In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 april 2023 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, voortvloeiend uit een eerdere veroordeling van de verdachte voor gewoontewitwassen. De verdachte was betrokken bij een grootschalige hennepteelt in een bedrijfspand in Foxhol. De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 13.500,00. Tijdens de behandeling op 21 maart 2023 werd de verdachte gehoord, evenals zijn raadsman en de officier van justitie, mr. S.M. von Bartheld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in totaal € 127.420,00 heeft overgemaakt aan medeverdachten, die de huur voor het pand betaalden waar de hennepkwekerij was gevestigd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte gedurende een lange periode grote contante bedragen op zijn rekening heeft gestort, die afkomstig waren uit misdrijven. Uiteindelijk heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 6.000,00, en de verdachte verplicht tot betaling van dit bedrag aan de staat.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor het overige afgewezen en de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 120 dagen. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij mr. H.R. Bracht buiten staat was om de beslissing mede te ondertekenen.