ECLI:NL:RBNNE:2023:1524

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
18/012887-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor dealen in cocaïne en heroïne met onvoorwaardelijke gevangenisstraf

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dealen in cocaïne en heroïne gedurende een periode van vijf jaar, alsook het bezit van deze verdovende middelen. De verdachte, geboren in 1983 en niet ingeschreven in de basisregistratie, was niet verschenen tijdens de zitting, waardoor verstek werd verleend. Het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door mr. H. Mous, vorderde veroordeling voor de ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte meermalen opzettelijk cocaïne en heroïne had verkocht en dat hij op 11 januari 2022 in Leeuwarden aanzienlijke hoeveelheden van deze middelen in zijn bezit had.

De rechtbank achtte de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de duidelijke bekentenis van de verdachte aan de politie. De bewezenverklaring omvatte het verkopen en afleveren van cocaïne en heroïne in de periode van 10 januari 2017 tot en met 10 januari 2022, evenals het bezit van ongeveer 49,68 gram heroïne en 31,48 gram cocaïne op 11 januari 2022. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was, aangezien er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten.

Bij de strafbepaling hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten en de impact van drugshandel op de samenleving. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 42 maanden geëist, wat de rechtbank passend achtte. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van het voorarrest, en gelastte de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen verdovende middelen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij mr. M.E. Joha niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/012887-22
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 maart 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats], niet als ingezetene ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij meermalen, althans eenmaal in of omstreeks de periode van 11 januari 2016 tot en met 10 januari 2022 te Leeuwarden, althans in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. hij op of omstreeks 11 januari 2022 te Leeuwarden opzettelijk aanwezig heeft gehad
  • ongeveer 49,68 gram (47,80 + 1,88), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattendeheroïne en/of
  • ongeveer 31,48 gram (4,43 + 10,57 + 16,48), in elk geval een hoeveelheid van een materiaalbevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde. Hij heeft aangevoerd dat voor het onder 1. ten laste gelegde uitgegaan moet worden van de verklaring van verdachte dat hij gedurende een periode van vijf jaren cocaïne en heroïne heeft verkocht. Dit betekent dat een bewezenverklaring kan volgen voor de periode van 10 januari 2017 tot en met 10 januari 2022.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1. en 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten bij de politie duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 11 januari 2022,opgenomen op pagina 28 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021326688 van 4 februari 2022, inhoudend het relaas van verbalisanten;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 13 januari 2022,opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam];
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 21 januari 2022,opgenomen op pagina 67 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
een schriftelijk stuk, te weten een kennisgeving van inbeslagneming van 11 januari 2022,opgenomen op pagina 10 e.v. van voornoemd dossier;
een schriftelijk stuk, te weten een kennisgeving van inbeslagneming van 11 januari 2022,opgenomen op pagina 12 e.v. van voornoemd dossier;
een schriftelijk stuk, te weten een kennisgeving van inbeslagneming van 11 januari 2022,opgenomen op pagina 14 e.v. van voornoemd dossier;
een schriftelijk stuk, te weten een kennisgeving van inbeslagneming van 11 januari 2022,opgenomen op pagina 18 e.v. van voornoemd dossier;
een schriftelijk stuk, te weten een kennisgeving van inbeslagneming van 11 februari 2022,opgenomen op pagina 20 e.v. van voornoemd dossier;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen van 25 januari 2022,opgenomen op pagina 83 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten;
een schriftelijk stuk, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, metzaaknummer 2022.01.25.049 (aanvraag 001) van 25 januari 2022, opgenomen op pagina 87 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van de NFI-deskundige ing. F. Wallace;
een schriftelijk stuk, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, metzaaknummer 2022.01.25.049 (aanvraag 002) van 25 januari 2022, opgenomen op pagina 88 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van de NFI-deskundige ing. F. Wallace;
een schriftelijk stuk, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, metzaaknummer 2022.01.25.049 (aanvraag 003) van 25 januari 2022, opgenomen op pagina 89 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van de NFI-deskundige ing. F. Wallace;
een schriftelijk stuk, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, metzaaknummer 2022.01.25.049 (aanvraag 004) van 25 januari 2022, opgenomen op pagina 90 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van de NFI-deskundige ing. F. Wallace;
een schriftelijk stuk, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, metzaaknummer 2022.01.25.049 (aanvraag 005) van 25 januari 2022, opgenomen op pagina 91 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van de NFI-deskundige ing. F. Wallace;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 januari2022, opgenomen op pagina 116 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verdachte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. en 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij meermalen in de periode van 10 januari 2017 tot en met 10 januari 2022 te Leeuwarden, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd, telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en heroïne, zijnde cocaïne en heroïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2. hij op 11 januari 2022 te Leeuwarden opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 49,68 gram (47,80 + 1,88), van een materiaal bevattende heroïne en - ongeveer 31,48 gram (4,43 + 10,57 + 16,48), van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1.
ten aanzien van het verkopen en afleveren:
de voortgezette handeling van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en
ten aanzien van het vervoeren:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod,meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. en 2. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van het voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit de stukken tijdens het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het dealen in cocaïne en heroïne gedurende een periode van vijf jaren en het bezit van hoeveelheden cocaïne en heroïne. Deze hoeveelheden cocaïne en heroïne waren bestemd voor de verkoop.
Door zo te handelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van drugsgebruik en drugshandel. De drugshandel veroorzaakt veel last voor de samenleving vanwege de andere vormen van criminaliteit die hiermee gepaard gaan om het drugsgebruik veelal te bekostigen. Voor dergelijke feiten dient een gevangenisstraf het uitgangspunt te zijn.
De rechtbank heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte recent niet is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Doordat verdachte niet ter terechtzitting is verschenen en niet heeft meegewerkt aan een reclasseringsrapportage is er weinig bekend van de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hiermee kan de rechtbank in de strafmaat dan ook geen rekening houden. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in drugs heeft gehandeld om in zijn levensonderhoud te voorzien.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf passend en geboden en zal deze straf ook opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Inbeslaggenomen goederen

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen heroïne en cocaïne worden onttrokken aan het verkeer.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de inbeslaggenomen verdovende middelen bestaande uit cocaïne en heroïne vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu het onder 2. bewezenverklaarde hiermee is begaan en deze middelen bestemd zijn voor het plegen van een feit zoals het onder 1. bewezenverklaarde en deze middelen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op artikelen 36b, 36c, 56 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeerde in beslag genomen verdovende middelen, te weten:
  • 50,5 gram heroïne;
  • 88 bolletjes cocaïne;
  • één zak verdovende middelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.G.D. Overmars, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. M.E. Joha, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 maart 2023.
Mr. M.E. Joha is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.