Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het vervoeren dan wel uitvoeren van de cocaïne die in de verborgen ruimte van de Mercedes Citan is aangetroffen. Verdachte heeft van meet af aan openheid van zaken gegeven en ontkent wetenschap te hebben gehad van de aanwezigheid van de cocaïne in de verborgen ruimte. Bovendien heeft verdachte geen beschikkingsmacht gehad over de cocaïne. Het enkele rijden in een auto waarin drugs gelegen zijn is daarvoor onvoldoende. Er is geen magneet gevonden waarmee verdachte de verborgen ruimte kon openen.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze uitwerking is als bijlage bij dit vonnis gevoegd en de inhoud van die bijlage dient als hier ingelast te worden beschouwd.
Feiten en omstandigheden
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 23 maart 2021 omstreeks 06:30 uur ontving de meldkamer van de Politie Noord-Nederland een melding van een bedreiging in Bourtange. De melder vertelde de politie dat hij had gezien dat er een soort overdracht had plaatsgevonden tussen twee personen op de parkeerplaats van de Willem Lodewijkstraat te Bourtange. Vervolgens zou de melder verder zijn gegaan en zou één van de twee personen achter hem aan zijn gereden en op dwingende toon hebben gezegd “jij hebt niks gezien he”. Deze persoon zou daarbij een vuurwapen hebben getoond aan de melder. Van dit incident heeft de melder op 29 maart 2021 aangifte gedaan. Naar aanleiding van de aangifte zijn vorderingen gedaan om camerabeelden te verkrijgen van genoemde locatie in Bourtange. Na analyse van de verstrekte camerabeelden is gebleken dat tussen 11 februari 2021 en 14 juni 2021 meerdere ontmoetingen tussen (telkens) een witte Hyundai Tucson met Duits kenteken en verschillende voertuigen hebben plaatsgevonden op de parkeerplaats en dat er tijdens die ontmoetingen grote tassen zijn overgegeven.
Op 14 juni 2021 hebben leden van de Dienst Speciale Interventies in de vroege ochtend post gevat met zicht op de parkeerplaats te Bourtange. Zij hebben gezien dat er omstreeks 06:30 uur twee voertuigen de parkeerplaats op zijn komen rijden, te weten een Volkswagen Polo en een Mercedes Citan. Na het parkeren van deze voertuigen zijn twee van de drie verdachten, naar achteraf bleek verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] , samen in de Volkswagen Polo gaan zitten. Om 06:35 uur is een Hyundai Tucson de parkeerplaats op komen rijden, welke direct naast de Mercedes Citan werd geparkeerd. Kort hierna is [medeverdachte 1] – terwijl hij handschoenen aandeed – richting de Mercedes Citan en de Hyundai Tucson gelopen en is de bestuurder van de Hyundai Tucson, naar achteraf bleek medeverdachte [medeverdachte 2] , tussen de twee geparkeerde voertuigen in gaan staan. [medeverdachte 1] heeft zich hier bij gevoegd. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn met elkaar in gesprek gegaan en er werd een schuifdeur geopend. Kort hierna zijn
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de richting van één van de agenten gelopen en hebben ze zijn kant op gewezen. Vanwege de mogelijke ontdekking van de verdekt opgestelde agenten en het gevaar voor vlucht heeft deze agent zich kenbaar gemaakt als politie. Alle drie de verdachten hebben, elk in een ander voertuig, de vlucht ingezet, maar zij zijn alle drie, al dan niet na een achtervolging, in de directe omgeving aangehouden. Verdachte reed ten tijde van de aanhouding in de Volkswagen Polo, [medeverdachte 1] in de Mercedes Citan en [medeverdachte 2] in de Hyundai Tucson. Voornoemde voertuigen zijn onderzocht en in een verborgen ruimte in de Mercedes Citan is ongeveer 30 kilo cocaïne aangetroffen en in een verborgen ruimte in de Hyundai Tucson is een geldbedrag aangetroffen van € 250.000,-.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat zij in de nacht van 13 op 14 juni 2021 op verzoek van medeverdachte [medeverdachte 1] in haar Volkswagen Polo naar een benzinepomp nabij Amsterdam is gereden. Aldaar zou zij [medeverdachte 1] hebben getroffen, die met de Mercedes Citan was gekomen. Verdachte en [medeverdachte 1] zouden gewisseld hebben van auto en verdachte zou vervolgens in de Mercedes Citan naar Bourtange zijn gereden. [medeverdachte 1] zou dezelfde route hebben afgelegd in de Volkswagen Polo. De rit naar Bourtange zou slechts "een uitje” betreffen, ze zou niet geweten hebben waar ze naartoe zouden gaan en zij zou geen wetenschap hebben gehad van de cocaïne in de Mercedes Citan. Ter terechtzitting heeft verdachte haar verklaring gewijzigd, in die zin dat zij heeft verklaard dat zij samen met [medeverdachte 1] – elk in een andere auto – naar Bourtange is gegaan omdat [medeverdachte 1] de Mercedes Citan, die aan een derde was verkocht, moest afleveren in Bourtange. [medeverdachte 1] zou verdachte hebben gevraagd met hem mee te gaan, zodat hij vervoer naar huis zou hebben.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het (in vereniging) vervoeren c.q. aanwezig hebben van de cocaïne zoals is ten laste gelegd onder feit 2 en het uitvoeren van de cocaïne zoals ten laste is gelegd onder feit 1. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet op voorgaande handelingen heeft gehad. Uit de bewijsmiddelen volgt dat medeverdachte [medeverdachte 1] de avond voorafgaand aan het incident aan verdachte heeft gevraagd of zij beschikbaar was voor een rit naar het dorpje. Verdachte is zonder vragen te stellen, midden in de nacht, in haar Volkswagen Polo naar een benzinestation gereden, alwaar zij [medeverdachte 1] heeft getroffen. Gedurende de rit naar het benzinestation heeft verdachte in opdracht van [medeverdachte 1] constant foto’s gestuurd van haar navigatie en heeft [medeverdachte 1] onder andere naar haar gestuurd dat ‘die andere gasten ook aan het rijden zijn’. Bij het benzinestation hebben verdachte en
[medeverdachte 1] van auto gewisseld, zodat verdachte de rit naar Bourtange heeft afgelegd in de Mercedes Citan. Aangekomen op de parkeerplaats in Bourtange, die zeer nabij de Duitse grens gelegen is, heeft verdachte blijkens haar verklaring bij de politie gedacht ‘dit is niet pluis’. Toen de politie zich kenbaar maakte, heeft verdachte bovendien direct de vlucht ingezet. Uit de verklaring van verdachte bij de politie volgt dat zij de week ervoor, op 7 juni 2021, met [medeverdachte 1] op dezelfde parkeerplaats in Bourtange is geweest, alwaar zij tassen van gewicht hebben overhandigd aan de bestuurder van een busje met een Duits kenteken. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat er een aanmerkelijke kans was dat er verdovende middelen zoals cocaïne in de Mercedes Citan zaten en dat zij de kans op het vervoeren en uitvoeren hiervan, ook bewust heeft aanvaard. De rechtbank heeft hier eveneens bij betrokken dat verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd en dat de verklaring van verdachte ter terechtzitting in geen enkel opzicht verifieerbaar is.
Ten aanzien van het verweer van de raadsman dat ziet op het ontbreken van beschikkingsmacht over de cocaïne aan de zijde van verdachte overweegt de rechtbank als volgt. Nog daargelaten dat naar het oordeel van de rechtbank in het begrip ‘vervoeren’ niet besloten ligt dat verdachte per definitie de voor ‘aanwezig hebben’ vereiste macht over de betreffende verdovende middelen dient te hebben gehad, volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte de Mercedes Citan waarin de cocaïne lag, heeft bestuurd. Verdachte heeft daarmee feitelijke beschikkingsmacht uitgeoefend over de cocaïne. Dat onder haar geen magneet waarmee de verborgen ruimte kon worden geopend is aangetroffen, doet daar niet aan af.
De rechtbank merkt ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde voor de volledigheid nog op dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat de cocaïne daadwerkelijk de grens van Duitsland is gepasseerd. Het begrip ‘buiten het grondgebied van Nederland brengen’, zoals ten laste gelegd onder feit 1, moet echter, zoals volgt uit artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, extensief worden geïnterpreteerd. De begripsomschrijving is ruimer dan wat in het spraakgebruik onder buiten het grondgebied brengen wordt verstaan. Ook het met bestemming naar het buitenland vervoeren en/of ter vervoer aannemen van voorwerpen of goederen waarin die middelen verpakt zijn, is buiten het grondgebied van Nederland brengen in de zin van de Opiumwet. Handelingen die zonder deze verruiming onder het pogingsbegrip zouden vallen, kunnen dus worden aangemerkt als buiten het grondgebied brengen. De rechtbank is van oordeel dat de handelingen van de verdachten vallen onder deze ruime uitleg van het begrip. De cocaïne is immers naar Bourtange gereden ten behoeve van transport naar Duitsland.
Op basis van al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de (verlengde) uitvoer van de cocaïne, alsmede aan het vervoeren daarvan.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder feit 1 primair en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
zij op 14 juni 2021 te Bourtange, gemeente Westerwolde, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 30 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, immers hebben verdachte en haar mededaders die cocaïne in een auto vervoerd en/of laten vervoeren met bestemming Duitsland;
2.
zij op 14 juni 2021 te Bourtange, gemeente Westerwolde, en in overige plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 30 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.