ECLI:NL:RBNNE:2023:1334

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
18-168046-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen dan wel medeplichtigheid aan hennepteelt en vrijspraak van witwassen

Op 4 april 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan hennepteelt en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan het telen van hennepplanten in een pand in Zurich, maar heeft haar vrijgesproken van de andere tenlastegelegde feiten. De verdachte was aanwezig bij de zitting, bijgestaan door haar raadsman, mr. S.J. Nijhof, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij, waaronder verklaringen van medeverdachten en de verdachte zelf. De rechtbank legde een taakstraf op van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De vordering van de benadeelde partij, Liander N.V., werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet direct aan de verdachte kon worden toegeschreven. De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen toegepast en benadrukt dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor strafbare feiten. De uitspraak is gedaan in het belang van de rechtsgang en de maatschappij, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-168046-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 april 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] , wonende [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 maart 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.J. Nijhof, raadsman te Apeldoorn.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 19 februari 2020 tot en met 9 april 2020, te Zurich , in de gemeente Súdwest-Fryslân, met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan of bij
[adres] , aldaar, een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 251, althans een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 19 februari 2020 tot en met 9 april 2020, althans in de periode van 1 januari 2020 tot en met 9 april 2020, te Zurich , althans in de gemeente Súdwest-Fryslân, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte 1] en/of
[medeverdachte 2] en/of onbekend gebleven persoon/ personen een personenauto te stellen en/of opruim werkzaamheden en/of werkzaamheden in de woning ten behoeve van de hennepkwekerij te verrichten;
2 zij, in of omstreeks de periode van 19 februari 2020 tot en met 10 april 2020, te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid die van (in totaal) ongeveer 4050 gram hennep en/of ongeveer 235, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks 19 februari 2020 tot en met 10 april 2020, te Leeuwarden, met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres] een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 4050 gram hennep en/of ongeveer 235, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks 19 februari 2020 tot en met 10 april 2020, te Leeuwarden, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of een/die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen, althans de huurovereenkomst van dat pand voor die [medeverdachte 3] te regelen en/of hennep te knippen en/of hennepplanten water te geven;
3
zij, in of omstreeks de periode van 1 juli 2018 tot en met 10 april 2020, althans in de jaren 2018 en/of 2019 en/of 2020, te Leeuwarden en/of te Zurich en/of te Munnikeburen , althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging, met (een) ander(en), althans alleen, voorwerpen, te weten geld (in totaal ongeveer € 102.396,64), hebben/heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van voorwerpen, te weten dat/die geld(bedrag(en)) gebruik hebben/heeft gemaakt, terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die voorwerpen (telkens) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf, en zij en/of haar mededader(s) van het plegen van dit feit (telkens) een gewoonte hebben/heeft gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor feit 1, gelet op het aantreffen van de in werking zijnde hennepkwekerij met 251 hennepplanten, de bekennende verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] dat verdachte heeft meegeholpen in de hennepkwekerij door potten schoon te maken die medeverdachte [medeverdachte 1] vervolgens vulde met nieuwe aarde.
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor feit 2 primair, gelet op het aantreffen van de in werking zijnde hennepkwekerij met 235 hennepplanten en 4050 gram hennep alsmede de bekennende verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd. Er is sprake van medeplegen, omdat verdachte medeverdachte [medeverdachte 1] heeft geholpen met het knippen van de hennep, wat als een essentieel onderdeel van het telen en bewerken van hennep moet worden gezien.
Ten aanzien van feit 3
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor feit 3, omdat er met de hennepkwekerij in Leeuwarden een geldbedrag is verdiend dat afkomstig is uit een misdrijf.
Het standpunt van de verdediging
Algemeen
De raadsman heeft bepleit verdachte niet te houden aan de verklaringen die zij bij de politie heeft afgelegd, omdat zij de Nederlandse taal niet machtig is en haar verklaringen daardoor niet op juistheid heeft kunnen controleren. De raadsman heeft er daarom voor gepleit uit te gaan van de ter terechtzitting afgelegde verklaringen van verdachte.
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 1, omdat bij verdachte het opzet ontbrak. Verdachte had geen opzet op het gronddelict en geen opzet op de medeplichtigheid. Uit de door verdachte verrichte handelingen blijkt niet van opzet op het telen van hennep en ook niet dat zij daaraan een bijdrage heeft geleverd.
Ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 2 wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De enkele wetenschap van een hennepkwekerij is onvoldoende bewijs om te komen tot medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan hennepteelt. Verdachte heeft ter zitting verteld dat zij weliswaar bij de politie heeft verklaard dat zij een aantal keren hennep heeft geknipt voor haar partner, maar dat dat niet waar is en dat zij dat alleen maar heeft verklaard om haar partner te helpen.
Ten aanzien van feit 3
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 3, omdat niet blijkt dat verdachte als (mede)pleger de beschikking heeft gehad over enig geldbedrag dat afkomstig is uit de hennepkwekerij.

Het oordeel van de rechtbank 1

Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1
Op 9 april 2020 is op het adres [adres] in Zurich een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen.
2
In twee kweekruimtes stonden in totaal 251 hennepplanten
3die ten minste zeven weken oud waren.
4Verdachte heeft verklaard dat zij samen met medeverdachte [medeverdachte 1] in de afgelopen week in totaal vier keer bij de hennepkwekerij is geweest en dat zij geholpen heeft door de planten water te geven.
5Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat verdachte heeft geholpen bij de hennepkwekerij door potten schoon te maken waarna medeverdachte
[medeverdachte 1] de potten voorzag van nieuwe aarde. Volgens medeverdachte [medeverdachte 1] onderhield hij de hennepkwekerij voor medeverdachte [medeverdachte 2] gedurende diens detentie.
6Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
De verklaringen die verdachte bij de politie heeft afgelegd (en die zijn neergelegd in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal) zijn consistent, worden ondersteund door andere bewijsmiddelen en zijn opgenomen met bijstand van een beëdigde tolk Roemeens . Verdachte heeft op meerdere momenten in het verhoor verklaard dat zij in de hennepkwekerij planten water heeft gegeven. Om voornoemde redenen houdt de rechtbank verdachte aan de verklaring die zij heeft afgelegd bij de politie. Bovendien wordt de verklaring van verdachte bij de politie ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] , in die zin dat ook hij aangeeft dat verdachte werkzaamheden in de hennepkwekerij heeft verricht, waardoor de rechtbank te meer reden heeft aan de juistheid van de verklaring van verdachte bij de politie niet te twijfelen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting niet aannemelijk is geworden, nu deze strijdig is met de overige hiervoor genoemde bewijsmiddelen.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat verdachte werkzaamheden in de woning aan [adres] te Zurich heeft verricht ten behoeve van de
hennepkwekerij door de hennepplanten water te geven en behulpzaam te zijn bij het verpotten van hennepstekken. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zowel opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn als opzet op het telen van hennep.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 2
Uit het dossier blijkt dat verdachte heeft verklaard dat zij hennep heeft geknipt in de hennepkwekerij in Leeuwarden, maar niet blijkt uit haar verklaring in welke periode zij dit heeft gedaan. Overigens blijkt uit het dossier, noch uit het onderzoek ter terechtzitting wanneer verdachte voor het laatst in de hennepkwekerij aanwezig is geweest, waardoor niet kan worden vastgesteld dat zij in de ten laste gelegde periode in de hennepkwekerij is geweest, nog los van de vraag of zij daar toen planten heeft geknipt. De betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde (als medepleger dan wel medeplichtige) in de ten laste gelegde periode is daardoor niet vast te stellen. Daarnaast blijkt niet dat verdachte wetenschap had van, dan wel enige beschikkingsmacht had over de aangetroffen hennep. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank spreekt verdachte vrij van feit 3. Zoals hiervoor is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich niet als medepleger dan wel als medeplichtige schuldig heeft gemaakt aan de hennepteelt in Leeuwarden. Voorts volgt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet dat verdachte geld heeft verdiend met haar handelen en heeft gedeeld in de opbrengst van de hennepkwekerij in Leeuwarden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de periode van 19 februari 2020 tot en met 9 april 2020, te Zurich , in de gemeente Súdwest-Fryslân, met elkaar opzettelijk hebben geteeld in een pand aan [adres] hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 19 februari 2020 tot en met 9 april 2020 te Zurich opzettelijk behulpzaam is geweest, door werkzaamheden in de woning ten behoeve van de hennepkwekerij te verrichten.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Medeplichtigheid aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en feit 2 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, en een taakstraf van 140 uur, subsidiair 70 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring, bepleit te volstaan met oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest gelet op de zorg die verdachte voor haar dochter draagt. Een taakstraf wordt door de raadsman als een passende strafmodaliteit gezien. Bij de hoogte van de straf dient rekening te worden gehouden met artikel 63 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.) en de overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Ook dient in de straf te worden verdisconteerd dat de hennepkwekerijen een relatief korte periode in werking waren.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het telen van een groot aantal hennepplanten in een pand in Zurich . De rechtbank is van oordeel dat het gedrag van verdachte hardleers is te noemen. Dat blijkt wel uit het feit dat zij een bijdrage heeft geleverd aan de hennepkwekerij in Zurich , terwijl zij kort daarvoor was aangehouden vanwege een bij haar thuis (in [plaats] ) aangetroffen in werking zijnde hennepkwekerij.
Hennepteelt is direct en indirect oorzaak van vele vormen van overlast en criminaliteit en levert schade op voor de maatschappij. Softdrugs kan immers bij langdurig gebruik leiden tot gezondheidsschade.
Verdachte heeft zich hier kennelijk niet om bekommerd.
Documentatie
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van 13 februari 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank houdt rekening met het bepaalde in artikel 63 Sr.
Persoon van verdachte
Uit het reclasseringsadvies van 5 juli 2022, opgesteld door [naam] , reclasseringswerker van Reclassering Nederland te Leeuwarden blijkt onder meer dat verdachte geen informatie heeft willen verstrekken over haar motief, het moreel kompas waarlangs zij vaart en de rol van de medeverdachten, waardoor zij door de reclassering is aangemerkt als een berekenende verdachte. De leefgebieden: 'financiën, houding, sociaal netwerk, relaties' waren ten tijde van onderhavige zaken delictgerelateerd en vormen een gemiddeld risico op herhaling. De partner van verdachte is tevens medeverdachte en de reclassering kan niet inschatten of de financiële krapte (wederom) zal leiden tot delictplegingen. Verdachte is inmiddels moeder geworden en mogelijk zal het hebben van een kind een drempel daartoe opwerpen. Bij de reclassering heeft verdachte verklaard niet te kampen met psychosociale problemen.
Geadviseerd is een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Gezien de delict houding van verdachte en het geen openheid van zaken willen geven over mogelijke risicofactoren, ziet de reclassering geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. Een taakstraf wordt uitvoerbaar geacht omdat verdachte thans een werkstraf uitvoert voor een soortgelijk feit.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, van het EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
Die termijn heeft in dit geval een aanvang genomen vanaf het moment dat verdachte in verzekering is gesteld op 9 april 2020, en gaat derhalve een termijn van twee jaren ruimschoots te boven. Deze overschrijding zal in de straf worden verdisconteerd.
LOVS-oriëntatiepunten
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechters ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) ontwikkeld. Als oriëntatiepunt voor het telen van hennep in een kwekerij met een omvang als waarvan hier sprake is, geldt als oriëntatiepunt een taakstraf voor de duur van 120 uur alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand. De rol van verdachte als medeplichtige wordt meegewogen in strafverminderende zin.
Conclusie
Gelet op alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk om haar ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen.

Benadeelde partij

Liander N.V. heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een totaal bedrag van € 4.175,01, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Blijkens de toelichting heeft deze vordering betrekking op de hennepkwekerij in [plaats] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot niet ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij, omdat de vordering van Liander ziet op de diefstal van stroom die enkel aan medeverdachte [medeverdachte 2] ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is door het bewezenverklaarde geen rechtstreekse schade toegebracht aan de benadeelde partij. De vordering van Liander ziet immers op een feit dat niet aan verdachte ten laste is gelegd. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering nietontvankelijk verklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 48, 49 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 primair en subsidiair en feit 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf voor de duur van 80 uren

Bepaalt dat van deze taakstraf
een gedeelte, groot 40 uren,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de taakstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.

Ten aanzien van de vordering van N.V. Liander

Verklaart de vordering van N.V. Liander niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. A. de Jong en mr. B. Broerse, rechters, bijgestaan door mr. M. Linde, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 april 2023.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL01002020138805, doorgenummerd 1 tot en met 562.
Pagina’s 181 tot en met 186.
Pagina 8.
Pagina 314 en 315.
Pagina’s 490, 491 en 492.
Pagina 466 en 471.