ECLI:NL:RBNNE:2023:1464

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
18/850034-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van hennepteelt in een professionele kwekerij met aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een grootschalige hennepteelt in Foxhol. De verdachte, geboren in 1981, werd beschuldigd van het medeplegen van hennepteelt in de periode van 1 april 2018 tot en met 4 juni 2018. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen opzettelijk hennep heeft geteeld, wat resulteerde in de ontdekking van een professionele hennepkwekerij met duizenden planten. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting, maar zijn advocaat was wel aanwezig en voerde verweer. De verdediging stelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank erkende deze overschrijding, maar oordeelde dat dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De rechtbank hield echter rekening met de overschrijding bij de strafmaat.

De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank overwoog dat de verdachte een beperkte rol had gespeeld in de hennepteelt en dat zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een langdurige alcoholverslaving, in strafverminderende zin moesten worden meegewogen. De rechtbank benadrukte dat het telen van hennep schadelijk is voor de maatschappij en dat de verdachte had bijgedragen aan de instandhouding van het drugscircuit.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/850034-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 april 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 maart 2023.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. A. Allersma, advocaat te Groningen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 april 2018 tot en met 4 juni 2018 te
Foxhol, gemeente Midden-Groningen, in elk geval in het arrondissement Noord-Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk, in de uitoefening van een beroep of bedrijf,
heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] )
2772 hennepstekken, 232 hennep(moeder)planten en/of 3742 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet; althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer andere/onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 01 april 2018 tot en met 4 juni 2018 te Foxhol, gemeente MiddenGroningen, in elk geval in het arrondissement Noord-Nederland
met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres] ), ongeveer 2772 hennepstekken, 232 hennep(moeder)planten en/of 3742 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 04 juni 2018 te Foxhol, gemeente Midden-Groningen, in elk geval in het arrondissement Noord-Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door voor die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of die andere/onbekend gebleven persoon/personen in voornoemd pand hennepplanten te stekken en/of te onderhouden/verzorgen.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging. De algemene beginselen van een behoorlijke procesorde brengen met zich dat de officier van justitie bij de vervolging een belangenafweging dient te maken. Indien de officier van justitie een besluit neemt dat hij in redelijkheid niet had mogen maken, dan dient hij niet-ontvankelijk te worden verklaard. Volgens vaste rechtspraak kan undue delay niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Echter, gelet op de zeer minimale rol die verdachte heeft gespeeld, dient de forse overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak verdergaande consequenties te krijgen. De officier van justitie heeft in dit geval niet over mogen gaan tot vervolging van verdachte; hij had de dagvaarding in moeten trekken.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie wel ontvankelijk is.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn. Het is echter vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat overschrijding van de redelijke termijn niet kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Voorts is er geen sprake van een vervolgingsbeslissing die het openbaar ministerie in redelijkheid niet heeft kunnen nemen. De rechtbank zal met de overschrijding van de redelijke termijn wel rekening houden bij de strafmaat.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft verklaard dat hij wel aanwezig was in de hennepkwekerij, maar dat hij nergens aan mocht komen. Verdachte was op dat moment zwaar verslaafd aan alcohol. Het is om die reden aannemelijk dat de medeverdachten ook niet wilden dat verdachte zich bemoeide met het miljoenenbedrijf. Verdachte heeft aangegeven dat hij tosti’s heeft gemaakt voor degenen die in de hennepkwekerij aan het werk waren. Nu verdachte geen substantiële bijdrage heeft geleverd aan de hennepteelt, kan het primair ten laste gelegde medeplegen niet wettig en overtuigend bewezen worden. Ook voor de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid dient verdachte vrijgesproken te worden. In de tenlastelegging wordt aangegeven waaruit de medeplichtigheidshandelingen zouden hebben bestaan, namelijk het stekken van hennepplanten of het onderhouden/verzorgen van hennepplanten. Het dossier bevat geen bewijs dat verdachte zich daarmee heeft bezig gehouden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 5 juni2018, opgenomen op pagina 1339 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017336175 d.d. 1 juli 2019, inhoudend als relaas van verbalisanten:
In het perceel [adres] , werd op 4 juni 2018 ter opsporing en inbeslagneming op grond van artikel 9 lid 1 onder B van de Opiumwet en artikel 96 van het Wetboek van Strafvordering binnengetreden. Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij met planten aanwezig was. Het pand betreft een leegstaand voormalig fabriekspand. Na het binnentreden zagen wij, verbalisanten, dat er zeven kweekruimtes waren met in totaal 2.772 hennepstekken, 232 hennepmoederplanten en 3.438 hennepplanten. Wij, verbalisanten, constateerden op grond van onze kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. Wij, verbalisanten, constateerden, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanhouding d.d. 4 juni 2018, opgenomenop pagina 1178 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op maandag 4 juni 2018 omstreeks 07.45 uur bevonden wij, verbalisanten, ons in het pand aan de [adres] l te Foxhol. In de kelder van het pand troffen wij meerdere in werking zijnde kweekruimtes aan. Aan het einde van een lange gang zagen wij een luik dat toegang gaf tot een ruimte onder een trapportaal. Nadat dit luik was geopend, zagen wij dat er drie mannen in deze ruimte aanwezig waren. Hierop hielden wij als verdachte aan: [verdachte] , geboren op 24 januari 1981.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal camerabeelden [adres] Foxhol d.d. 9 oktober 2018, opgenomen op pagina 1300 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant:
Vanaf 9 februari 2018 tot en met 17 mei 2018 is er een camera gericht op het perceel [adres] te Foxhol geplaatst. Uit de camerabeelden blijkt dat wekelijks (maandag en donderdag) een witte bestelauto gekentekend [kenteken] het pand bezoekt. Men verblijft daar dan een groot deel van de dag (‘s ochtends en ‘s middags). De bus staat op naam van [medeverdachte 1] geboren op [geboortedatum] -1979.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van observatie donderdag 12 april 2018
d.d. 17 april 2018, opgenomen op pagina 1302 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten:
Wij hebben op donderdag 12 april 2018 tussen 12.00 uur en 18.05 uur geobserveerd en daarbij hebben wij de volgende waarnemingen en bevindingen gedaan:
16:45 - Zagen wij dat de witte Iveco, voorzien van het kenteken [kenteken] , uit de garage van perceel Avebe-Weg 13 te Foxhol vertrok. Wij zagen dat er meerdere personen in het voertuig zaten.
16:50 - Zag ik dat de Iveco stopte op de Ambachtsweg te Hoogezand, ter hoogte van [bedrijf] . Ik zag dat 2 personen uit de Iveco kwamen en in een zwarte Volkswagen Golf, voorzien van het kenteken [kenteken] , stapten. Ik zag dat beide voertuigen hierna vertrokken. Genoemde Golf staat op naam van [medeverdachte 2] .
18:02 - Zag ik dat de bestuurder van de Volkswagen Golf de te naam gestelde van het voertuig was. Ik herkende hem middels een aan ons verstrekte foto.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 10 mei 2018, opgenomen op pagina1314 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant:
Van het telefoonnummer [telefoonnummer] t.n.v. [medeverdachte 2] , werden op bevel van de officier van justitie de historische verkeersgegevens opgevraagd over de periode 25 november 2017 tot en met 25 april 2018.
Uit de verkregen gegevens blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer] t.n.v. [medeverdachte 2] 112 maal contact heeft met + [telefoonnummer] t.n.v. [verdachte] . Uit historische verkeersgegevens van + [telefoonnummer] t.n.v. [medeverdachte 1] blijkt dat + [telefoonnummer] t.n.v. [verdachte] ook een contact is van + [telefoonnummer] t.n.v. [medeverdachte 1] .
Uit camerabeelden tussen 9 februari 2018 en 5 juni 2018 blijkt van bewegingen met voertuigen aan de [adres] te Foxhol. De bewegingen bestaan uit het in- en uitrijden op donderdagen en maandagen met onder meer de Iveco bestelbus voorzien van het kenteken [kenteken] t.n.v. [medeverdachte 1] . De bestelbus rijdt dan tussen 6.47 uur en 8.03 uur de garage van [adres] te Foxhol binnen. Uit de historische gegevens blijkt dat tussen 26 maart 2018 en 19 april 2018 iedere donderdag en maandag, tussen [telefoonnummer] t.n.v. [medeverdachte 2] en + [telefoonnummer] t.n.v. [verdachte] contact plaatsvindt tussen 05.00 uur en 05.28 uur. De tijd tussen de gesprekken die gevoerd worden en het naar binnen rijden van de Iveco bus [kenteken] is tussen 1 uur en 47 minuten en 1 uur en 35 minuten. Volgens Google Maps is de reisduur tussen Den Helder en Foxhol 1 uur en 49 minuten.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 juni 2018,opgenomen op pagina 1151 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
V: Op donderdag 12 april 2018 zag het observatieteam dat de witte Iveco bus van [medeverdachte 1] , voorzien van kenteken [kenteken] , het pand op het [adres] verliet. Dit was omstreeks 16:30 uur. In de bus zaten 3 mannen waaronder [medeverdachte 1] en jij. Op de Ambachtsweg te Hoogezand ter hoogte van “ [bedrijf] ” stapten twee mannen uit en namen vervolgens plaats in jouw VW Golf, kenteken [kenteken] . Jij bent herkend als bestuurder. We weten dat [verdachte] met jou mee reed.
A: Ja, zo kan het wel gegaan zijn.
V: Kreeg je dan opdracht daar naar toe te komen of ging het anders?
A: Ik kreeg de opdracht om te komen en dan moest ik de Iveco volgen. Die stopte ergens waarop [verdachte] en ik overstapten.
V: Vanaf wanneer gaat [verdachte] met jou mee?
A: Vanaf maart volgens mij. Dat moet dan vanaf maart dit jaar zijn.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Eind 2017 en begin 2018 komen er meerdere meldingen via Meld Misdaad Anoniem binnen dat er een hennepkwekerij zou zijn gevestigd in het [adres] te Foxhol. De daarop volgende warmtebeeldopname en netwerkmeting duiden op de aanwezigheid van een hennepkwekerij. Op 4 juni 2018 is het pand doorzocht. De politie treft daar een zeer professionele hennepkwekerij aan bestaande uit zeven kweekruimtes met in totaal 2.772 hennepstekken, 232 hennepmoederplanten en 3.438 hennepplanten. Daarnaast worden verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] ter plekke aangetroffen en aangehouden.
Uit bovenstaande bewijsmiddelen blijkt dat verdachte sinds maart 2018 betrokken is bij de hennepkwekerij. Op 4 juni 2018 is hij er samen met medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 1] op heterdaad aangehouden. In de weken daartussen is verdachte twee keer per week in de ochtend samen met medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 1] naar de hennepkwekerij gereden en is daar vervolgens een groot deel van de dag gebleven. Verdachte heeft zich enkel op zijn zwijgrecht beroepen en heeft geen verklaring willen geven over zijn aanwezigheid in en betrokkenheid bij de hennepkwekerij. De raadsman heeft aangegeven dat verdachte tegenover hem zou hebben verklaard dat hij in de hennepkwekerij slechts tosti’s maakte voor degenen die in de hennepkwekerij aan het werk waren. Deze verklaring vindt echter geen steun in de verklaring van de medeverdachten en het komt de rechtbank ook onaannemelijk voor dat verdachte telkens vanuit Den Helder naar Foxhol is gereisd en daar een groot deel van de dag in de kwekerij heeft verbleven enkel om de medeverdachten van tosti’s te voorzien. De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] uitvoeringshandelingen heeft verricht met betrekking tot het telen van hennep en dat hij derhalve actief betrokken is geweest bij de exploitatie van de hennepkwekerij.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 april 2018 tot en met 4 juni 2018 te Foxhol, gemeente Midden-Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, heeft geteeld, bereid, bewerkt en verwerkt, 2772 hennepstekken, 232 hennep(moeder)planten en/of 3438 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op:

medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie heeft bij zijn strafeis rekening gehouden met het feit dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn, de zeer minimale rol van verdachte en de persoonlijke omstandigheden van verdachte op het moment dat hij betrokken raakte bij de hennepkwekerij.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is enkele weken als medepleger betrokken geweest bij een zeer professionele hennepkwekerij. Het telen van hennep veroorzaakt overlast en schade voor de maatschappij. Softdrugs zijn immers stoffen die bij (langdurig) gebruik kunnen leiden tot schade aan de gezondheid en tot verslavingsproblematiek. Daarnaast gaat hennepteelt en de handel in verdovende middelen vaak gepaard met verschillende vormen van criminaliteit, zoals geweldsdelicten en vermogenscriminaliteit. Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van het drugscircuit en de daaraan gerelateerde criminaliteit.
In de oriëntatiepunten van het LOVS wordt voor een hennepkwekerij van 500 tot 1.000 hennepplanten een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden gehanteerd. De omvang van de hennepkwekerij in onderhavige zaak betreft een veelvoud van 1.000 planten, namelijk ruim 4.000 planten.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor Opiumwet gerelateerde delicten.
Overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak is sprake van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. Op grond van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden heeft iedere verdachte het recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Verdachte is op 4 juni 2018 in verzekering gesteld. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en zijn advocaat op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Van bijzondere omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. Dat de beoordeling van het dossier en de planning van de zitting te lang op zich hebben laten wachten is in deze zaak niet toe te rekenen aan de verdediging.
De redelijke termijn is in aanzienlijke mate overschreden, te weten bijna 3 jaar. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding een sterke matiging van de op te leggen straf tot gevolg dient te hebben en dat een gevangenisstraf niet meer passend is, ook niet in voorwaardelijke vorm.
Uit het reclasseringsrapport van Fivoor d.d. 3 februari 2021, dat in het kader van een andere verdenking is opgemaakt, blijkt dat er bij verdachte sprake is van een langdurige en hardnekkige verslaving aan alcohol. Dit was ten tijde van onderhavige verdenking ook het geval. In die kwetsbare situatie is verdachte door medeverdachte [medeverdachte 2] bij het strafbare feit betrokken geraakt. De rechtbank acht daarnaast de rol van verdachte ook kleiner dan die van de medeverdachten. De rechtbank houdt met het voorgaande in strafverminderende mate rekening.
De rechtbank komt derhalve, alles afwegende, tot een aanzienlijk lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank ziet echter geen redenen om te volstaan met de enkele schuldigverklaring zonder oplegging van straf, zoals de raadsman heeft betoogd. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en het reclasseringsrapport ziet de rechtbank tot slot geen aanleiding tot het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 60 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B.W. Venema, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. H.R. Bracht, rechters, bijgestaan door mr. G. Langius, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 april 2023.
Mr. H.R. Bracht is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.