Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. Primair, 2., 3., 4. En 5 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van het voorarrest, oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, met de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel en oplegging van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Tevens heeft hij aangevoerd dat de verdediging zich kan vinden in oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, met de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel, en oplegging van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking. Verdachte is gemotiveerd voor behandeling en hij beseft dat dit wel eens jaren kan gaan duren, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit de diverse rapporten en het onderzoek ter terechtzitting. De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychologisch rapport opgemaakt door dr.
D.J. Burck, GZ-psycholoog, op 26 juli 2022 het psychiatrisch rapport opgemaakt door C.J.F. Kemperman, psychiater, op 1 februari 2023 en het aanvullend psychologisch rapport opgemaakt door dr. D.J. Burck, op 23 februari 2023. Reclassering Nederland heeft adviezen opgemaakt op 28 augustus 2022 en 9 maart 2023. Het dossier bevat het uittreksel uit de justitiële documentatie.
Strafmotivering
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in zijn hoedanigheid als stagair en -na beëindiging van zijn opleiding- als vrijwilliger, schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met twee jongetjes van destijds vijf jaar, het corrumperen en een gewoonte maken van het vervaardigen en bezitten van kinderpornografische afbeeldingen. Verdachte liep in het kader van zijn PABO- opleiding stage bij de kleuterklas op een basisschool. De twee slachtoffers zagen verdachte als hun meester en hij heeft in twee verschillende toiletten van het schoolgebouw seksuele handelingen met hen gepleegd en hij heeft hen getuige laten zijn van seksuele handelingen die hij bij zichzelf pleegde. Ook heeft hij meerdere keren seksuele handelingen met een van de slachtoffers gepleegd in het klaslokaal waar ook andere kinderen en mogelijk de docent aanwezig waren. Zij hebben hier niets gemerkt. Verdachte heeft van alle seksuele handelingen met zijn mobiele telefoon opnames gemaakt. Deze opnames heeft hij nadien bewerkt tot verschillende video’s en foto’s, zodat hij dit beeldmateriaal later kon terugkijken.
Door zijn handelwijze heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van de minderjarige en kwetsbare slachtoffers geschonden. Het is algemeen bekend dat slachtoffers -zeker als het gaat om kinderen in de genoemde leeftijd- van dergelijke feiten nog gedurende lange tijd nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Bovendien heeft de verdachte door zijn handelen ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de ouders in de docenten van de school, aan wie zij hun jonge kinderen toevertrouwen hebben gesteld. Ouders moeten er vanuit kunnen gaat dat hun kinderen op school veilig zijn. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf bij dergelijke ernstige delicten het uitgangpunt dient te zijn. Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij nog niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting de ontuchtige handelingen en het maken van opnames hiervan bekend. Tevens heeft hij zijn medewerking verleend aan een psychologisch en psychiatrisch onderzoek. De conclusies van deze onderzoeken luiden, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een autisme spectrum stoornis, een pedofiele stoornis en een andere gespecificeerde parafilie saliromanie. Op grond van zijn autisme spectrum stoornis kan verdachte zich niet goed inleven in anderen, is hij beperkt vaardig om zich in een ander te verplaatsen en hij kent ook een beperkte affectieve empathie, waarbij hij ook de consequenties van zijn gedrag onvoldoende overziet en onvoldoende naar alternatieven zoekt. Door de psychiater is nog geconcludeerd dat sprake was van een seksuele stuwing met aspecten van hyperseksualiteit en een ‘novelty seeking’, waarbij verdachte extreme excessieve prikkels heeft verkend. Beide gedragsdeskundigen hebben geconcludeerd dat het bewezenverklaarde verdachte door zijn stoornis in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden is en zal deze straf opleggen. Omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring is gekomen dan de officier van justitie is dit een zwaardere straf dan is gevorderd. De rechtbank is echter van oordeel dat deze straf desondanks passend is gelet op de ernst van de feiten.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Motivering van de maatregelen
De rechtbank zal aan verdachte tevens de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBSmaatregel) opleggen. Blijkens de hiervoor al genoemde [instelling 2] en psychologische onderzoeken bestond bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. De onder 2., 3. en 5 bewezenverklaarde feiten betreffen misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Het gaat bovendien om misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat in beginsel een ongemaximaliseerde TBS-maatregel opgelegd zou kunnen worden. Verder eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van de TBS-maatregel.
De rechtbank heeft haar oordeel gegrond op de adviezen van voornoemde gedragsdeskundigen.
De psycholoog heeft onder meer het volgende geconcludeerd:
Het risico dat verdachte opnieuw tot een soortgelijk zedenmisdrijf komt wanneer er geen behandeling plaatsvindt is hoog. De relatief jonge leeftijd van verdachte en het gegeven dat sprake is van mannelijke extrafamiliale slachtoffers vormen statistisch gezien het voornaamste risico. De beperkte sociale vaardigheden, zijn lage zelfbeeld, zijn sociale isolatie, maar ook zijn sterke seksueel preoccupatie en de emotionele identificatie met kinderen, zijn dynamische risicofactoren waaraan in behandeling kan worden gewerkt. Geadviseerd wordt een klinische behandeling die verdachte inzicht geeft in de aard van zijn stoornis en die hem handvatten biedt om daarmee om te gaan. Verdachte is kwetsbaar en verwacht wordt dat hij beter van een dergelijke behandeling zal kunnen profiteren vanuit een klinische setting met een duidelijke structuur. Een laag beveiligingsniveau volstaat, maar er moet wel controle op het gebruik van sociale media mogelijk zijn. In de periode dat verdachte in detentie verbleef is hij ambivalent gebleven ten aanzien van behandelmotivatie en heeft hij zich bovendien steeds meer teruggetrokken uit het sociale contact. Er zijn daardoor onvoldoende aanknopingspunten om de behandeling in te zetten in een vrijwillig kader. Waarschijnlijk zal om diezelfde reden ook een behandeling in het kader van TBS met voorwaarden niet realistisch zijn. Daarom wordt geadviseerd de behandeling in te zetten in het kader van een TBS-maatregel met verpleging van overheidswege. Wanneer echter wordt besloten om een maatregel TBS met voorwaarden op te leggen dan wordt geadviseerd om daarnaast ook een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking op te leggen.
De psychiater heeft onder meer het volgende geconcludeerd:
Verdachte is jong, heeft nooit samengewoond, pleegde ontucht bij extrafamiliaire mannelijke slachtoffers, heeft nauwelijks positieve sociale contacten, een beperkt vermogen tot een langduriger stabiele relatie, een emotionele identificatie met kinderen, voelt zich snel afgewezen en eenzaam, heeft een verminderde interesse in het welzijn van anderen, kan impulsief reageren met ook ontoereikende probleemoplossingsvaardigheden, is seksueel gepreoccupeerd, gebruikt seks als coping en heeft een deviante seksuele interesse. Dit betekent een hoog recidiverisico volgens de risicotaxatie en vanuit klinisch oogpunt. Geadviseerd wordt om te starten met een klinische behandeling bij een instelling als de [instelling 2] (hierna: [instelling 2] ) [instelling 2] , een instelling die in staat is zowel met autisme spectrum stoornissen als zedendelinquentie om te gaan en vervolgens toe te werken naar een beschermde woonsituatie. Omdat verdachte vanuit het verleden naar voren komt als nog niet toe aan behandeling en nauwelijks gemotiveerd is, met een passief afhankelijke grondattitude, is het van belang te waarborgen dat verdachte niet onbehandeld in de maatschappij terugkeert en dat het recidiverisico wordt verlaagd. Daarom wordt geadviseerd nader te onderzoek of een behandeling in het kader van een TBS met voorwaarden mogelijk is.
Door de reclassering is positief geadviseerd over een TBS met voorwaarden en de reclassering heeft voorwaarden geformuleerd waaronder zij het toezicht kan uitoefenen. Gelet op het hoge risico adviseert de reclassering dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS met voorwaarden te bevelen en tevens een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking op te leggen. Dit aanvullende kader biedt samen met de geadviseerde TBS een ruimer forensisch vangnet richting resocialisatie. De reclassering vindt dit nodig omdat gedurende de behandeling moet blijken of verdachte leerbaarheid is. Dit maakt dat de duur van de TBS met voorwaarden mogelijk onvoldoende zal zijn om tot de gewenste gedragsverandering te komen en de risico’s voldoende te beperken. Verdachte zal vanwege de complexe problematiek vermoedelijk langdurig afhankelijk zijn van begeleiding en externe controle.
De rechtbank kan zich met de inhoud, de conclusies en adviezen van de gedragsdeskundigen en de reclassering verenigen en neemt deze over, voor zover het gaat om het advies om aan de verdachte een TBS-maatregel op te leggen.
De rechtbank zal, gelet op de adviezen van de psychiater en de reclassering, niet bevelen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd, zoals door de psycholoog is geadviseerd. Wel zal de rechtbank ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, de na te noemen voorwaarden stellen betreffende het gedrag van verdachte. Verdachte heeft zich bereid verklaard de voorwaarden na te leven.
De rechtbank zal onder meer bepalen dat verdachte zich klinisch laat opnemen in [instelling 2] . Op dit moment is er nog geen plek bij deze instelling. Omdat de kans aanwezig is dat na de detentie van verdachte nog steeds geen plek is, zal de rechtbank ook als voorwaarde opleggen dat verdachte, als dat nodig mocht zijn, meewerkt aan overbruggingszorg. De rechtbank zal in afwijking van het advies van de reclassering niet als voorwaarde opleggen dat verdachte verplicht is medicatie in te nemen op aanwijzing van de zorginstelling. Het is onduidelijk welke medicatie dit zou moeten zijn en waarom dit nodig is. De rechtbank zal ook als voorwaarde opleggen dat verdachte op geen enkele wijze contact met minderjarigen mag hebben en zoeken en bepalen dat als dit contact onvermijdelijk is er begeleiding is van een door de reclassering goedgekeurd volwassen persoon. Gelet op de recente jurisprudentie van de Hoge Raad met betrekking tot de voorwaarde van toezicht op de gegevensdragers van verdachte, zal de rechtbank deze voorwaarde wel opleggen maar concreter formuleren dan door de reclassering is geadviseerd.
De rechtbank zal niet bevelen dat de TBS-maatregel dadelijk uitvoerbaar is, omdat verdachte bij een eventueel hoger beroep nog steeds gedetineerd zal zijn in verband met de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waardoor een dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel geen meerwaarde heeft.
De rechtbank zal -naast de maatregel van TBS met voorwaarden- tevens een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na afloop van de TBS-maatregel onder toezicht te stellen indien dat in verband met alsdan bestaande risico's noodzakelijk is.
Ook ten aanzien van het opleggen van deze maatregel heeft de rechtbank acht geslagen op de hierboven aangehaalde conclusies van de gedragsdeskundigen en het advies van de reclassering. Hieruit komt onder meer naar voren dat de problematiek van verdachte structureel van aard is en dat langdurige behandeling en begeleiding nodig is om de hoge kans op recidive te verkleinen. Het is de vraag en afhankelijk van de leerbaarheid van verdachte of binnen de maximale tijd van de TBS met voorwaarden de benodigde langdurige behandeling van verdachte kan plaatsvinden en dat binnen die termijn het recidiverisico in voldoende mate kan worden ingeperkt. Gelet hierop vindt de rechtbank het noodzakelijk om het toekomstige recidiverisico te beperken en de gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr te opleggen. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel, en indien nodig onder welke voorwaarden, zal in de laatste fase van de aan verdachte opgelegde TBS-maatregel plaatsvinden. Een risicotaxatie van het dan aanwezige recidivegevaar dient in het kader van die beoordeling plaats te vinden.