ECLI:NL:RBNNE:2023:1451

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
18/305060-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door steekincident in Veendam

Op 7 april 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 november 2022 in Veendam een steekincident heeft gepleegd. De verdachte heeft het slachtoffer met een mes in de rug gestoken, wat leidde tot een ernstige verwonding. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor poging tot doodslag en hem een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van € 6.923,25 aan schadevergoeding, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 1 week, omdat de verdachte een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd binnen de proeftijd van de eerdere veroordeling. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen en de forensische rapportages bevestigd en de verweren van de verdediging verworpen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard, wat heeft geleid tot de bewezenverklaring van de poging tot doodslag.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/305060-22
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/073540-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 april 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 maart 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.R.M. Schaap, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 november 2022 te Veendam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, hebbende verdachte met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de bovenrug nabij de linkerschouder van die
[slachtoffer] gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 november 2022 te Veendam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen hebbende verdachte met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de bovenrug nabij de linkerschouder van die [slachtoffer] gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het wettig bewijs ontbreekt.
De forensisch medische letselrapportage bevat volgens de raadsvrouw geen gedegen onderzoek. De raadsvrouw heeft betoogd dat de deskundige enkel op basis van foto’s van slechte kwaliteit niet de conclusie kon trekken dat de diepte van de wond groter lijkt dan de lengte van de wond. Ook is de medische informatie van het UMCG d.d. 21 december 2022, waarnaar wordt verwezen in de forensisch medische letselrapportage, niet bijgevoegd en daarom niet te controleren. De raadsvrouw is van oordeel dat op basis van deze rapportage niet vastgesteld kan worden dat er sprake is van een steekwond en of deze steekwond bewust is veroorzaakt. Er kan niet worden vastgesteld waar het letsel door is ontstaan. Een mogelijkheid is dat het letsel is ontstaan tijdens de worsteling.
Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer] en [naam] ongeloofwaardig zijn. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte in de aanloop naar het incident naar hem toe is gelopen, terwijl dit juist andersom is, zo blijkt uit de verklaring van de verdachte en uit de camerabeelden. [naam] lijkt zijn verklaring op dit punt, mogelijk onder druk, te hebben aangepast aan de verklaring van [slachtoffer] .
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van het gebruik van onderstaande bewijsmiddelen het volgende.
De forensische medische letselrapportage is naar het oordeel van de rechtbank bruikbaar voor het bewijs. Hoewel het de voorkeur had gehad dat de medische informatie van het UMCG d.d. 21 december 2022 was bijgevoegd, is dat niet noodzakelijk voor het gebruik van de rapportage als bewijsmiddel. Dit geldt ook ten aanzien van het gebruik van de in het rapport opgenomen foto’s. Hoewel het kwalitatief niet de beste foto’s zijn, waren zij kennelijk van voldoende kwaliteit voor de forensisch arts om op basis daarvan te oordelen over de verwondingen. De rechtbank stelt daarbij voorop dat de deskundigheid en de betrouwbaarheid van de forensisch arts niet ter discussie staan. Er bestaat dan ook geen reden om te twijfelen aan de door de forensisch arts getrokken conclusies. Dit klemt te meer nu het rapport kennelijk aan een collegiale review is onderworpen en een tweede deskundige de rapportage heeft getoetst op volledigheid, leesbaarheid en consistentie en alle aanbevelingen heeft overgenomen.
Ten aanzien van de bruikbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] en [naam] overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de door [slachtoffer] en [naam] afgelegde verklaringen. De verklaringen sluiten op elkaar aan en worden bovendien vrijwel geheel bevestigd door hetgeen te zien is op de camerabeelden. Zo is op de beelden te zien dat verdachte vlak achter [slachtoffer] aanrent tot aan de deur van [bedrijf] en dat hij zelfs nog weer terug rent op het moment dat [slachtoffer] weer even de deur opent. De verklaring van [slachtoffer] dat hij in zijn rug wordt gestoken wordt bovendien ondersteund door de forensisch medische letselrapportage. Dat [slachtoffer] , zoals blijkt uit de camerabeelden, onjuist heeft verklaard over de aanloop van het incident, doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af.
De rechtbank verwerpt daarom de verweren van de verdediging en zal zowel de forensisch medische letselrapportage als de verklaringen van [slachtoffer] en [naam] voor het bewijs gebruiken.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 24 maart 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik op 17 november 2022 in de [bedrijf] in Veendam was. [slachtoffer] kwam naar mij toe en wij zijn daarna samen naar buiten gegaan. Er ontstond toen een conflict. Er werd geduwd en getrokken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 november 2022,opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022305976 d.d. 14 december 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Gisteren, 17 november 2022, ging ik een kopje koffie drinken bij de [bedrijf] te Veendam. Ik zag op een gegeven moment dat [verdachte] binnenkwam. We zijn samen naar buiten gelopen. Hij duwde mij. Ik zag dat hij op een gegeven moment een klein mes uit zijn rechterjaszak pakte. Het lemmet had ongeveer een lengte ongeveer 10-15 cm. Ik ben weggerend en zag dat hij met het mes in zijn rechterhand achter mij aan rende. Ik keek achterom en zag dat hij met een opgeheven rechterarm, met het lemmet naar beneden, een beweging maakte van boven naar beneden, ik voelde toen dat ik aan dat ik in mijn rug werd gestoken, ik voelde een warme pijn achter bij mijn linkerschouderblad. Ik rende verder en hij rende achter mij aan. En vervolgens ben ik de [bedrijf] in gerend. Ik zei daar dat ik neergestoken was. Ik voelde iets warms over mijn rug lopen en ik zei tegen [naam] dat ik geraakt was door [verdachte] . In het ziekenhuis heb ik 4 hechtingen gekregen en pijnstillers.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 november 2022,opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Naar aanleiding van een op 17 november 2022 plaatsgevonden steekincident te Veendam werd door mij, verbalisant [verbalisant] , camerabeelden bekeken afkomstig van een in en aan de buitenzijde van [bedrijf] , Bocht Oosterdiep 29 te Veendam, aangebrachte observatie/bewakingscamera.
17-11-2022 Thu 19:12:03
[slachtoffer] neemt plaats aan de bar.
17-11-2022 Thu 19:14:42
Man komt [bedrijf] binnen. Ik, [verbalisant] , herken de man op deze camerabeelden als de mij bekende [verdachte] .
17-11-2022 Thu 19:18:33
[slachtoffer] en [verdachte] verlaten [bedrijf] .
17-11-2022 Thu 19:21:19
Twee personen komen hard rennend aangelopen in de richting van de toegangsdeur van [bedrijf] . De voorste persoon gaat [bedrijf] binnen. Het lijkt alsof de tweede persoon in eerste instantie ook naar binnen wil, echter hij loopt vanaf de toegangsdeur in de richting van de cameraopstelling. Deze persoon maakt hierbij enkele passen naar achterwaarts waarbij zijn aandacht kennelijk is gericht op de toegangsdeur van [bedrijf] . Vervolgens loopt deze persoon met versnelde pas opnieuw in de richting van de toegangsdeur van [bedrijf] . Ter hoogte van de deur aangekomen blijft hij kort staan en loopt hierna terug in de richting van de cameraopstelling.
17-11-2022 Thu 19:21:38
[slachtoffer] staat in het portaal bij de deur, trekt zijn jas half uit en draait met zijn rug in de richting van de cameraopstelling. [slachtoffer] draagt een donker t-shirt. Aan de onderzijde van zijn linkerschouderblad is op het t-shirt een donkere verkleuring te zien. Hij lijkt alsof [slachtoffer] aan de man zijn verwonding laat zien.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 23 november2022, opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
A: [slachtoffer] en [verdachte] gingen samen naar buiten en [slachtoffer] komt met een steekwond terug.
A: Korte tijd daarna kwam [slachtoffer] weer [bedrijf] binnen. Ik hoorde [slachtoffer] roepen: "Hij heeft mij gestoken". Ik zag toen een scheur in zijn jas en dat er bloed uit zijn rug kwam.
5. Een geneeskundige verklaring, op 25 januari 2023 opgemaakt en ondertekend door T. van Mesdag,forensisch arts, voor zover inhoudend, als zijn geneeskundige verklaring:

1. Hoe beschrijft u het letsel van het slachtoffer?

Rug links (foto 1-4): links op de rug ongeveer ter hoogte van de onderste punt van het schouderblad is naar schatting op 10 centimeter van de wervelkolom een verticaal georiënteerde, sterk wijkende, scherprandige en min of meer ovale huidonderbreking zichtbaar van naar schatting 2 tot 3 centimeter lengte. De uiteinden van de huidonderbreking lijken beide puntig. Er is onderhuids vetweefsel zichtbaar en in de diepte van de wond enig geronnen bloed (foto 1). De wond is gesloten met vier huidhechtingen (foto 2). Hoewel de diepte van de wond niet met zekerheid is vast te stellen lijkt de diepte groter dan de lengte van de wond. Het betreft naar alle waarschijnlijkheid een steekletsel.

8. In hoeverre is het aannemelijk dat het letsel is toegebracht met een mes of scherp voorwerp?

Het betreft een scherprandig letsel, naar alle waarschijnlijkheid een steekletsel. Ik acht het zeer aannemelijk dat het letsel is ontstaan door inwerking van scherp en/of puntig geweld. Gelet op de lokalisatie van het letsel op de rug acht ik het zeer waarschijnlijk dat het gaat om toegebracht letsel en niet om letsel dat accidenteel is ontstaan door een val in of op een scherp voorwerp, al dan niet door aangever zelf vastgehouden.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de bewezenverklaring het volgende.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft aangever in zijn rug gestoken. Als gevolg hiervan heeft aangever een steekverwonding opgelopen. De suggestie van de verdediging dat het letsel op een andere wijze is ontstaan dan door het steken in de rug wijst de rechtbank als onwaarschijnlijk van de hand, gelet op de conclusies van de forensisch arts.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van aangever – is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, kan niet zonder meer worden afgeleid dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg bewust heeft aanvaard, omdat ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Bepaalde gedragingen kunnen echter naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer in het leven heeft geroepen. Aangever is in zijn rug gestoken met een mes, waardoor hij een steekverwonding heeft opgelopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat de romp vitale organen bevat, waardoor fataal letsel kan ontstaan. Verdachte heeft daarom met zijn gedragingen de aanmerkelijke kans op de dood van aangever in het leven geroepen.
Verdachte heeft deze aanmerkelijke kans op de dood ook bewust aanvaard. De gedraging van verdachte, het met een mes in de rug van aangever steken, kan naar haar uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer op de dood van aangever gericht te zijn dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood bewust heeft aanvaard. Dat enige informatie over het mes ontbreekt, doet hier niet aan af. Het primaire feit, poging tot doodslag, is daarom wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 17 november 2022 te Veendam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, hebbende verdachte met een mes in de bovenrug nabij de linkerschouder van die [slachtoffer] gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primair poging tot doodslag

Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, geen standpunt ingenomen ten aanzien van de op te leggen straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer met een mes in zijn rug te steken bij een ruzie op straat. Het slachtoffer heeft ten gevolge daarvan een steekverwoning opgelopen die moest worden gehecht. De rechtbank acht dit een ernstig feit. Verdachte heeft door zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Bovendien zijn dergelijke geweldsmisdrijven ook zeer ingrijpend voor mensen die er direct of indirect mee worden geconfronteerd en kunnen ze leiden tot gevoelens van onrust en onveiligheid bij het slachtoffer en in de samenleving.
Gelet op de ernst van het feit is naar het oordeel van de rechtbank enkel een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Ter terechtzitting heeft verdachte zich niet bereid verklaard mee te werken aan deze bijzondere voorwaarden. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank acht, mede gelet op de LOVS-oriëntatiepunten en de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.923,25 ter vergoeding van materiële schade en € 5.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel toewijsbaar is met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente, omdat de kosten in een rechtstreeks verband staan met het feit en daarnaast voldoende onderbouwd worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij, gelet op de bepleite vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 17 november 2022.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 8 maart 2021 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 1 week voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 23 maart 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 22 februari 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde het bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van € 6.923,25 (zegge: zesduizend negenhonderddrieëntwintig euro en vijfentwintigcent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 november 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 6.923,25 (zegge: zesduizend negenhonderddrieëntwintig euro en vijfentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 1.923,25 aan materiële schade en € 5.000 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 69 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.073540-19:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 8 maart 2021, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. M.J.B. Holsink en mr. W. de Weijer, rechters, bijgestaan door mr. L.M. Jongman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 april 2023.
Mr. Holsink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.