ECLI:NL:RBNNE:2023:1336

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
18-168046-20 ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsbeslissing in strafzaak met parketnummer 18-168046-20

Op 4 april 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de ontnemingszaak met parketnummer 18-168046-20. De officier van justitie had op 15 februari 2023 een vordering ingediend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij een bedrag van € 52.121,52 werd gevorderd. Deze vordering was gebaseerd op het feit dat de veroordeelde, geboren in 1986, wederrechtelijk voordeel had verkregen uit strafbare feiten. De behandeling van de zaak vond plaats op 21 maart 2023, waarbij de veroordeelde aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat, mr. S.J. Nijhof.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de relevante stukken en het vonnis in de onderliggende strafzaak. In deze onderliggende zaak is de veroordeelde vrijgesproken van het tweede feit dat hem ten laste was gelegd. Aangezien de ontnemingsvordering betrekking had op dit vrijgesproken feit, heeft de rechtbank geoordeeld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in haar vordering. Dit betekent dat de rechtbank de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet toewijst.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit voorzitter mr. N.A. Vlietstra en de rechters mr. A. de Jong en mr. B. Broerse, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de beslissing.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-168046-20
Beslissing van de meervoudige kamer d.d. 4 april 2023 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] , wonende [adres] , hierna te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft op 15 februari 2023 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 52.121,52 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18-168046-20 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 21 maart 2023. Veroordeelde is verschenen, bijgestaan door mr. S.J. Nijhof, advocaat te Apeldoorn.

Overwegingen

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken van het voorbereidend onderzoek in de strafzaak met parketnummer 18-168046-20 tegen veroordeelde en het vonnis van deze rechtbank d.d. 4 april 2023 in onderliggende strafzaak.
De rechtbank heeft veroordeelde in de onderliggende strafzaak met parketnummer 18-168046-20 bij vonnis van 4 april 2023 vrijgesproken van hetgeen haar ten laste is gelegd onder feit 2.
Omdat de ontnemingsvordering ziet op bovengenoemd feit zal de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren.

Beslissing

De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering.
Deze uitspraak is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. A. de Jong en mr. B. Broerse, rechters, bijgestaan door mr. M. Linde, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 april 2023.