handelingen ongeveer 20 keer plaatsgevonden. Ook hebben er volgens [slachtoffer] ontuchtige handelingen plaatsgevonden op de bank in de woonkamer wanneer verdachte en [slachtoffer] samen een film aan het kijken waren en [slachtoffer] tegen verdachte aanzat. Dit heeft drie keer plaatsgevonden. Volgens [slachtoffer] bestonden de ontuchtige handelingen tijdens de vakantie en bij haar in bed uit het betasten van haar borsten en haar vagina waarbij verdachte ook met zijn vinger in haar vagina ging. In de woonkamer bestonden de handelingen uit het betasten van haar borsten en haar vagina en is verdachte niet met zijn vinger in haar vagina geweest.
Verdachte ontkent dat hij ontuchtige handelingen met zijn dochter [slachtoffer] heeft gepleegd. Hij erkent wel dat hij tijdens de vakantie in 2021 een aantal nachten samen met haar op een luchtbed heeft geslapen, dat hij in de weekenden regelmatig bij haar in haar bed sliep en dat hij wel samen met [slachtoffer] op de bank naar een film heeft gekeken.
Interpretatie van de tenlastelegging
In het subsidiair ten laste gelegde wordt verdachte verweten dat hij in de periode van de zomervakantie van 2021 tot en met het moment dat [slachtoffer] over de ontuchtige handelingen aan haar moeder heeft verteld ontuchtige handelingen met [slachtoffer] heeft gepleegd die bestonden of mede bestonden uit het binnendringen van het lichaam. Hier vallen derhalve de ontuchtige handelingen onder die op de camping, in haar bed en op de bank zouden hebben plaatsgevonden.
De rechtbank stelt voorop dat zij de tenlastelegging ziet als een impliciet cumulatieve tenlastelegging waarin meerdere strafbare feiten zijn omschreven. In de tenlastelegging zijn immers gedragingen opgenomen die hebben plaatsgevonden op verschillende tijdstippen en plaatsen en die bij een bewezenverklaring zouden leiden tot een meervoudige kwalificatie. Dit betekent dat voor elk impliciet ten laste gelegde feit voldaan dient te zijn aan het zogenaamde bewijsminimum.
In het meer subsidiair ten laste gelegde is eveneens sprake van een impliciet cumulatieve tenlastelegging waarin meerdere strafbare feiten zijn omschreven. In het meer subsidiair ten laste gelegde wordt verdachte verweten dat hij meermalen, danwel éénmaal, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind. Hier vallen eveneens onder de ontuchtige handelingen die op de camping, in haar bed en op de bank zouden hebben plaatsgevonden. Hierbij is geen sprake van het binnendringen van het lichaam.
Bewijsminimum
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering -dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan- kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen in geval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Het is evenwel vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat het niet is vereist dat de tweede bewijsgrond de betrokkenheid van de verdachte bij het strafbare feit bevestigt.
De vereiste voldoende steun kan echter niet uitsluitend worden gevonden in een onderbouwing van de betrouwbaarheid van een getuigenverklaring. In aanmerking komen enkel feiten en omstandigheden die worden aangedragen door een tweede, onafhankelijke, kenbron. Doorslaggevend is of de tweede bewijsgrond voldoende steun geeft aan de verklaring van de getuige.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]
Op grond van de stukken stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] een authentieke en consistente verklaring heeft afgelegd. Indien haar naar details wordt gevraagd kan ze die ook zonder aarzeling en passend bij haar leeftijd geven. Bovendien kent haar verklaring geen onlogische elementen en komt deze authentiek over, bijvoorbeeld wanneer zij verklaart over de herbelevingen die ze ervaart. De rechtbank acht daarom de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar. De vraag is vervolgens of haar verklaring voldoende steun vindt in een tweede, onafhankelijke, kenbron om tot een bewezenverklaring van één of meer feiten te kunnen komen.
Steunbewijs
De rechtbank acht de omstandigheid dat verdachte heeft bevestigd dat hij op de momenten die [slachtoffer] heeft omschreven bij haar heeft geslapen en met haar op de bank heeft gezeten onvoldoende om als steunbewijs te kunnen gebruiken. In het gezin van verdachte was het gebruikelijk dat de kinderen regelmatig bij de ouders sliepen en ook het tegen elkaar aanzitten op de bank van een vader en een dochter is geen ongebruikelijke situatie.