In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 april 2023 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, voortvloeiend uit een eerdere veroordeling voor gewoontewitwassen. De zaak betreft een grootschalige hennepteelt in een bedrijfspand in Foxhol, waarbij de veroordeelde betrokken was. De officier van justitie had op 7 juli 2021 gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, en dat de veroordeelde verplicht wordt tot betaling aan de staat van een bedrag van € 9.000,00. Tijdens de zitting op 21 maart 2023 zijn de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman gehoord. De officier van justitie stelde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 6.000,00 moest worden vastgesteld, terwijl de verdediging aanvoerde dat de veroordeelde slechts een paar honderd euro had ontvangen en dat er geen bewijs was voor de verdeling van het bedrag met medeverdachte.
De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld, waaronder verklaringen van medeverdachten en de financiële transacties van de veroordeelde. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde in totaal € 124.000,00 had ontvangen voor de huur van het pand, en dat hij dit bedrag wist te herleiden naar misdrijf. Uiteindelijk heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 4.500,00, gebaseerd op de maandelijkse betalingen die de veroordeelde ontving. De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling van dit bedrag aan de staat en bepaalde de duur van de gijzeling op maximaal 90 dagen. De vordering van de officier van justitie werd voor het overige afgewezen.