ECLI:NL:RBNNE:2023:1465

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
C/18/221100 / HA ZA 23-56
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van verstek wegens onjuiste betekening van dagvaarding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 april 2023 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure. De eiser had een dagvaarding per post aan de gedaagde verstuurd, omdat de gedaagde niet in persoon kon worden betekend en het exploot te groot was voor de brievenbus. De rechtbank oordeelde dat de omvang van de dagvaarding geen feitelijke onmogelijkheid opleverde zoals bedoeld in artikel 47 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank herroept het tegen de gedaagde verleende verstek en geeft de eiser de gelegenheid om het gebrek in de betekening te herstellen.

De rechtbank overweegt dat de omstandigheden waaronder de dagvaarding is verzonden niet voldoen aan de criteria voor feitelijke onmogelijkheid. De rechtbank wijst erop dat de wet voorschrijft dat er maximale inspanning moet worden geleverd om de dagvaarding op de meest waarborgen biedende wijze te betekenen. De rechtbank stelt dat het mogelijk was geweest om het exploot in kleinere delen te splitsen of om alleen de dagvaarding te laten achterlaten, terwijl de producties later konden worden ingediend.

De zaak is verwezen naar de rolzitting van 10 mei 2023, waar de eiser de gelegenheid krijgt om het gebrek te herstellen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat de eiser zijn akte heeft ingediend. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M.A.B. Faber-Siermann.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/221100 / HA ZA 23-56
Vonnis van 12 april 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat: mr. K.D. de Boer te Groningen ,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam
[bedrijfsnaam],
wonende en zaakdoende te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 47 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt, indien geen persoon wordt aangetroffen aan wie een afschrift van het exploot kan worden gelaten, een afschrift van het exploot in een gesloten envelop achtergelaten aan de woonplaats van degene voor wie het exploot is bestemd. Indien dat laatste feitelijk onmogelijk is, wordt terstond een afschrift ter post bezorgd.
2.2.
Blijkens het overgelegde exploot van dagvaarding is het exploot met producties per post aan gedaagde verstuurd omdat ter plaatse niemand werd aangetroffen aan wie rechtsgeldig afschrift kon worden gelaten en het exploot te groot was voor de brievenbus.
2.3.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de omstandigheid dat het exploot (met producties) te groot is voor de brievenbus, niet worden beschouwd als een feitelijke onmogelijkheid als bedoeld in artikel 47 lid 1 Rv. Blijkens de parlementaire geschiedenis moet daarbij immers worden gedacht aan omstandigheden zoals natuurrampen, georganiseerde weerstand en bedreiging met geweld. Daarnaast zijn recent wel de RIVM-richtlijnen rondom de Corona-pandemie als een feitelijke onmogelijkheid aangemerkt, al ging het daar om de vraag of het exploot mocht worden achtergelaten aan het woonadres als het door de RIVM-richtlijnen feitelijk onmogelijk was het exploot in persoon te betekenen [1] . Aan omstandigheden als hiervoor genoemd kan de omvang van de dagvaarding met producties niet worden gelijkgesteld. De voorschriften van artikel 47 Rv dienen tot doel om een zo groot mogelijke zekerheid te verkrijgen dat het exploot degene voor wie het bestemd is bereikt. Na betekening in persoon en achterlating aan het woonadres bevat verzending per post de minste waarborgen. Er mag daarom worden verwacht dat de maximale inspanning wordt betracht om op de wijze die de meeste waarborgen biedt te betekenen alvorens het exploot ter post wordt bezorgd. In dit geval is onvoldoende gebleken dat het exploot niet aan het woonadres van gedaagde kon worden achtergelaten. Wellicht had het pakket met stukken in meerdere kleinere pakketjes kunnen worden opgesplitst en in delen door de brievenbus kunnen worden bezorgd, had het op een andere plek dan de brievenbus kunnen worden achtergelaten of had kunnen worden volstaan met het achterlaten van alleen de dagvaarding (17 pagina’s) waarna de producties op een later moment bij akte in het geding hadden kunnen worden gebracht.
2.4.
Nu de dagvaarding leidt aan een gebrek dat nietigheid met zich brengt, zal de rechtbank overeenkomstig artikel 121 Rv het tegen gedaagde verleende verstek herroepen en eiser in de gelegenheid stellen het gebrek te herstellen. Daartoe zal de zaak naar de rolzitting van 10 mei 2023 worden verwezen. Voor het overige zal de rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
herroept het tegen gedaagde verleende verstek,
3.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
10 mei 2023voor het nemen van een akte door eiser over hetgeen is vermeld onder nummer 2.3,
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.B. Faber-Siermann en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2023. [2]

Voetnoten

1.Hoge Raad 19 juni 2020, NJ 2020/368.
2.type: 7.12