ECLI:NL:RBNNE:2023:1528

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
18/253065-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van minderjarige dochter met vrijspraak voor zwaardere aanklachten

Op 16 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een man veroordeeld voor seksueel misbruik van zijn minderjarige dochter. De rechtbank sprak de man vrij van de zwaardere aanklachten van meermalen verkrachten en seksueel binnendringen. De man kreeg een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaar. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen. De zaak kwam aan het licht na een gesprek tussen de dochter en haar moeder, waarin de dochter aangaf dat haar vader ontuchtige handelingen had gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de dochter betrouwbaar was en dat deze steun vond in andere bewijsmiddelen, zoals whatsappberichten tussen de verdachte en zijn echtgenote. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ontuchtige handelingen, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de zwaardere aanklachten. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/253065-22
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 februari 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 februari 2023.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2021 tot en met 17 juli 2022, althans in het jaar 2021 en/of het jaar 2022 (tot en met 17 juli 2022) te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, en/of een of meerdere ander(e) plaats(en) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) de minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2009, te weten zijn, verdachtes, dochter (telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte (telkens) in voornoemde periode
  • een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of zodoende die vaginavan die [slachtoffer] (telkens) zogenoemd gevingerd en/of
  • de bedekte en/of onbedekte borst(en) en/of vagina van die [slachtoffer] (telkens) betast, althansaangeraakt, en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens)
A. opzettelijk gebruik heeft van een psychische overwicht welke verdachte, (mede) gelet op
  • verdachtes leeftijd en/of
  • verdachtes geestelijke ontwikkeling (en/of overwicht) en/of
  • verdachtes positie als vader van die [slachtoffer] en/of
  • de ((mede) gelet op hierboven genoemde omstandigheden) voor die [slachtoffer] ontstaneafhankelijke situatie en/of
B. opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een fysiek overwicht welke verdachte (telkens) op die [slachtoffer] had,
in welke psychische en/of fysieke overwicht(situatie) die [slachtoffer] zich (telkens) niet kon en/of durfde verzetten en/of onttrekken tegen/aan de seksuele handelingen van hem, verdachte, en/of
(aldus) voor [slachtoffer] (telkens) een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2021 tot en met 17 juli 2022, althans in het jaar 2021 en/of het jaar 2022 (tot en met 17 juli 2022) te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, en/of een of meerdere ander(e) plaats(en) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2009, te weten zijn, verdachtes, dochter, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte (telkens) in voornoemde periode
  • een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of zodoende die vaginavan die [slachtoffer] (telkens) zogenoemd gevingerd en/of
  • de bedekte en/of onbedekte borst(en) en/of vagina van die [slachtoffer] (telkens) betast, althansaangeraakt;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2021 tot en met 17 juli 2022, althans in het jaar 2021 en/of het jaar 2022 (tot en met 17 juli 2022) te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, en/of een of meerdere ander(e) plaats(en) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2009, hebbende verdachte in voornoemde periode (telkens) de bedekte en/of onbedekte borst(en) en/of vagina van die [slachtoffer] betast, althans aangeraakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het primair ten laste gelegde en heeft veroordeling gevorderd voor het subsidiair ten laste gelegde.
Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft een betrouwbare verklaring afgelegd. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen is van belang dat deze verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen afkomstig uit een andere bron dan het slachtoffer zelf. Dit steunbewijs hoeft geen betrekking te hebben op de gehele tenlastelegging, maar wanneer deze bewijsmiddelen de tenlastelegging deels ondersteunen is dit voldoende.
De verklaring van [slachtoffer] vindt steun in de appberichten tussen verdachte en zijn echtgenote. Verdachte wist op het moment van het versturen van de berichten dat hij werd beschuldigd van seksueel misbruik van zijn dochter [slachtoffer] . Vervolgens noemt hij in de berichten het aanraken ‘beneden’ en voegt hij er aan toe dat het een domme fout is geweest. Deze uitlatingen in combinatie met de verklaring van verdachte dat hij op meerdere momenten de borsten van [slachtoffer] heeft aangeraakt zijn voldoende voor een bewezenverklaring dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het betasten en binnendringen van de vagina en het betasten van de borsten van [slachtoffer] .
De verklaring van verdachte dat [slachtoffer] zelf zijn hand op haar borst heeft gelegd en dat de berichten betrekking zouden hebben op het niet door verdachte aan zijn echtgenote vertellen over dit voorval is ongeloofwaardig.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte ontkent dat hij ontuchtige handelingen met zijn dochter [slachtoffer] heeft gepleegd. In de whatsappberichten tussen verdachte en zijn echtgenote kan geen bekentenis van verdachte worden gelezen. De conversatie via de berichten kenmerkt zich door slordig taalgebruik en ze zijn niet helder in wat ermee wordt bedoeld. Ze kunnen daardoor op verschillende manieren worden uitgelegd. Deze berichten geven daardoor onvoldoende steun aan de verklaring van [slachtoffer] .
Voor het binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] is geen steunbewijs aanwezig, zodat deze handeling niet kan worden bewezen. Dat de borsten van [slachtoffer] door verdachte zijn aangeraakt zou mogelijk worden ondersteund door de verklaring van verdachte zelf. Hij ontkent echter dat hij opzet heeft gehad om haar borsten aan te raken en dat hierbij sprake was van een seksuele lading, zodat ook deze handelingen niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
De rechtbank is -met de officier van justitie en de raadsman- van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde
De verklaringen van [slachtoffer] en van verdachte
De rechtbank stelt vast dat uit de verklaring van [slachtoffer] blijkt dat zij alleen was met verdachte toen de ontuchtige handelingen waarover zij heeft verklaard, plaatsvonden.
[slachtoffer] kan zich herinneren dat de eerste keer dat de handelingen plaatsvonden was tijdens de vakantie in de zomervakantie van 2021. Zij sliep toen samen met haar vader, verdachte, op een luchtbed in een slaapcabine in de tent. De ontuchtige handelingen zouden tijdens die vakantie vier à vijf keer hebben plaatsgevonden. Hierna vonden de ontuchtige handelingen ook plaats op haar slaapkamer in haar bed. Verdachte sliep in de weekenden wel bij haar in bed en dan vonden de handelingen plaatst. In haar bed hebben de ontuchtige handelingen ongeveer 20 keer plaatsgevonden. Ook hebben er volgens [slachtoffer] ontuchtige handelingen plaatsgevonden op de bank in de woonkamer wanneer verdachte en [slachtoffer] samen een film aan het kijken waren en [slachtoffer] tegen verdachte aanzat. Dit heeft drie keer plaatsgevonden. Volgens [slachtoffer] bestonden de ontuchtige handelingen tijdens de vakantie en bij haar in bed uit het betasten van haar borsten en haar vagina waarbij verdachte ook met zijn vinger in haar vagina ging. In de woonkamer bestonden de handelingen uit het betasten van haar borsten en haar vagina en is verdachte niet met zijn vinger in haar vagina geweest.
Verdachte ontkent dat hij ontuchtige handelingen met zijn dochter [slachtoffer] heeft gepleegd. Hij erkent wel dat hij tijdens de vakantie in 2021 een aantal nachten samen met haar op een luchtbed heeft geslapen, dat hij in de weekenden regelmatig bij haar in haar bed sliep en dat hij wel samen met [slachtoffer] op de bank naar een film heeft gekeken.
Interpretatie van de tenlastelegging
In het subsidiair ten laste gelegde wordt verdachte verweten dat hij in de periode van de zomervakantie van 2021 tot en met het moment dat [slachtoffer] over de ontuchtige handelingen aan haar moeder heeft verteld ontuchtige handelingen met [slachtoffer] heeft gepleegd die bestonden of mede bestonden uit het binnendringen van het lichaam. Hier vallen derhalve de ontuchtige handelingen onder die op de camping, in haar bed en op de bank zouden hebben plaatsgevonden.
De rechtbank stelt voorop dat zij de tenlastelegging ziet als een impliciet cumulatieve tenlastelegging waarin meerdere strafbare feiten zijn omschreven. In de tenlastelegging zijn immers gedragingen opgenomen die hebben plaatsgevonden op verschillende tijdstippen en plaatsen en die bij een bewezenverklaring zouden leiden tot een meervoudige kwalificatie. Dit betekent dat voor elk impliciet ten laste gelegde feit voldaan dient te zijn aan het zogenaamde bewijsminimum.
In het meer subsidiair ten laste gelegde is eveneens sprake van een impliciet cumulatieve tenlastelegging waarin meerdere strafbare feiten zijn omschreven. In het meer subsidiair ten laste gelegde wordt verdachte verweten dat hij meermalen, danwel éénmaal, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind. Hier vallen eveneens onder de ontuchtige handelingen die op de camping, in haar bed en op de bank zouden hebben plaatsgevonden. Hierbij is geen sprake van het binnendringen van het lichaam.
Bewijsminimum
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering -dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan- kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen in geval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Het is evenwel vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat het niet is vereist dat de tweede bewijsgrond de betrokkenheid van de verdachte bij het strafbare feit bevestigt.
De vereiste voldoende steun kan echter niet uitsluitend worden gevonden in een onderbouwing van de betrouwbaarheid van een getuigenverklaring. In aanmerking komen enkel feiten en omstandigheden die worden aangedragen door een tweede, onafhankelijke, kenbron. Doorslaggevend is of de tweede bewijsgrond voldoende steun geeft aan de verklaring van de getuige.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]
Op grond van de stukken stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] een authentieke en consistente verklaring heeft afgelegd. Indien haar naar details wordt gevraagd kan ze die ook zonder aarzeling en passend bij haar leeftijd geven. Bovendien kent haar verklaring geen onlogische elementen en komt deze authentiek over, bijvoorbeeld wanneer zij verklaart over de herbelevingen die ze ervaart. De rechtbank acht daarom de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar. De vraag is vervolgens of haar verklaring voldoende steun vindt in een tweede, onafhankelijke, kenbron om tot een bewezenverklaring van één of meer feiten te kunnen komen.
Steunbewijs
De rechtbank acht de omstandigheid dat verdachte heeft bevestigd dat hij op de momenten die [slachtoffer] heeft omschreven bij haar heeft geslapen en met haar op de bank heeft gezeten onvoldoende om als steunbewijs te kunnen gebruiken. In het gezin van verdachte was het gebruikelijk dat de kinderen regelmatig bij de ouders sliepen en ook het tegen elkaar aanzitten op de bank van een vader en een dochter is geen ongebruikelijke situatie.
- Vakantie 2021
Verdachte heeft verklaard dat hij tijdens de vakantie, terwijl hij naast [slachtoffer] sliep op het luchtbed, haar over haar blote buik heeft gewreven, omdat ze buikpijn had. De rechtbank vindt deze verklaring onvoldoende steun geven aan de verklaring van [slachtoffer] om tot een bewezenverklaring te komen van de ontuchtige handelingen welke tijdens de vakantie in 2021 zouden zijn gepleegd. Deze handeling is immers een niet ongebruikelijke handeling tussen een ouder en zijn kind, en is niet in strijd met de sociaal-ethische norm. De rechtbank acht daarom de ten laste gelegde ontuchtige handelingen voor zover gepleegd tijdens de vakantie van 2021 niet bewezen nu deze ook geen steun vinden in andere feiten en omstandigheden.
- In het bed van [slachtoffer]
Verdachte heeft verklaard dat toen hij bij [slachtoffer] in haar bed sliep, hij ook wel eens over haar blote buik heeft gewreven, omdat ze buikpijn had. Ook heeft [slachtoffer] volgens verdachte een keer bij hem en zijn echtgenote in bed geslapen. Toen verdachte zich in zijn slaap omdraaide legde hij zijn hand om [slachtoffer] heen net onder haar borsten. Zijn echtgenote was wakker en zag dit. Zij zei tegen hem dat hij zijn hand weg moest halen. Dit heeft hij vervolgens gedaan. Hij weet niet of [slachtoffer] dit heeft gemerkt, omdat ze sliep. Naar het oordeel van de rechtbank geeft deze verklaring van verdachte opnieuw onvoldoende steun aan de verklaring van [slachtoffer] om tot een bewezenverklaring te komen van de ontuchtige handelingen welke zouden zijn gepleegd, terwijl verdachte bij [slachtoffer] in haar bed lag. Het wrijven over de buik is in de gegeven omstandigheden niet in strijd met de sociaal-ethische norm, en voor zover daarvan wel sprake was bij het aanraken onder de borst, sluit de verklaring van verdachte daarover niet aan bij de verklaring van [slachtoffer] , die een dergelijk voorval (bij haar ouders in bed) niet heeft benoemd. De rechtbank acht daarom de ontuchtige handelingen voor zover gepleegd in het bed van [slachtoffer] niet bewezen nu deze ook geen steun vinden in andere feiten en omstandigheden.
- Op de bank in de woonkamer
Verdachte heeft verklaard dat toen hij samen met [slachtoffer] in de woonkamer op de bank naar een film keek zich een incident heeft voorgedaan. [slachtoffer] zat tegen hem aan en lag onder een dekentje. Volgens verdachte heeft [slachtoffer] toen zijn hand van de leuning van de bank gepakt, onder het dekentje onder haar kleding gedaan en op haar blote borst gelegd. Zijn hand lag toen op haar blote borst. Hij heeft zijn hand snel teruggetrokken. Hij zag vervolgens bewegingen van het dekentje ter hoogte van het kruis van [slachtoffer] waaruit verdachte opmaakte dat [slachtoffer] masturbeerde. [slachtoffer] heeft tijdens het film kijken verdachte vragen gesteld over zelfbevrediging. Ook heeft zij verdachte gevraagd of hij haar wilde vingeren, aldus verdachte. Volgens verdachte was hij hiervan niet gediend en heeft hij dit tegen [slachtoffer] gezegd. [slachtoffer] is hierna opgestaan en naar bed gegaan. Verdachte heeft op verzoek van [slachtoffer] over dit incident niet met zijn echtgenote gesproken.
In het dossier bevinden zich whatsappberichten tussen verdachte en zijn echtgenote. Deze berichten zijn van na het moment waarop [slachtoffer] aan haar moeder heeft verteld dat verdachte ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd en verdachte hiermee door zijn echtgenote is geconfronteerd. In deze berichten geeft verdachte aan -nadat zijn echtgenote aankondigt dat ze met [slachtoffer] naar de huisarts gaat- dat “beneden” nooit iets is gebeurd en dat hij een enorme fout heeft gemaakt en dat hij daarom snapt dat zijn echtgenote niet met hem verder wil. Hij geeft ook aan dat het alleen oppervlakkig is geweest en dat hij het vertrouwen van zowel zijn echtgenote als [slachtoffer] heeft beschaamd.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat deze berichten te maken hebben met de omstandigheid dat hij zijn echtgenote -op verzoek van [slachtoffer] - niet heeft verteld over het incident met [slachtoffer] op de bank. Doordat het nu wel is uitgekomen heeft hij zowel het vertrouwen van [slachtoffer] als van zijn echtgenote beschaamd.
De rechtbank acht de uitleg van verdachte omtrent de whatsappberichten ongeloofwaardig. Als wordt uitgegaan van de juistheid van de verklaring van verdachte over het incident op de bank, dan heeft hij daarover op dat moment nog niets verteld aan zijn echtgenote, zodat het vertrouwen van
[slachtoffer] door hem niet daardoor kan zijn geschaad. Deze uitlating past veel beter bij de verklaring van [slachtoffer] over het seksueel misbruik. Dergelijke handelingen geven bij uitstek blijk van het schenden van het vertrouwen wat een dochter in haar vader stelt. Uit de berichten volgt verder dat verdachte zich ervan bewust is dat hij een zodanige fout heeft begaan dat zijn echtgenote niet meer met hem verder wil en dat hij zichzelf deze fout nooit vergeeft. De whatsappberichten kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden begrepen dan dat verdachte daarin spreekt over het ontuchtig aanraken van zijn dochter, waarbij hij haar vagina wel (oppervlakkig) heeft aangeraakt, maar niet bij haar is binnengedrongen. De rechtbank acht daarom de whatsappberichten in combinatie met de verklaring van verdachte dat zijn hand op de blote borst van [slachtoffer] heeft gelegen voldoende steun geven aan de verklaring van [slachtoffer] om te komen tot een bewezenverklaring dat de ontuchtige handelingen op de bank, waarover [slachtoffer] verklaard, in ieder geval éénmaal hebben plaatsgevonden.
Volgens [slachtoffer] hebben er op de bank geen handelingen plaatsgevonden die bestonden of mede bestonden uit het binnendringen van haar lichaam, zodat de rechtbank verdachte van het subsidiair ten laste gelegde zal vrijspreken. De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring van het meer subsidiair tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen
1die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2009, wonende te [pleegplaats] , heeft verklaard dat zij in de woonkamer samen met haar vader op de bank zat. Zij hing tegen hem aan en ze waren samen een film aan het kijken. Zij had een dekentje over zich heen. Ze voelde toen de hand van haar vader. Hij ging met zijn hand onder haar shirt. Ze droeg geen bh en hij zat aan haar borsten. Ook ging hij met zijn hand naar haar onderbroek. Hij wreef er eerst vaak overheen en ging vervolgens in haar onderbroek. Hij aaide met zijn vinger over het stukje tussen het gaatje en het begin van haar vagina. Dit vond plaats na de laatste kampeervakantie in Brabant waar haar vader met het gezin is mee geweest.
2Het gezin [naam 2] is in de periode van 24 juli 2021 tot 11 augustus 2021 te Chaam op vakantie geweest.
3
Verdachte heeft verklaard dat dit de laatste keer was dat hij met zijn gezin op vakantie was. In de ochtend van 17 juli 2022 had zijn echtgenote een gesprek met zijn dochter [slachtoffer] . Na dit gesprek werd hij erbij geroepen. Zijn echtgenote was boos en zei tegen hem dat [slachtoffer] had verteld dat hij aan haar had gezeten. Daarna is zijn echtgenote samen met de kinderen vertrokken. Toen drong het langzaam tot verdachte door waarvan hij werd beschuldigd. Hij heeft vervolgens via whatsapp contact met zijn echtgenote gehad en heeft later die dag het huis verlaten en is niet meer terug geweest. Verdachte heeft verklaard dat het een keer is voorgekomen dat hij samen met zijn dochter [slachtoffer] op de bank een film aan het kijken was. [slachtoffer] lag tegen zijn borst en had een dekentje over zich heen. Zijn hand is toen op een gegeven moment onder het t-shirt van [slachtoffer] geweest en heeft op haar blote borst gelegen.
4
Tussen 17 juli 2022 om 10.35 uur en 18 juli 2022 te 16.56 uur zijn er onder meer de volgende whatsappberichten tussen verdachte en zijn echtgenote verzonden.
17-07-2022 10:37 - [naam 1] : Wil dat je vertrekt, zodat de kinderen in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven.
17-07-2022 10:38 - [verdachte] . Snap ik.
17-07-2022 10:45 - [verdachte] : Ik heb een enorme fout gemaakt dat weet ik en ik snap dat je niet verder w
17-07-2022 10:45- [verdachte] : Wil
17-07-2022 10:.45 - [naam 1] : Ja en die is niet te herstellen
17-07-2022 10:45 - [verdachte] : Weet ik (...)
17-07-2022 12:35 - [verdachte] : Ik kin allinich mar sizze. Dat het een Hille domme fout van my is (…).
Allinich oppervlakkig. Erg dom en ik vergeef het mezelf nooit
17-07-2022 12:37 - [verdachte] : Ik heb jouw en [slachtoffer] haar vertrouwen beschaamd.
17-07-2022 12:38 - [naam 1] : Je hebt niks aan je kind nodig, gadverdamme. (...) 17-07-2022 12:41- [verdachte] . Klopt schaam ik me ook erg voor. (...) 18-07-2022 16:56 - [verdachte] : ik wol ek in therapie.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 juli 2021 tot en met 17 juli 2022 te [pleegplaats] , ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2009, hebbende verdachte in voornoemde periode de onbedekte borst en vagina van die [slachtoffer] aangeraakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op: meer subsidiair ontucht plegen met zijn minderjarig kind.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een taakstraf en om af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Hij heeft aangevoerd dat bij de strafmaat rekening moet worden gehouden met de frequentie, de duur en de aard van de ontuchtige handelingen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies opgemaakt door het Leger des Heils van 7 december 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn dochter. Het is de verantwoordelijkheid van een ouder om zijn of haar kind een veilige en geborgen omgeving te bieden waarin het kan opgroeien tot een volwassene. Verdachte heeft hierin gefaald. In plaats van zijn dochter die geborgenheid en bescherming te bieden, heeft verdachte zich overgegeven aan zijn seksuele behoeftes en met zijn handelen een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Verdachte heeft het vertrouwen dat zijn dochter in hem mocht stellen en de veiligheid die zij van hem mocht verwachten, op ernstige wijze beschaamd en veronachtzaamd. Het is een feit van algemene bekendheid dat een dergelijk feit langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers. Ook in deze zaak is dat het geval, zoals blijkt uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring van zijn dochter en haar moeder. Zijn dochter heeft behandeling en hulp nodig om de schade, die het gevolg is van het handelen van de verdachte, te kunnen beperken. De rechtbank rekent het verdachte ook aan dat hij geen volledige openheid van zaken heeft gegeven en geen inzicht heeft getoond in het laakbare van zijn handelen en zelfs tracht de verantwoordelijkheid bij zijn dochter te leggen door te beweren dat het initiatief tot de seksuele handelingen van zijn dochter kwamen.
De rechtbank is van oordeel dat het uitgangspunt voor een dergelijk ernstig feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te zijn.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor een dergelijk feit is veroordeeld. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat na de aangifte een echtscheidingsprocedure in gang is gezet. Verdachte woont sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis voornamelijk bij zijn moeder. Het is voor hem financieel momenteel niet mogelijk een zelfstandige woning te bekostigen, omdat hij ook moet bijdragen aan de betaling van de kosten van de woning waar zijn gezin nog woont en hij alimentatie voor zijn kinderen moet betalen. Volgens verdachte gaat het niet goed met hem en ervaart hij veel spanning en stress door de onzekerheid over de uitkomst van deze strafzaak, de vrees dat hij zijn kinderen nooit weer zal zien en de zware financiële lasten. Hij heeft hiervoor hulp gezocht bij de Geestelijke Gezondheidszorg.
Door de reclassering wordt bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd. De reclassering ziet, gelet op de ontkennende houding van verdachte, geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend en geboden. De rechtbank zal echter in de strafmaat sterk rekening houden met verdachtes persoonlijke omstandigheden en de omstandigheid dat ook het gezin en dus het slachtoffer erbij gebaat is dat verdachte kan blijven bijdragen aan de kosten van het levensonderhoud van het gezin. De rechtbank zal daarom een deel van vier maanden voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaren. De tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht zal van het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf worden afgetrokken.
De door de rechtbank op te leggen straf is aanzienlijk lager dan de straf die de officier van justitie heeft geëist. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat sprake is van seksueel binnendringen en acht de rechtbank slechts één geval van ontucht bewezen.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 462,40 ter vergoeding van materiële schade en € 8.500,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van € 8.962,40 gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2022, en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de gevorderde immateriële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de gevorderde materiële schade heeft de raadsman aangevoerd dat hij vraagtekens heeft bij de hoeveelheid gevorderde kilometers en dat de toekomstige reiskosten die worden gevorderd niet kunnen worden toegewezen, omdat deze schade nog niet daadwerkelijk is geleden en de hoogte daarvan nog niet vaststaat.
Oordeel van de rechtbank
Het bedrag aan materiële schade dat door de benadeelde partij wordt gevorderd bestaat uit reiskosten die zijn gemaakt door de moeder van de benadeelde partij ten behoeve van deze strafzaak. Dit betreft een bedrag van € 212,40. Deze verplaatsbare schade is voldoende onderbouwd en onvoldoende betwist en is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde. Dit bedrag komt daarom voor toewijzing in aanmerking.
Tevens wordt een bedrag van € 250,-- aan materiële schade gevorderd voor toekomstige reiskosten voor het geval verdachte hoger beroep tegen dit vonnis instelt. Dit betreft geen schade die door de benadeelde partij direct dan wel indirect is geleden. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij ten aanzien van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiele schade, tot een bedrag van € 212,40 en de immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte en diens raadsman is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2022.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel eveneens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2022 opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot vier maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Benadeelde partij

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van € 8.712,40 (zegge: achtduizend zevenhonderd twaalf euro en veertig eurocent;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 8.712,40 (zegge: achtduizend zevenhonderd twaalf euro en veertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 212,40 aan materiële schade en € 8.500,-- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 76 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 februari 2023.
Mr. K. Bunk en mr. C. Krijger zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met nummer 2022188379, gesloten op 3 november 2022.
Proces-verbaal uitwerking studioverhoor, p. 18, 21, 23, 32 t/m 34.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 54.
Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 februari 2023;