Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[bedrijfsnaam],
1.De procedure
- de dagvaarding,
- het tegen gedaagde verleende verstek.
2.De beoordeling
3.De beslissing
10 mei 2023voor het nemen van een akte door eiser over hetgeen is vermeld onder nummer 2.3,
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 april 2023 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure. De eiser had een dagvaarding per post aan de gedaagde verstuurd, omdat de gedaagde niet in persoon kon worden betekend en het exploot te groot was voor de brievenbus. De rechtbank oordeelde dat de omvang van de dagvaarding geen feitelijke onmogelijkheid opleverde zoals bedoeld in artikel 47 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank herroept het tegen de gedaagde verleende verstek en geeft de eiser de gelegenheid om het gebrek in de betekening te herstellen.
De rechtbank overweegt dat de omstandigheden waaronder de dagvaarding is verzonden niet voldoen aan de criteria voor feitelijke onmogelijkheid. De rechtbank wijst erop dat de wet voorschrijft dat er maximale inspanning moet worden geleverd om de dagvaarding op de meest waarborgen biedende wijze te betekenen. De rechtbank stelt dat het mogelijk was geweest om het exploot in kleinere delen te splitsen of om alleen de dagvaarding te laten achterlaten, terwijl de producties later konden worden ingediend.
De zaak is verwezen naar de rolzitting van 10 mei 2023, waar de eiser de gelegenheid krijgt om het gebrek te herstellen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat de eiser zijn akte heeft ingediend. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M.A.B. Faber-Siermann.