ECLI:NL:RBNNE:2023:1466

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
18-830214-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van crimineel vermogen in het kader van hennepteelt met aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van gewoontewitwassen in het kader van een grootschalige hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 21 juli 2017 tot en met 4 juni 2018 betrokken was bij het verbergen van de herkomst van crimineel verkregen geld, dat werd gebruikt voor de huur van een pand waarin een hennepkwekerij was gevestigd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de medeplichtigheid aan de hennepteelt, maar heeft hem wel veroordeeld voor gewoontewitwassen tot een taakstraf van 140 uren. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn, wat heeft geleid tot een lagere straf dan geëist door het openbaar ministerie. De verdachte had geen goede administratie bijgehouden en kon de legale herkomst van het geld niet aantonen, wat leidde tot de conclusie dat het geld afkomstig was uit misdrijf. De rechtbank heeft de rol van de verdachte in de witwasconstructie als significant beoordeeld, ondanks zijn verweer dat hij slechts een beperkte rol had gespeeld. De rechtbank heeft de artikelen 9, 22c, 22d, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht toegepast.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/830214-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 april 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 maart 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.R. Logemann, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer andere/onbekend gebleven personen
in of omstreeks de periode van 7 november 2016 tot en met 4 juni 2018 te
Foxhol, gemeente(n) Hoogezand-Sappemeer en/of Midden-Groningen, in elk geval in het arrondissement Noord-Nederland, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk
heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres] ), een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 7 november 2016 tot en met 4 juni 2018 te Foxhol, gemeente(n) Hoogezand-Sappemeer en/of Midden-
Groningen, in elk geval in het arrondissement Noord-Nederland, meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of
[medeverdachte 3] en/of die andere/onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2. hij in of omstreeks de periode van 21 juli 2017 tot en met 4 juni 2018, te
Foxhol, gemeente(n) Hoogezand-Sappemeer en/of Midden-Groningen, en/of in de gemeente Waadhoeke, in elk geval in Nederland, van voorwerpen de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp was en/of heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp voorhanden heeft gehad, door
  • geldbedrag(en) van (totaal) 25.390,-- euro, contant te betalen aan [medeverdachte 4] ,
  • geldbedrag(en) van (totaal) 3.250, -- euro, over te boeken op rekening van [medeverdachte 5] (metonschrijving " [omschrijving] ",
  • geldbedrag(en) van (totaal) 24.152,-- euro, over te boeken van/via zijn/verdachtes bedrijf [bedrijf 1] naar bedrijf [bedrijf 2] van [medeverdachte 4] ,
  • geldbedrag(en) van (totaal) 2.678,-- euro, over te boeken van/via bankrekening van zijn/verdachtesbedrijf/restaurant [bedrijf 3] ) naar [medeverdachte 4] , en/of
die voorwerpen, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van die voorwerpen, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij aldus van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 ten laste gelegde. Hij heeft veroordeling gevorderd voor het onder 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft hij daartoe het volgende aangevoerd.
De bedragen die in de tenlastelegging staan, zijn bij lange na niet gelijk aan het bedrag dat uiteindelijk aan huurpenningen is betaald. Het dossier bevat voorts geen bewijs dat het geld dat verdachte aan de medeverdachten heeft overgemaakt, een criminele herkomst heeft. Verdachte heeft in goed vertrouwen zaken gedaan met drie mensen waarmee hij vaker zaken deed. Verdachte heeft geen goede administratie bijgehouden, maar van een deel van de betalingen blijkt de legale herkomst uit de stukken die ik vandaag ter terechtzitting heb overlegd. De ING heeft onderzoek gedaan naar de bankrekeningen van verdachte en zij hebben niets vreemds kunnen ontdekken. Zij hebben de zakelijke contracten met verdachte in stand gelaten. Verdachte heeft in de tussentijd zelfs een nieuwe bankrekening kunnen openen. Verdachte heeft geen wetenschap en ook geen vermoeden gehad van de hennepkwekerij en de constructie met betrekking tot de betaling van de huurpenningen.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 21 maart 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb wel eens geld overgemaakt aan medeverdachte [medeverdachte 5] . Ik heb hem nog nooit ontmoet of gesproken. Ik heb wel eens wat geld overgemaakt voor medeverdachte [medeverdachte 6] . We betaalden wel eens wat voor elkaar.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 5 juni2018, opgenomen op pagina 1339 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017336175 d.d. 1 juli 2019, inhoudend als relaas van verbalisanten:
In het perceel [adres] Foxhol, werd op 4 juni 2018 ter opsporing en inbeslagneming op grond van artikel 9 lid 1 onder B van de Opiumwet en artikel 96 van het Wetboek van Strafvordering binnengetreden. Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij met planten aanwezig was. Het pand betreft een leegstaand voormalig fabriekspand. Na het binnentreden zagen wij, verbalisanten, dat er zeven kweekruimtes waren met in totaal 2.772 hennepstekken, 232 hennepmoederplanten en 3.438 hennepplanten. Wij, verbalisanten, constateerden op grond van onze kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. Wij, verbalisanten, constateerden, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal deelonderzoek witwassen d.d. 1 juli 2019,opgenomen op pagina 1955 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 4 juni 2018 is er op het adres [adres] te Foxhol een inwerking zijnde hennepkwekerij ontdekt. Uit opgevraagde gegevens van de bankrekeningen van de verdachten is gebleken dat de huur van het pand aan de [adres] te Foxhol betaald wordt aan verdachte [medeverdachte 5] . De huur bedraagt € 10.000,00 per maand. Uit de gegevens blijkt dat de huur door verdachte [medeverdachte 6] betaald wordt, terwijl uit gegevens van het iCOV blijkt dat [medeverdachte 6] geen inkomen heeft die het mogelijk maakt om deze huur te kunnen betalen. Uit het onderzoek is vast komen te staan dat [medeverdachte 6] in het huurcontract wordt genoemd als huurder van het pand aan de [adres] te
Foxhol. Uit onderzoek van de opgevraagde gegevens van de bankrekeningen van verdachte [medeverdachte 4] , [verdachte] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] is te zien dat geld via verschillende rekeningen uiteindelijk op de rekening van [medeverdachte 5] wordt gestort.
Wat opvalt aan het overzicht met de stortingen op de verschillende rekeningen van de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] is dat de volgende werkwijze zich met grote regelmaat herhaalt:
Er wordt contant geld gestort op de rekeningen van verdachte [medeverdachte 4] of van verdachte[verdachte] .
Verdachte [verdachte] boekt het geld over naar één van de rekeningen van verdachte[medeverdachte 4] met de opmerking “retour” of “retour hyp”.
Verdachte [medeverdachte 4] boekt bedragen over naar verdachte [medeverdachte 6] .
Verdachte [medeverdachte 6] boekt de bedragen door naar de rekening van verdachte[medeverdachte 5] .
Begin 2018 worden de bedragen niet meer via de bankrekening van verdachte [medeverdachte 6] naar de bankrekening van verdachte [medeverdachte 5] overgemaakt. De bedragen die verdachte [medeverdachte 5] dan krijgt overgemaakt, komen van de rekeningen van verdachte [medeverdachte 4] , [verdachte] of van derden, die aan verdachte [medeverdachte 4] te linken zijn.
Als bijlage is bij dit proces-verbaal gevoegd:
- Overzicht stortingen en overboekingen door de verdachten (pagina 1964 e.v. van voornoemd dossier).
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina1931 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Bijzonderheden [rekeningnummer]
Dit is een zakelijke bankrekening van de verdachte [verdachte] inzake zijn restaurant “ [bedrijf 3] ”. Er werd vanaf deze rekening tweemaal een bedrag overgemaakt naar een andere verdachte in dit onderzoek. Te weten [medeverdachte 4] .
Bijzonderheden [rekeningnummer]
Dit is eveneens een zakelijke bankrekening van [verdachte] . In de eerder vermelde periode werd er contant € 43.410,00 euro gestort op deze bankrekening. Via deze bankrekening betaalt en ontvangt [verdachte] eveneens bedragen van [medeverdachte 4] . [verdachte] betaalde totaal € 25.390,00 aan [medeverdachte 4] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 juni 2018,opgenomen op pagina 1934 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Bijzonderheden [rekeningnummer]
Dit is een privé betaalrekening van verdachte [medeverdachte 4] . Verdachte [medeverdachte 4] krijgt op deze rekening via de privérekening van verdachte [verdachte] of via de rekening van het bedrijf van verdachte [verdachte] in totaal € 15.920,00 gestort.
Bijzonderheden [rekeningnummer] [bedrijf 2]
Dit is de betaalrekening van het bedrijf. De rekening wordt gevoed door stortingen vanaf de rekening van [bedrijf 1] , het bedrijf van verdachte [verdachte] (totaal € 24.152,00), of via de bankrekening van “ [bedrijf 3] ” het restaurant van verdachte [verdachte] (totaal € 2.678,00).
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft in de ten laste gelegde periode een grote hoeveelheid contant geld op zijn rekeningen gestort. Uit het onderzoek naar de bankrekeningen van verdachte en medeverdachten [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4] blijkt het volgende. Er wordt contant geld gestort op bankrekeningen van verdachte. Dit geld wordt door verdachte vervolgens overgemaakt naar de bankrekening(en) van medeverdachte [medeverdachte 4] . Deze boekt de bedragen weer over naar medeverdachte [medeverdachte 6] , die het vervolgens overmaakt naar medeverdachte [medeverdachte 5] ten behoeve van de huur van het pand in Foxhol. Vanaf begin 2018 wordt de huur niet meer via de bankrekening van medeverdachte [medeverdachte 6] naar de bankrekening van medeverdachte [medeverdachte 5] overgemaakt. De huurbedragen komen vanaf dat moment van de rekeningen van verdachte, medeverdachte [medeverdachte 4] of van derden, die aan hen te linken zijn.
De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat met de handel in verdovende middelen veel contant geld gemoeid is. Het gegeven dat er in het pand aan de [adres] te Foxhol een hennepkwekerij is aangetroffen, terwijl de huur voor het pand indirect wordt betaald door middel van (grote) contante geldstortingen, rechtvaardigt het vermoeden van witwassen van opbrengsten van uit misdrijf afkomstige geldbedragen. Het mag derhalve van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld.
Volgens verdachte gaat het telkens om contant geld dat is verdiend met zijn onderneming [bedrijf 3] . Verdachte heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat hij desgevraagd al in 2018 stukken heeft overgelegd aan de politie waaruit volgens hem de legale herkomst blijkt van al het contante geld dat op zijn rekening is gestort en vervolgens is overgeboekt naar bankrekeningen van medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] . De rechtbank stelt evenwel vast dat deze stukken niet in het dossier zitten en dat er ook geen bewijs is dat verdachte deze stukken daadwerkelijk aan de politie heeft overhandigd. De verdediging heeft ter terechtzitting alsnog een aantal stukken overlegd. Dit betreffen overzichten van onder meer de opbrengsten van [bedrijf 3] die verdachte zelf heeft opgesteld. Onderliggende stukken ontbreken, zodat de rechtbank niet kan nagaan in hoeverre deze overzichten juist zijn. De overgelegde stukken betreffen dus geen stukken waaruit de rechtbank kan opmaken dat het geld een legale herkomst heeft. De verdediging beschikt, zo begrijpt de rechtbank, niet over andere concrete stukken waaruit de legale herkomst van het contante geld kan blijken. De rechtbank acht de verklaring van verdachte omtrent de herkomst van het geld om die reden onvoldoende concreet en niet verifieerbaar. Het aldus door de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het openbaar ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het ten laste gelegde voorwerp onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Verdachte heeft via zijn privé- en zakelijke bankrekeningen grote sommen contant geld gestort en vervolgens overgemaakt naar verschillende bankrekeningen van medeverdachte [medeverdachte 4] , die het geld doorstortte naar medeverdachte [medeverdachte 6] die er de huur van het pand in Foxhol mee betaalde. Daarnaast heeft verdachte zelf rechtstreeks geld overgemaakt naar medeverdachte [medeverdachte 5] . Deze constructie kan bezwaarlijk anders worden gezien dan een constructie om geld afkomstig uit enig misdrijf wit te wassen. Daar komt bij dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] – nadat medeverdachte [medeverdachte 6] is gestopt met het overmaken van de huurpenningen – nog enige tijd met de betalingen door zijn gegaan. Zij hebben hier ook onderling contact over via WhatsApp. Gelet op het voorgaande en het feit dat de rechtbank de verklaring van verdachte over de herkomst van het geld ongeloofwaardig acht, acht de rechtbank bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het witwassen.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde. Gelet op de periode en de frequentie van de betalingen aan verdachte kan ten slotte worden bewezen dat van het witwassen een gewoonte is gemaakt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2. hij in de periode van 21 juli 2017 tot en met 4 juni 2018, in de gemeente Waadhoeke, door
  • geldbedrag(en) van (totaal) 25.390,-- euro, te betalen aan [medeverdachte 4] ,
  • geldbedrag(en) van (totaal) 3.250, -- euro, over te boeken op rekening van [medeverdachte 5] ,- geldbedrag(en) van (totaal) 24.152,-- euro, over te boeken van/via zijn/verdachtes bedrijf [bedrijf 1] naar bedrijf [bedrijf 2] van [medeverdachte 4] ,
  • geldbedrag(en) van (totaal) 2.678,-- euro, over te boeken van/via bankrekening van zijn/verdachtesbedrijf/restaurant [bedrijf 3] ) naar [medeverdachte 4] , die voorwerpen heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en van die voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij aldus van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaardeHet bewezenverklaarde levert op:
2. van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie heeft bij zijn strafeis rekening gehouden met het feit dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een kortere taakstraf gelet op de beperkte rol van verdachte in vergelijking met die van de medeverdachten. Daarnaast is een lange taakstraf niet wenselijk naast de werkzaamheden die verdachte verricht voor zijn onderneming de [bedrijf 3] , als hypotheekverlener en als voetbalcoach.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende bijna een jaar schuldig gemaakt aan witwassen van grote sommen contant geld waarmee de huur van een pand waarin een hennepkwekerij was gevestigd werd voldaan. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Verder brengt het door verdachte gepleegde feit schade toe aan het vertrouwen dat moet kunnen worden gesteld in de integriteit van het financiële handelsverkeer.
Anders dan de raadsman heeft bepleit, acht de rechtbank de rol van verdachte in vergelijking met de andere verdachten niet gering. Hij heeft een actieve bijdrage geleverd en was een belangrijke schakel in de witwasconstructie. De contante opbrengsten van de hennepkwekerij zijn via zijn bankrekeningen doorgestort naar andere bankrekeningen. Nadat medeverdachte [medeverdachte 6] als schakel uit de constructie is gestapt, zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] nog enige tijd doorgegaan met het witwassen.
In de oriëntatiepunten van het LOVS wordt voor witwassen van bedragen vanaf
€ 10.000,00 tot € 70.000,00 als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 tot 5 maanden gehanteerd.
Overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak is sprake van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. Op grond van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden heeft iedere verdachte het recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Verdachte is op 7 juni 2018 in verzekering gesteld. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en zijn advocaat op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Van bijzondere omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. Dat de beoordeling van het dossier en de planning van de zitting te lang op zich hebben laten wachten is in deze zaak niet toe te rekenen aan de verdediging.
De redelijke termijn is in aanzienlijke mate overschreden, te weten bijna 3 jaar. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding een sterke matiging van de op te leggen straf tot gevolg dient te hebben. Hoewel de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, acht de rechtbank gelet op de overschrijding van de redelijke termijn een gevangenisstraf niet passend, ook niet in voorwaardelijke vorm.
De rechtbank komt alles afwegende tot een lagere taakstraf dan is geëist. De rechtbank houdt daarmee in verdergaande mate dan de officier van justitie rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheid dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 140 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 70 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B.W. Venema, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. H.R. Bracht, rechters, bijgestaan door mr. G. Langius, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 april 2023.
Mr. H.R. Bracht is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.