In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 20 maart 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand in het kader van een strafzaak. De verzoeker, geboren in 1986 en vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. L. Fleskens, had in eerste instantie afgesproken om op betalende basis bijgestaan te worden. Later werd er een toevoeging aangevraagd, maar de rechtbank oordeelde dat de toevoeging niet geldt voor de gehele strafprocedure. De kosten die in rekening zijn gebracht voor werkzaamheden die meer dan vier weken voor de aanvraag van de toevoeging zijn verricht, komen niet voor vergoeding in aanmerking onder de toevoeging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker recht heeft op vergoeding van de kosten van rechtsbijstand tot een bedrag van € 1.923,90, evenals de kosten voor het indienen van het verzoekschrift, die zijn vastgesteld op € 680,-. De totale vergoeding die aan de verzoeker is toegekend bedraagt € 2.603,90. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor de officier van justitie en de gewezen verdachte.