ECLI:NL:RBNNE:2023:1477

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
18-850028-18 ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met grootschalige hennepteelt

In de zaak met parketnummer 18/850028-18 heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 april 2023 uitspraak gedaan over de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De zaak betreft een grootschalige hennepteelt in een bedrijfspand in Foxhol, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van hennepteelt. De officier van justitie heeft op 7 juli 2021 een vordering ingediend om het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen. Dit bedrag werd door de officier geschat op € 3.684.294,32, maar de rechtbank heeft dit bedrag uiteindelijk vastgesteld op € 5.000,00, gebaseerd op de verklaring van de veroordeelde dat hij per geslaagde oogst € 500,00 heeft ontvangen en dat er tien oogsten zijn geweest.

De behandeling vond plaats op 23 maart 2023, waar de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman aanwezig waren. De raadsman betwistte het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel en stelde dat de veroordeelde maximaal € 3.500,00 had verdiend. De rechtbank heeft echter de verklaring van de veroordeelde als uitgangspunt genomen en vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor het aantal oogsten en het bijbehorende voordeel.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor het overige afgewezen en de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van € 5.000,00 aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Tevens is de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 100 dagen. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij mr. H.R. Bracht buiten staat was om de beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/850028-18
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 13 april 2023 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , hierna te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 7 juli 2021 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 3.684.294,32 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/850028-18 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 23 maart 2023, waarbij zijn gehoord de officier van justitie mr. S.M. von Bartheld, veroordeelde en zijn raadsman mr L. Klewer

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat moet worden op € 5.000,00. Veroordeelde heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij per geslaagde oogst € 500,00 heeft ontvangen en dat er tien oogsten zijn geweest sinds hij in de kwekerij is ingestapt. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat de gehele opbrengst, zoals berekend door de politie, enkel bij veroordeelde is terechtgekomen. Uitgaande van tien oogsten waarmee veroordeelde naar eigen zeggen € 500,00 per oogst heeft verdiend, komt het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 5.000,00.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft bepleit dat veroordeelde maximaal € 3.500,00 heeft verdiend met zijn werkzaamheden in de hennepkwekerij. Veroordeelde is sinds 26 februari 2018 betrokken bij de hennepkwekerij. Dat betreft het moment dat de witte bestelbus van veroordeelde bij het pand aan de [adres] te Foxhol is gezien en dat veroordeelde is herkend als bestuurder. Het dossier bevat geen bewijs dat veroordeelde daarvoor al betrokken was bij de kwekerij. Dit betekent dat veroordeelde 18,5 week bij de hennepkwekerij betrokken is geweest. Gezien de lengte en grootte van de planten ten tijde van de doorzoeking van het pand, waren de planten bijna klaar om te oogsten. Deze planten zijn echter in beslag genomen. Veroordeelde heeft hier dus niets aan verdiend. Aangezien een gemiddelde kweekcyclus tien weken bedraagt, is er sinds veroordeelde betrokken is hooguit één oogst per ruimte geweest. Nu er zeven kweekruimtes in het pand waren, betekent dit dat het wederrechtelijk verkregen voordeel maximaal € 3.500,00 bedraagt (7 x € 500,00).

Bewijsmiddelen

Met betrekking tot het door veroordeelde verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel gebruikt de rechtbank als bewijsmiddelen:
- de in het vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 13 april 2023 in de onderliggende strafzaak opgenomen bewijsmiddelen.

Beoordeling

De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 13 april 2023 in de zaak met parketnummer 18/850028-18 veroordeeld ter zake onder meer opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Op grond van deze veroordeling kan aan veroordeelde de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit de baten van het ingevolgde dat vonnis bewezenverklaarde feit.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel door middel van het voornoemde strafbare feit wordt geschat, de door veroordeelde ter zitting van 23 maart 2023 afgelegde verklaring. Uit deze verklaring volgt dat hij voor één oogst € 500,00 kreeg en dat er tien oogsten zijn geweest.
De rechtbank ziet in het verweer van de raadsman geen aanleiding om het bedrag te matigen, gelet op de verklaring van veroordeelde zelf. Deze verklaring vindt bovendien steun in het proces-verbaal van bevindingen op pagina 1367 van het dossier waaruit blijkt dat er ten tijde van de inval maar in één van de zeven kweekruimtes oogstrijpe planten stonden. Dit betekent dat er niet in elke kweekruimte op hetzelfde moment werd geoogst. Dit maakt het derhalve goed mogelijk dat er sinds eind februari 2018 (het moment waarop veroordeelde naar eigen zeggen bij de hennepkwekerij betrokken is geraakt) tien oogsten zijn geweest.
Gelet op het voorgaande betreft het wederrechtelijk verkregen voordeel in totaal € 5.000,00 (€ 500,00 x 10).

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 5.000,00.
Legt [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 100 dagen.
Wijst de vordering van de officier van justitie voor het overige af.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.B.W. Venema, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. H.R. Bracht, rechters, bijgestaan door mr. G. Langius, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 april 2023.
Mr. H.R. Bracht is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.