Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie heeft bij zijn strafeis rekening gehouden met het feit dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een kortere taakstraf gelet op de beperkte rol van verdachte in vergelijking met die van de medeverdachten. Daarnaast is een lange taakstraf niet wenselijk naast de werkzaamheden die verdachte verricht voor zijn onderneming de [bedrijf 3] , als hypotheekverlener en als voetbalcoach.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende bijna een jaar schuldig gemaakt aan witwassen van grote sommen contant geld waarmee de huur van een pand waarin een hennepkwekerij was gevestigd werd voldaan. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Verder brengt het door verdachte gepleegde feit schade toe aan het vertrouwen dat moet kunnen worden gesteld in de integriteit van het financiële handelsverkeer.
Anders dan de raadsman heeft bepleit, acht de rechtbank de rol van verdachte in vergelijking met de andere verdachten niet gering. Hij heeft een actieve bijdrage geleverd en was een belangrijke schakel in de witwasconstructie. De contante opbrengsten van de hennepkwekerij zijn via zijn bankrekeningen doorgestort naar andere bankrekeningen. Nadat medeverdachte [medeverdachte 6] als schakel uit de constructie is gestapt, zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] nog enige tijd doorgegaan met het witwassen.
In de oriëntatiepunten van het LOVS wordt voor witwassen van bedragen vanaf
€ 10.000,00 tot € 70.000,00 als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 tot 5 maanden gehanteerd.
Overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak is sprake van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. Op grond van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden heeft iedere verdachte het recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Verdachte is op 7 juni 2018 in verzekering gesteld. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en zijn advocaat op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Van bijzondere omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. Dat de beoordeling van het dossier en de planning van de zitting te lang op zich hebben laten wachten is in deze zaak niet toe te rekenen aan de verdediging.
De redelijke termijn is in aanzienlijke mate overschreden, te weten bijna 3 jaar. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding een sterke matiging van de op te leggen straf tot gevolg dient te hebben. Hoewel de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, acht de rechtbank gelet op de overschrijding van de redelijke termijn een gevangenisstraf niet passend, ook niet in voorwaardelijke vorm.
De rechtbank komt alles afwegende tot een lagere taakstraf dan is geëist. De rechtbank houdt daarmee in verdergaande mate dan de officier van justitie rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheid dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.