Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie heeft bij zijn strafeis rekening gehouden met het feit dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de negatieve consequenties die het feit en de daarop volgende aandacht in de media voor verdachte hebben gehad.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is als medepleger betrokken geweest bij een zeer professionele hennepkwekerij. Verdachte heeft goederen geleverd voor de hennepkwekerij en heeft in de kwekerij ook werkzaamheden verricht. Daarnaast heeft verdachte in zijn woning een grote hoeveelheid (gedroogde) hennep(toppen) en hennepgruis voorhanden gehad. Het telen van hennep veroorzaakt overlast en schade voor de maatschappij. Softdrugs zijn immers stoffen die bij (langdurig) gebruik kunnen leiden tot schade aan de gezondheid en tot verslavingsproblematiek. Daarnaast gaat hennepteelt en de handel in verdovende middelen vaak gepaard met verschillende vormen van criminaliteit, zoals geweldsdelicten en vermogenscriminaliteit. Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van het drugscircuit en de daaraan gerelateerde criminaliteit. Ten slotte heeft verdachte een op een vuurwapen gelijkend gasdrukwapen voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van een dergelijk voorwerp is niet toegestaan en kan een gevoel van onveiligheid in de maatschappij veroorzaken. Hoewel verdachte de ten laste gelegde feiten heeft bekend, probeert hij zijn rol zo klein mogelijk te maken, bagatelliseert hij hetgeen hij heeft gedaan en plaatst hij zichzelf in een slachtofferrol. De rechtbank vindt deze houding zorgelijk.
In de oriëntatiepunten van het LOVS wordt voor een hennepkwekerij van 500 tot 1.000 hennepplanten een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden als uitgangspunt gehanteerd. De omvang van de hennepkwekerij in onderhavige zaak betreft een veelvoud van 1.000 planten, namelijk ruim 4.000 planten. Voor het opzettelijk aanwezig hebben van 5.000 tot 10.000 gram hennep wordt als uitgangspunt een gevangenisstraf van 4 maanden gehanteerd. Tot slot is voor het voorhanden hebben van een op een vuurwapen gelijkend gasdrukwapen het uitgangspunt een geldboete.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in het verleden vaker is veroordeeld ter zake van Opiumwet gerelateerde delicten. De rechtbank weegt dit in zijn nadeel mee, maar houdt er ook rekening mee dat verdachte na zijn aanhouding in 2018 geen soortgelijke feiten meer heeft gepleegd.
Overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak is sprake van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. Op grond van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden heeft iedere verdachte het recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Verdachte is op 4 juni 2018 in verzekering gesteld. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en zijn advocaat op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Van bijzondere omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. Dat de beoordeling van het dossier en de planning van de zitting te lang op zich hebben laten wachten is in deze zaak niet toe te rekenen aan de verdediging.
De redelijke termijn is in aanzienlijke mate overschreden, te weten bijna 3 jaar. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding een sterke matiging van de op te leggen straf tot gevolg dient te hebben. Hoewel de ernst van de feiten zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigen, acht de rechtbank gelet op de overschrijding van de redelijke termijn een gevangenisstraf niet passend, ook niet in voorwaardelijke vorm.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat kan worden volstaan met de door de officier van justitie geëiste taakstraf.