ECLI:NL:RBNNE:2023:1469

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
18-850026-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen en valsheid in geschrift in het kader van grootschalige hennepteelt

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die betrokken was bij een grootschalige hennepteelt in Foxhol, heeft de rechtbank op 13 april 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van gewoontewitwassen en valsheid in geschrift, meermalen gepleegd. De rechtbank oordeelde dat er aanzienlijke overschrijding was van de redelijke termijn, wat invloed had op de strafmaat. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, terwijl de officier van justitie een hogere straf had geëist. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele ten laste gelegde feiten, maar achtte de bewezenverklaring van het witwassen en de valsheid in geschrift wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk heeft bijgedragen aan de hennepteelt door valse documenten op te stellen en contante bedragen te verbergen die afkomstig waren uit misdrijven. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen € 16.470,00 verbeurd verklaard, aangezien dit bedrag verband hield met de gepleegde strafbare feiten. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen rechtstreeks verband was tussen de schade en het bewezenverklaarde handelen van de verdachte.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/850026-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 april 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 maart 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer andere/onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 7 november 2016 tot en met 4 juni 2018 te Foxhol, gemeente(n) Hoogezand-Sappemeer en/of Midden-Groningen, in elk geval in het arrondissement Noord-Nederland, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres] ), een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 7 november 2016 tot en met 4 juni 2018 te Foxhol, gemeente(n) Hoogezand-Sappemeer en/of MiddenGroningen, in elk geval in het arrondissement Noord-Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of die andere/onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2. hij in of omstreeks de periode van 15 september 2016 tot en met 4 juni 2018,
te Foxhol, gemeente(n) Hoogezand-Sappemeer en/of Midden-Groningen, en/of in de gemeente Leeuwarden, in elk geval in Nederland,
van voorwerpen, te weten een of meer geldbedragen ((in totaal) € 127.974,--, betaald aan
[medeverdachte 4] , en/of (in totaal) € 26.750, betaald aan [medeverdachte 5] en/of (16.470,-- euro in tassen) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbenden op die voorwerpen waren en/of heeft verborgen en/of verhuld wie die voorwerpen voorhanden hebben gehad en/of die voorwerpen, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van die voorwerpen, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt; 3.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot en met 4 juni 2018 te Foxhol, gemeente MiddenGroningen, en/of (elders) in het arrondissement Noord-Nederland meermalen, althans eenmaal, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten (telkens) een stroomleveringsovereenkomst op naam van [medeverdachte 4] , valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door deze overeenkomst(en) te voorzien van een handtekening (die moest doorgaan voor de handtekening) van die [medeverdachte 4] , met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
4. hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2017 tot en met 4 juni 2018 te Foxhol, gemeente MiddenGroningen, en/of (elders) in het arrondissement Noord-Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een leningsovereenkomst (ten bedragen van 80.000,-- euro) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door in die leningsovereenkomst te (laten) vermelden dat [medeverdachte 4] heeft geleend een bedrag van 80.000 euro van de heer [verdachte] , met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 en 4 ten laste gelegde. Hij heeft veroordeling gevorderd voor het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft hij aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte heeft geweten of redelijkerwijs heeft moeten vermoeden dat het door hem ontvangen geld een criminele herkomst had. Verdachte heeft mogen aannemen dat de grote contante bedragen uit legale bron afkomstig waren. Medeverdachte
[medeverdachte 6] , van wie verdachte het geld meestal ontving, heeft namelijk een viswinkel, alwaar nog veel met contant geld wordt betaald.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman aangegeven dat verdachte de stroomleveringsovereenkomsten niet heeft ondertekend, maar slechts heeft ingevuld.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 en 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 juli 2018, opgenomen op pagina 1536 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002017336175 d.d. 1 juli 2019, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op maandag 4 juni 2018 heeft er onder leiding van de rechter-commissaris een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte [verdachte] . Bij deze doorzoeking is onder meer een blauwe map aangetroffen met op de voorkant geschreven: “ [adres] Foxhol”. Als je deze map openslaat, staat aan de binnenkant, op een gele “post-it” het emailadres [e-mailadres] . Alle stukken in deze map hebben betrekking op of een relatie met het pand aan de [adres] te Foxhol, waar de zeer professionele hennepkwekerij is ontmanteld. In deze map zat een met hand ingevulde leveringsovereenkomst energie van het bedrijf E.ON. Het gaat om levering van elektriciteit op het adres [adres] te Foxhol met de startdatum 4 juli 2016. Er zit ook een ingevulde
leveringsovereenkomst checklist bij. Deze checklist is ondertekend met “ [medeverdachte 4] ” als plaats “Assen” en als datum 2 juli 2016.
De map bevat nog een leveringsovereenkomst energie op naam van [medeverdachte 4] voor het adres [adres] te Foxhol. Het is een overeenkomst van het bedrijf E.ON. Als startdatum wordt 4 juli 2016 genoteerd en als emailadres [e-mailadres] . Verder worden alle bekende gegevens van verdachte [medeverdachte 4] ingevuld, zoals het KvK-nummer van de eenmanszaak van verdachte
[medeverdachte 4] , het bankrekeningnummer bij de ASN-bank, en het mobiele nummer van
[medeverdachte 4] . Verder bevat de map een leveringsovereenkomst energie op naam van “Telecen”.
Als KvK-nummer staat er [KvK-nummer] geregistreerd. Als leveringsadres is [adres] te Foxhol opgegeven. Het rekeningnummer waar de machtiging voor is afgegeven is [rekeningnummer 1] . Uit onderzoek is vast komen te staan dat dit nummer te naam gesteld is op [medeverdachte 4] . Op pagina 3 staat vermeld dat “ [verdachte] ” de adviseur is. De startdatum van de energielevering is 4 juli 2016.
Als bijlage zijn bij dit proces-verbaal onder meer gevoegd:
  • Leveringsovereenkomst energie ondertekend op 2 juli 2016 (pagina 1557 e.v. van voornoemddossier);
  • Leveringsovereenkomsten energie met startdatum 4 juli 2016 (pagina 1578 e.v. van voornoemddossier);
  • Leveringsovereenkomst energie op naam van “Telecen” (pagina 1580 e.v. van voornoemd dossier).
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 juni 2018,opgenomen op pagina 891 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 4] :
A: Het e-mailadres [e-mailadres] is niet van mij. Ook de handtekening die onderaan het contract staat, is niet van mij. Ook de leveringsovereenkomst energie op naam van Telecen zegt mij niets. Ik herken het handschrift van [verdachte] . Bij tekenbevoegd staat mijn naam en een handtekening die niet van mij is. Ik heb geen toestemming gegeven om energiecontracten op mijn naam af te sluiten.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 juni 2018,opgenomen op pagina 967 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Wie heeft de leveringsovereenkomst energie op naam [medeverdachte 4] met ondertekeningsdatum
2 juli 2016 ondertekend?
A: Ik ben dat geweest. Dat is mij geheel aan te rekenen.
V: In principe pleeg jij hiermee valsheid in geschrifte.
A: Prima, ik heb dat gedaan.
O: Verbalisant toont het derde contract met ondertekeningsdatum 1 oktober 2016.
A: Pagina 3 heb ik getekend.
V: Samenvattend; jij hebt het zelf ingevuld en dat was jouw fout zeg je?
A: Ja, ik had [medeverdachte 4] moeten laten tekenen. Maar ik heb getekend.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 juni 2018, opgenomen op pagina 998 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
A: Ik had de inloggegevens van [e-mailadres] . Met de energie maatschappij is er communicatie verlopen vanaf dit mailadres. Ik ontving de mails en deed de afhandeling daarvan. Ik heb de mails die gestuurd zijn via [e-mailadres] opgemaakt en daarbij heb ik afgesloten met [medeverdachte 4] .
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de energieleveringsovereenkomsten enkel heeft ingevuld, verstuurd en vervolgens getekend terug heeft gekregen. De rechtbank gaat echter uit van de bekennende verklaring die hij eerder heeft afgelegd tegenover de politie. Verdachte heeft tegenover de politie met zoveel woorden verklaard dat hij overeenkomsten op naam van [medeverdachte 4] heeft ondertekend én dat hij op naam van medeverdachte [medeverdachte 4] heeft gecommuniceerd via de mail. De rechtbank ziet geen reden om aan die eerdere verklaring, die bovendien past bij de verklaring van [medeverdachte 4] , te twijfelen. De rechtbank houdt verdachte aan deze verklaring en acht het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 21 maart 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb contant geld gestort op mijn bankrekening en vervolgens geld overgemaakt naar de bankrekening van medeverdachte [medeverdachte 4] die daarmee vervolgens de huur voor het pand aan de [adres] te Foxhol heeft voldaan. Op een gegeven moment heb ik de huurpenningen rechtstreeks overgemaakt naar medeverdachte [medeverdachte 5] . Ik heb mij nooit afgevraagd wie de feitelijke huurder van het pand was. Het klopt dat ik de huur ook wel eens via de bankrekening van mijn B.V. heb betaald. Ook hebben mijn ex-partner en dochter wel eens rechtstreeks geld voor de huur overgemaakt naar [medeverdachte 5] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 5 juni2018, opgenomen op pagina 1339 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017336175 d.d. 1 juli 2019, inhoudend als relaas van verbalisanten:
In het perceel [adres] Foxhol, werd op 4 juni 2018 ter opsporing en inbeslagneming op grond van artikel 9 lid 1 onder B van de Opiumwet en artikel 96 van het Wetboek van Strafvordering binnengetreden. Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij met planten aanwezig was. Het pand betreft een leegstaand voormalig fabriekspand. Na het binnentreden zagen wij, verbalisanten, dat er zeven kweekruimtes waren met in totaal 2.772 hennepstekken, 232 hennepmoederplanten en 3.438 hennepplanten. Wij, verbalisanten, constateerden op grond van onze kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. Wij, verbalisanten, constateerden, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal deelonderzoek witwassen d.d. 1 juli 2019,opgenomen op pagina 1955 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 4 juni 2018 is er op het adres [adres] te Foxhol een inwerking zijnde hennepkwekerij ontdekt. Uit opgevraagde gegevens van de bankrekeningen van de verdachten is gebleken dat de huur van het pand aan de [adres] te Foxhol betaald wordt aan verdachte [medeverdachte 5] . De huur bedraagt € 10.000,00 per maand. Uit de gegevens blijkt dat de huur door verdachte [medeverdachte 4] betaald wordt, terwijl uit gegevens van het iCOV blijkt dat [medeverdachte 4] geen inkomen heeft die het mogelijk maakt om deze huur te kunnen betalen. Uit het onderzoek is vast komen te staan dat [medeverdachte 4] in het huurcontract wordt genoemd als huurder van het pand aan de [adres] te
Foxhol. Uit onderzoek van de opgevraagde gegevens van de bankrekeningen van verdachte [verdachte] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] is te zien dat geld via verschillende rekeningen uiteindelijk op de rekening van [medeverdachte 5] wordt gestort.
Wat opvalt aan het overzicht met de stortingen op de verschillende rekeningen van de verdachten [medeverdachte 6] , [verdachte] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] is dat de volgende werkwijze zich met grote regelmaat herhaalt:
Er wordt contant geld gestort op de rekeningen van verdachte [verdachte] of van verdachte[medeverdachte 6] .
Verdachte [medeverdachte 6] boekt het geld over naar één van de rekeningen van verdachte[verdachte] met de opmerking “retour” of “retour hyp”.
Verdachte [verdachte] boekt bedragen over naar verdachte [medeverdachte 4] .
Verdachte [medeverdachte 4] boekt de bedragen door naar de rekening van verdachte[medeverdachte 5] .
Begin 2018 worden de bedragen niet meer via de bankrekening van verdachte [medeverdachte 4] naar de bankrekening van verdachte [medeverdachte 5] overgemaakt. De bedragen die verdachte [medeverdachte 5] dan krijgt overgemaakt, komen van de rekeningen van verdachte [verdachte] , [medeverdachte 6] of van derden, die aan verdachte [verdachte] te linken zijn.
Als bijlage is bij dit proces-verbaal gevoegd:
- Overzicht stortingen en overboekingen door de verdachten (pagina 1964 e.v. van voornoemd dossier).
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 juni 2018, opgenomen op pagina 1934 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Bijzonderheden [rekeningnummer 1]
Dit is een privé betaalrekening van verdachte [verdachte] . De rekening wordt gevoed tot en met november 2016 met stortingen vanaf zijn eigen rekeningen. Verdachte [verdachte] krijgt op deze rekening via de privérekening van verdachte [medeverdachte 6] of via de rekening van het bedrijf van verdachte [medeverdachte 6] in totaal € 15.920,00 gestort.
Op de rekening is te zien dat er voor € 16.850,00 aan huur wordt over gemaakt aan verdachte [medeverdachte 5] voor de huur in opdracht van [medeverdachte 4] . Deze huur is voor het pand aan de [adres] te Foxhol.
Bijzonderheden [rekeningnummer 1]
Dit is een privé betaalrekening van verdachte [verdachte] . De rekening wordt gevoed door een bedrag aan € 127.450 euro aan contante stortingen vanaf 20 juli 2016.
Van de bankrekening van het bedrijf “ [bedrijf 1] ” wordt er maar € 3.052,36 naar deze rekening overgeschreven. Dit bedrijf is van verdachte [verdachte] .
Verder zijn er ook transacties van [bedrijf 2] en “ [bedrijf 3] ”, bedrijven van verdachte [medeverdachte 6] .
Bijzonderheden [rekeningnummer 1] [bedrijf 1]
Dit is de betaalrekening van het bedrijf. De rekening wordt gevoed door stortingen vanaf de rekening van [bedrijf 2] , het bedrijf van verdachte [medeverdachte 6] , of via de bankrekening van “ [bedrijf 3] ” het restaurant van verdachte [medeverdachte 6] . Verder wordt de rekening gevoed door stortingen van zijn eigen privérekening [rekeningnummer 1] . Van deze rekening wordt tweemaal huur overgemaakt voor het pand aan de [adres] te Foxhol aan de eigenaar, verdachte [medeverdachte 5] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juni 2018,opgenomen op pagina 1489 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 4 juni 2018 bevond ik mij in een woning aan de [adres] te Leeuwarden. Nadat de doorzoeking geopend was heb ik de slaapkamer van verdachte [verdachte] doorzocht. In het nachtkastje zag ik een zwart tasje met de opdruk “CEFAR”. Toen ik het zwarte tasje open deed, zag ik dat er drie bundels met contant geld in zaten. Totaal werd er 10.900 euro aan contant geld in verschillende bundels aangetroffen in het zwarte tasje. In één van de jassen aan de kapstok in de hal werd in de binnenzak een bundel met contant geld aangetroffen. Totaal werd er 5.570 euro aan contant geld in verschillende coupures aangetroffen in de binnenzak van de jas.
Totaal werd er tijdens de doorzoeking 16.470 euro aan contant geld aangetroffen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 juni 2018,opgenomen op pagina 967 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Daar ontvang ik ook wel eens geld van, [medeverdachte 6] . Een stukje aanbrengprovisie zit daar in als ik hem een klant aanbreng. Hij heeft het geld ook wel eens naar mij via de bank overgemaakt, wat bestemd was voor huur. Als ik iemand bij hem aanleverde voor een hypotheek, dan kreeg ik daar een bedrag van. Dan ontving ik een bedrag van hem op mijn rekening, als dan de provisie bijvoorbeeld € 200,- was, en ik kreeg bijvoorbeeld
€ 1.000,- dan wist ik dat € 800,- bestemd was voor de huur en € 200,- provisie. Dan verrekende hij dat. Dit noem ik maar creatief boekhouden.
Dit verhaal, dat er een pand is gehuurd, dat klopt helemaal en ook dat er betalingen zijn gedaan. [medeverdachte 4] is als het ware gevraagd, gezien zijn financiële situatie, om inderdaad een pand te huren. Elektriciteit moest er komen en dat is aan mij gevraagd. [medeverdachte 6] heeft contact met mij gehad in zijn functie als makelaar en heeft aan mij gevraagd of het iets voor [medeverdachte 4] zou zijn gezien zijn situatie. Wijbe had daar financieel belang bij, een aantal honderden euro’s per maand kreeg hij daarvoor. Dat zat bij het al dan niet contante geld dat ik ontving. Dat stortte ik op mijn rekening en boekte ik vervolgens door naar de rekening van [medeverdachte 4] . Daar zat iedere maand wat extra geld bij voor [medeverdachte 4] . Ik gaf hem ook wel eens contant geld. Wij hadden samen 750 euro te verdelen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft in de ten laste gelegde periode grote sommen contant geld op zijn rekening gestort. Hij heeft dit vervolgens ten behoeve van de huur van het pand aan de [adres] te Foxhol overgemaakt naar medeverdachte [medeverdachte 4] . Daarnaast is er nog € 16.470,00 aan contant geld in zijn woning aangetroffen. Uit het onderzoek naar de bankrekeningen van verdachte en medeverdachten [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] blijkt dat ook [medeverdachte 6] veel contante stortingen doet en vervolgens geld overmaakt naar de bankrekening van verdachte. Deze boekt de bedragen dan weer over naar medeverdachte [medeverdachte 4] , die het vervolgens overmaakt naar medeverdachte [medeverdachte 5] , de eigenaar van het pand in Foxhol. Vanaf begin 2018 worden de bedragen niet meer via de bankrekening van medeverdachte [medeverdachte 4] naar de bankrekening van medeverdachte [medeverdachte 5] overgemaakt. De bedragen komen vanaf dat moment van de rekeningen van verdachte, medeverdachte [medeverdachte 6] of van derden, die aan hen te linken zijn.
De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat met de handel in verdovende middelen veel contant geld gemoeid is. Het gegeven dat er in het pand aan de [adres] te Foxhol een hennepkwekerij is aangetroffen, terwijl de huur voor het pand indirect wordt betaald door middel van (grote) contante geldstortingen, rechtvaardigt het vermoeden van witwassen van uit misdrijf afkomstige geldbedragen. Ook het doorstorten op verschillende rekeningen (zowel zakelijk als privé), het gebruik van valse documenten, het betalen van huur door iemand die zelf feitelijk geen partij is bij de huurovereenkomst en het ontvangen van een beloning voor het meewerken aan deze constructie wijzen op een witwasconstructie.
Van een legale herkomst van het geld is niet gebleken. Verdachte heeft aangegeven dat het geld dat hij ontving van [medeverdachte 6] aanbrengprovisies betrof voor door hem bij [medeverdachte 6] aangebrachte klanten. In zijn hiervoor weergegeven verklaring van 6 juni 2018 heeft verdachte echter ook verklaard dat het [medeverdachte 6] was die met het idee kwam om de huurbetalingen voor het pand via [medeverdachte 4] te laten lopen en dat een deel van het geld dat als provisie werd overgemaakt feitelijk voor de huur bestemd was, waarbij verdachte dit “creatief boekhouden” noemde. Hiermee heeft verdachte geen voldoende concrete en verifieerbare verklaring gegeven dat het geld niet van misdrijf afkomstig is. Ook zijn verklaring voor de grote hoeveelheid contant geld die is aangetroffen in zijn woning – dit zou geld zijn dat na zijn echtscheiding aan hem is toebedeeld – betreft niet een zodanig verklaring. De rechtbank acht het hoogst onwaarschijnlijk dat verdachte, die daarvoor geen enkele aannemelijke reden heeft opgegeven, een bedrag van ruim 16.000 euro aan legaal geld in zijn woning zou bewaren op de wijze waarop het is aangetroffen. Gelet op al het voorgaande stelt de rechtbank vast dat het niet anders kan dan dat het door verdachte ontvangen en deels doorgestortte geld afkomstig is uit enig misdrijf en dat verdachte hiervan moet hebben geweten.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde witwassen wettig en overtuigend bewezen. Gelet op de periode en de frequentie van de betalingen aan verdachte kan ten slotte worden bewezen dat van het witwassen een gewoonte is gemaakt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2.
hij in de periode van 15 september 2016 tot en met 4 juni 2018, in de gemeente Leeuwarden, geldbedragen ((in totaal) € 127.974,--, betaald aan [medeverdachte 4] , en (in totaal)
€ 26.750, betaald aan [medeverdachte 5] en € 16.470,-- euro in tassen) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en van die geldbedragen gebruik van gemaakt terwijl hij wist dat die geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt; 3.
hij in de periode van 1 juli 2016 tot en met 4 juni 2018 te Foxhol en/of elders in het arrondissement Noord-Nederland meermalen een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten (telkens) een stroomleveringsovereenkomst op naam van [medeverdachte 4] , valselijk heeft opgemaakt door deze overeenkomsten te voorzien van een handtekening (die moest doorgaan voor de handtekening) van die [medeverdachte 4] , met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op:

2. van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
3. valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren. De officier van justitie heeft bij zijn strafeis rekening gehouden met het feit dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een lagere taakstraf. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte slechts een katvanger betreft. Gelet op zijn rol in vergelijking met de medeverdachten is een taakstraf van 240 uur te fors. Daarnaast is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht aan de orde.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna 20 maanden schuldig gemaakt aan witwassen van grote sommen contant geld. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Verder brengt het door verdachte gepleegde feit schade toe aan het vertrouwen dat moet kunnen worden gesteld in de integriteit van het financiële handelsverkeer.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte. Verdachte heeft daarmee misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer pleegt te worden gesteld en ook moet kunnen worden gesteld in schriftelijke stukken met een bewijsbestemming.
Anders dan de raadsman heeft bepleit, acht de rechtbank de rol van verdachte in de vergelijking met de andere verdachten niet gering. Hij is niet enkel een katvanger geweest, maar heeft een actieve bijdrage geleverd aan de gepleegde strafbare feiten door overeenkomsten valselijk op te maken, contant geld te ontvangen, op zijn bankrekening te (laten) storten en via verschillende bankrekeningen door te storten. Verdachte heeft zich hierbij enkel laten leiden door eigen financieel gewin. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
In de oriëntatiepunten van het LOVS wordt voor witwassen van bedragen vanaf
€ 125.000,00 tot € 250.000,00 als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 tot 12 maanden gehanteerd. De LOVS heeft geen oriëntatiepunten voor het plegen van valsheid in geschrift.
Overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak is sprake van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. Op grond van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden heeft iedere verdachte het recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Verdachte is op 4 juni 2018 in verzekering gesteld. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en zijn advocaat op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Van bijzondere omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. Dat de beoordeling van het dossier en de planning van de zitting te lang op zich heeft laten wachten is in deze zaak niet toe te rekenen aan de verdediging.
De redelijke termijn is in aanzienlijke mate overschreden, te weten bijna 3 jaar. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding een sterke matiging van de op te leggen straf tot gevolg dient te hebben. Hoewel de ernst van het feit zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigt, acht de rechtbank gelet op de overschrijding van de redelijke termijn een gevangenisstraf niet passend, ook niet in voorwaardelijke vorm.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht niet van toepassing is. Tegen het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 februari 2021 is cassatie ingesteld. Deze uitspraak is derhalve nog niet onherroepelijk.
De rechtbank komt, alles afwegende en rekening houdend met het feit dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke delicten, tot een lagere taakstraf dan is geëist. De rechtbank houdt daarmee in verdergaande mate rekening met de overschrijding van de redelijke termijn.

Inbeslaggenomen goederen

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de € 16.470,00 die in de woning van verdachte in beslag is genomen, verbeurd wordt verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de officier van justitie zich in de ontnemingszaak op het standpunt heeft gesteld dat verdachte € 9.750,00 aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten. Van de € 16.470,00 kan dus hooguit € 9.750,00 uit misdrijf afkomstig zijn. De rest zal moeten worden teruggegeven aan verdachte.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de inbeslaggenomen € 16.470,00 verbeurd verklaren. Het geld betreft een voorwerp met betrekking tot welke het strafbare feit – witwassen – is begaan. Gelet op het voorgaande is het geld vatbaar voor verbeurdverklaring.

Benadeelde partij

Enexis Netbeheer B.V. heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 189.357,97 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Daarnaast is er een bedrag van € 4.068,58 gevorderd aan proceskosten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. De diefstal van stroom, die tot de schade heeft geleid, is immers niet aan verdachte ten laste gelegd, zodat geen sprake is van een rechtstreeks verband tussen het bewezenverklaarde handelen van verdachte en de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 57, 225, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 4 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Verklaart de vordering van
Enexis Netbeheer B.V.niet-ontvankelijk. Deze vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen € 16.470,00.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.B.W. Venema, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. H.R. Bracht, rechters, bijgestaan door mr. G. Langius, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 april 2023.
Mr. H.R. Bracht is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.