Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 primair ten laste gelegde. Hij heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde
.Met betrekking tot het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft hij, samengevat, aangevoerd dat verdachte, gelet op de omstandigheden waaronder de aankoop van het pand heeft plaatsgevonden en de verhuur is verlopen, de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er een hennepplantage in het pand zat. De gedragingen van verdachte kunnen gekwalificeerd worden als medeplichtigheid aan hennepteelt, namelijk het opzettelijk gelegenheid en middelen verschaffen door het pand daarvoor ter beschikking te stellen. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie bepleit dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het feit dat het geld van misdrijf afkomstig was en dat, gelet op de periode en de frequentie van de betalingen aan verdachte, bewezen kan worden dat hij van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Verdachte heeft geweten noch redelijkerwijs moeten vermoeden dat er een hennepkwekerij in zijn pand zat en dat de huur geheel of gedeeltelijk afkomstig was uit enig misdrijf. Verdachte is voorafgaand aan de koop eenmaal met verkoper [naam] om het pand aan de [adres] te Foxhol heengelopen. Dat is niet ongebruikelijk in de vastgoedwereld. Daar komt bij dat de koopprijs van € 220.000,00 ook niet vreemd is. Voor een soortgelijk pand op hetzelfde industrieterrein was eerder een soortgelijke prijs betaald. Verdachte heeft na de koop ook geen aanleiding gehad om nader onderzoek te doen naar het pand en de huurders aangezien de huur elke maand netjes werd betaald. Tot slot is uit de door de verdediging overgelegde taxatierapporten gebleken dat de huurprijs van € 10.000,00 helemaal niet zo absurd hoog is als de officier van justitie meent.
Oordeel van de rechtbank
Feiten
Op 4 juni 2018 treft de politie in het [adres] te Foxhol een professionele hennepkwekerij aan, bestaande uit zeven kweekruimtes met in totaal 2.772 hennepstekken, 232 hennepmoederplanten en 3.438 hennepplanten.
Uit informatie uit het Kadaster blijkt dat verdachte sinds 15 november 2016 eigenaar is van het pand aan de [adres] te Foxhol. Met betrekking tot de aankoop van het pand valt het een en ander op. Verdachte heeft het pand in verhuurde staat gekocht van [bedrijf] voor een bedrag van € 220.000,00. Verdachte is naar eigen zeggen voorafgaand aan de aankoop van het pand slechts eenmaal samen met [naam] om het pand heengelopen, hij is niet in het pand geweest, had geen sleutel van het pand, hij heeft geen onderzoek gedaan naar de huurder en diens onderneming, hij heeft de huurovereenkomst niet gecontroleerd, hij heeft het pand niet laten taxeren en geen bouwkundig rapport op laten maken en hij heeft het bestemmingsplan niet bekeken.
Met betrekking tot de aankoop en verhuur van het pand valt verder op dat de huurprijs in verhouding tot de koopsom zeer hoog is geweest. Verdachte heeft € 220.000,00 betaald voor het pand en ontving maandelijks € 10.000,00 aan huur. Dit zou betekenen dat verdachte het pand binnen twee jaar geheel zou hebben terugverdiend: een onwaarschijnlijk hoog rendement. Ten slotte valt op dat verdachte op 1 september 2016 onder vergelijkbare omstandigheden een ander pand in verhuurde staat had gekocht van [naam] waarin een hennepkwekerij is aangetroffen. Verdachte is hierover op 27 januari 2017 door de politie gehoord.
Vrijspraak feit 1 primair en subsidiair
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van hennepteelt niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank ook van oordeel dat het onder 1 subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). In dit verband wordt ook wel gesproken van ‘dubbel opzet’.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat iemand die een ruimte verhuurt niet zomaar strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gehouden voor het faciliteren van een in die ruimte of een deel daarvan ingerichte hennepkwekerij. Een vereiste is, dat de verhuurder voldoende wetenschap heeft of had moeten hebben van hetgeen zich in de beschikbaar gestelde ruimte afspeelt. Soms kan die wetenschap uit de omstandigheden worden afgeleid. De enkele omstandigheid dat de verhuur in meer of mindere mate onder dubieuze omstandigheden heeft plaatsgevonden, volstaat niet voor het vaststellen van het vereiste opzet.
Hoewel de omstandigheden waaronder de koop en de verhuur van het pand aan de [adres] te Foxhol hebben plaatsgevonden – zoals hierboven reeds uiteengezet – opmerkelijk zijn te noemen, blijkt daaruit naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte (voldoende) wetenschap heeft gehad of had moeten hebben van hetgeen zich in het pand heeft afgespeeld. Het vereiste dubbel opzet kan niet worden bewezen. Dit betekent dat verdachte van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring feit 2
De rechtbank is van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen kan worden op basis van de hieronder opgenomen bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Verdachte heeft vanaf december 2016 in totaal € 156.850,00 aan huur ontvangen voor het pand aan de [adres] te Foxhol. Uit het onderzoek naar de bankrekeningen van verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] blijkt dat
[medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] veel contante stortingen doen. [medeverdachte 6] maakt vervolgens geld over naar [medeverdachte 4], die het geld vervolgens doorboekt naar de bankrekening van [medeverdachte 5]. [medeverdachte 5] betaalt met het ontvangen geld de huur voor het pand van verdachte. Vanaf begin 2018 worden de bedragen niet meer via de bankrekening van medeverdachte [medeverdachte 5] overgemaakt. De bedragen komen vanaf dat moment afwisselend van de rekeningen van medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] of van derden, die aan hen te linken zijn.
De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat met de handel in verdovende middelen veel contant geld gemoeid is. Het gegeven dat er in het pand aan de [adres] te Foxhol een hennepkwekerij is aangetroffen, terwijl de huur voor het pand indirect wordt betaald door middel van (grote) contante geldstortingen, rechtvaardigt het vermoeden van witwassen van opbrengsten van uit misdrijf afkomstige geldbedragen. Ook het doorstorten van geld op verschillende rekeningen en het betalen van huur door iemand die zelf feitelijk geen partij is bij de huurovereenkomst wijzen op een witwasconstructie. Het dossier bevat geen aanwijzingen voor een legale herkomst van de betreffende geldsommen. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat het niet anders kan dan dat de door verdachte ontvangen huur afkomstig is uit enig misdrijf.
Vervolgens dient beoordeeld te worden of verdachte dit wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden. De rechtbank stelt voorop dat het dossier geen bewijs bevat dat verdachte wist dat het door hem ontvangen geld uit enig misdrijf afkomstig was. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van opzetwitwassen. Wel acht de rechtbank voldoende bewijs aanwezig voor schuldwitwassen. De rechtbank wijst daarbij allereerst op de omstandigheden waaronder de koop en de huur van het pand aan de [adres] te Foxhol hebben plaatsgevonden en het ongebruikelijk hoge rendement, zoals hierboven reeds uiteen is gezet. Voorts acht de rechtbank van belang dat de huur door verschillende personen en vanaf meerdere bankrekeningen aan verdachte wordt overgemaakt, dat het maandbedrag van 10.000 euro veelal in meerdere tranches van ongelijke bedragen werd voldaan en ook een keer contant is betaald. Verder geldt dat verdachte op 27 januari 2017 door de politie is verhoord met betrekking tot de hennepkwekerij die is aangetroffen in het pand dat hij eerder onder vergelijkbare omstandigheden had gekocht van [naam]. Verdachte had met enig nadenken over al deze hem bekende gegevens kunnen vermoeden dat het door hem ontvangen geld een criminele herkomst had en had, in ieder geval vanaf 27 januari 2017, de huurtermijnen niet zonder nader onderzoek mogen accepteren.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde schuldwitwassen wettig en overtuigend bewezen. Nu de rechtbank uitgaat van een kortere pleegperiode zal zij het geldbedrag in de tenlastelegging met drie huurtermijnen verminderen.
Hoewel gelet op de periode en de frequentie van de betalingen aan verdachte bewezen kan worden dat sprake is van een gewoonte maken van schuldwitwassen, heeft de wetgever dit aspect niet strafbaar gesteld bij schuldwitwassen, maar alleen bij witwassen als bedoeld in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht. Om die reden komt het gewoonte maken niet terug bij de kwalificatie van het strafbare feit.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.