Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren. De officier van justitie heeft bij zijn strafeis rekening gehouden met het feit dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een lagere taakstraf. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte slechts een katvanger betreft. Gelet op zijn rol in vergelijking met de medeverdachten is een taakstraf van 240 uur te fors. Daarnaast is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht aan de orde.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna 20 maanden schuldig gemaakt aan witwassen van grote sommen contant geld. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Verder brengt het door verdachte gepleegde feit schade toe aan het vertrouwen dat moet kunnen worden gesteld in de integriteit van het financiële handelsverkeer.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte. Verdachte heeft daarmee misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer pleegt te worden gesteld en ook moet kunnen worden gesteld in schriftelijke stukken met een bewijsbestemming.
Anders dan de raadsman heeft bepleit, acht de rechtbank de rol van verdachte in de vergelijking met de andere verdachten niet gering. Hij is niet enkel een katvanger geweest, maar heeft een actieve bijdrage geleverd aan de gepleegde strafbare feiten door overeenkomsten valselijk op te maken, contant geld te ontvangen, op zijn bankrekening te (laten) storten en via verschillende bankrekeningen door te storten. Verdachte heeft zich hierbij enkel laten leiden door eigen financieel gewin. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
In de oriëntatiepunten van het LOVS wordt voor witwassen van bedragen vanaf
€ 125.000,00 tot € 250.000,00 als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 tot 12 maanden gehanteerd. De LOVS heeft geen oriëntatiepunten voor het plegen van valsheid in geschrift.
Overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak is sprake van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. Op grond van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden heeft iedere verdachte het recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Verdachte is op 4 juni 2018 in verzekering gesteld. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en zijn advocaat op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Van bijzondere omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. Dat de beoordeling van het dossier en de planning van de zitting te lang op zich heeft laten wachten is in deze zaak niet toe te rekenen aan de verdediging.
De redelijke termijn is in aanzienlijke mate overschreden, te weten bijna 3 jaar. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding een sterke matiging van de op te leggen straf tot gevolg dient te hebben. Hoewel de ernst van het feit zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigt, acht de rechtbank gelet op de overschrijding van de redelijke termijn een gevangenisstraf niet passend, ook niet in voorwaardelijke vorm.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht niet van toepassing is. Tegen het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 februari 2021 is cassatie ingesteld. Deze uitspraak is derhalve nog niet onherroepelijk.
De rechtbank komt, alles afwegende en rekening houdend met het feit dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke delicten, tot een lagere taakstraf dan is geëist. De rechtbank houdt daarmee in verdergaande mate rekening met de overschrijding van de redelijke termijn.