ECLI:NL:RBNNE:2023:1330

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
18-168055-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging voor witwassen en straf voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft de verdachte, die bijgestaan werd door mr. S.J. Nijhof, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een taakstraf van 140 uur. De vordering van de benadeelde partij, Liander N.V., werd niet-ontvankelijk verklaard.

De verdachte was beschuldigd van het telen van hennep in twee panden en het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit, maar sprak hem vrij van het medeplegen van witwassen. De rechtbank concludeerde dat het geld dat de verdachte had verworven, direct afkomstig was uit zijn eigen misdrijf, en dat er geen bewijs was voor verhullende handelingen met betrekking tot de herkomst van dat geld.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn eerdere strafbeschikking wegens hennepteelt, niet onverbeterlijk was en dat er beschermende factoren in zijn leven aanwezig waren. De rechtbank heeft de straf gematigd, mede vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van berechting.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-168055-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 april 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 maart 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.J. Nijhof, raadsman te Apeldoorn.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 19 februari 2020 tot en met 9 april 2020, te Zurich , in de gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan of bij [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal)ongeveer 251, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks 19 februari 2020 tot en met 9 april 2020, te Zurich , in de gemeente Súdwest-Fryslân, met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan of bij [adres] , aldaar, een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 251, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks 19 februari 2020 tot en met 10 april 2020 te Zurich , gemeente Súdwest-Fryslân, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door hennep(stekjes) in potten te planten en/of water te geven en/of te onderhouden, althans op de hennepstekjes/planten te passen en/of opruim werkzaamheden te verrichten in opdracht van die [medeverdachte 1] en/of die onbekend gebleven persoon/personen;
2 hij in of omstreeks de periode van 19 februari 2020 tot en met 10 april 2020, te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan of bij de [adres] , aldaar,) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 4050 gram hennep en/of ongeveer 235, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
3 hij, in of omstreeks de periode van 12 januari 2020 tot en met 10 april 2020, te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, electriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Liander NV, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij, in of omstreeks de periode van 1 juli 2018 tot en met 10 april 2020, althans in het jaar 2018 en/of het jaar 2019, en/of het jaar 2020, te Leeuwarden en/of te Zurich en/of te
Munnekeburen , althans in Nederland, tezamen en in vereniging, met (een) ander(en), althans alleen, voorwerpen, te weten geld (in totaal ongeveer € 102.396,64), hebben/heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van voorwerpen, te weten dat/die geld(bedrag(en)) gebruik hebben/heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
en hij en/of zijn mededader(s) (telkens) van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor feit 1 primair, gelet op het aantreffen van de in werking zijnde hennepkwekerij met 251 hennepplanten en de bekennende verklaring van verdachte. Er is sprake van medeplegen van het telen van hennep, omdat verdachte voor medeverdachte [medeverdachte 1] de hennepkwekerij heeft opgestart, hij de huur van het pand heeft voldaan en een actieve bijdrage aan het opruimen, stekken en kweken heeft geleverd.
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor feit 2, gelet op het aantreffen van de in werking zijnde hennepkwekerij met 235 hennepplanten en 4050 gram hennep en de bekennende verklaring van verdachte. Er is sprake van medeplegen van het telen van hennep, gelet op de verklaring van verdachte dat hij de hennepkwekerij is begonnen met de halfbroer van zijn partner (en medeverdachte) [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] . Nadat [medeverdachte 2] naar het buitenland is vertrokken heeft [medeverdachte 3] hem geholpen door het meerdere malen knippen van de hennep, waarmee zij een essentiële bijdrage heeft geleverd aan het telen en bewerken van hennep, zodat ook in die periode van medeplegen gesproken moet worden.
Ten aanzien van feit 3
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor feit 3, gelet op de aangifte van Liander, het aantreffen van de hennepkwekerij, de verklaring van verdachte dat hij de medeoprichter van de hennepkwekerij heeft geadviseerd omtrent de diefstal van stroom en dat verdachte opvolgend huurder werd toen de medeoprichter naar Spanje vertrokken was.
Ten aanzien van feit 4
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor feit 4, omdat er met de hennepkwekerij een geldbedrag is verdiend dat afkomstig is uit eigen misdrijf.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 1 primair, omdat geen sprake is van medeplegen. Er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking vanwege de geringe intensiteit van de werkzaamheden van verdachte en het korte tijdsbestek waarbinnen die hebben plaatsgevonden. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1 subsidiair.
Ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank omtrent feit 2, met uitzondering van het medeplegen. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat de medeoprichter van de hennepkwekerij in de ten laste gelegde periode al naar Spanje was vertrokken en verdachte de hennepkwekerij alleen heeft voortgezet. De raadsman heeft verder aangevoerd dat de handelingen die verdachte heeft verricht in de periode dat [medeverdachte 2] de kwekerij nog had, weliswaar aanschurken tegen medeplegen, maar eerder zijn te kwalificeren als medeplichtigheid.
Ten aanzien van feiten 3 en 4
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring.

Het oordeel van de rechtbank 1

Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen en zal ten aanzien van het bewezen verklaarde volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte de feitelijke handelingen die zijn bewezenverklaard duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Verdachte heeft bestreden dat deze handelingen kunnen worden aangemerkt als medeplegen. Daarop zal de rechtbank in een aanvullende overweging ingaan.
Uit het proces-verbaal van bevindingen waarbij de hennepkwekerij werd aangetroffen
2, de hennep ruimlijst
3en de bekennende verklaring van verdachte zowel bij de politie
4als ter terechtzitting
5blijkt genoegzaam dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze zoals hierna is bewezen verklaard.
Nadere bewijsoverweging feit 1
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de onderlinge taakverdeling, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte het volgende af.
Verdachte heeft verklaard dat hij, op verzoek van een onbekend gebleven derde, de hennepkwekerij voor de medeverdachte [medeverdachte 1] gedurende diens detentie zou onderhouden. De aanhouding van verdachte vond plaats op 9 april 2020 en uit zijn verklaring volgt dat hij sinds vier weken bij de woning aan [adres] te Zurich kwam, waarvan de laatste drie weken bijna dagelijks. Verdachte heeft namens medeverdachte [medeverdachte 1] – die in juni weer uit detentie zou komen
– de huur van het pand betaald, spullen van de hennepkwekerij verplaatst en indien nodig weggegooid. Verdachte heeft verklaard dat hij de oude aarde uit de potten heeft gehaald en aangevuld met nieuwe aarde. Hij heeft de moederplanten weggegooid, rond de 120 stekken geplant, een slakkenhuis opgehangen, voeding gemaakt en de hennepplanten water gegeven.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte
[medeverdachte 1] is komen vast te staan. De bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. De rechtbank ziet de handelingen van verdachte niet als slechts ondersteunend of faciliterend; hij heeft in de periode waarin [medeverdachte 1] afwezig was de hennepkwekerij – met hulp van zijn partner [medeverdachte 3] – opgestart en onderhouden. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen en zal ten aanzien van het bewezen verklaarde volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte de feitelijke handelingen die zijn bewezenverklaard duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Uit het proces-verbaal van bevindingen waarbij de hennepkwekerij werd aangetroffen
6, het procesverbaal van bevindingen over het gewicht van de aangetroffen henneptoppen
7en de bekennende verklaring van verdachte
8blijkt genoegzaam dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze zoals hierna is bewezen verklaard.
De rechtbank spreekt verdachte (partieel) vrij, namelijk van het medeplegen van de hennepteelt. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier onvoldoende aanwijzingen naar voren zijn gekomen voor betrokkenheid als medepleger met een ander of anderen in de tenlastegelegde periode.
Ten aanzien van feit 3
Op 10 april 2020 is in Leeuwarden een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen
9. De aangetroffen hennepplanten waren ten minste twee weken oud.
10Uit de aantekeningen in het notitieboekje blijkt dat de negende hennepcyclus op 21 januari 2020 aanving en rond 24 maart 2020 klaar zou zijn.
11Verdachte heeft verklaard dat het notitieboekje van hem is.
12
Namens Liander is aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit ten behoeve van de
hennepkwekerij.
13Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij wist dat er niet werd betaald voor de elektriciteit die buiten de meter om werd afgenomen.
14
Bewijsoverweging feit 3
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de medeoprichter van de hennepkwekerij enkel heeft geadviseerd over diefstal van stroom. De rechtbank leidt uit de verklaring van verdachte, zowel bij de politie als ter terechtzitting, af dat hij vanaf het moment van overname van de hennepkwekerij al weet had van de illegale stroomafname. Uit de aantekeningen in het notitieboekje blijkt dat verdachte de hennepkwekerij onderhield in de ten laste gelegde periode en in deze periode is de stroom ook daadwerkelijk illegaal afgenomen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ook feit 3 wettig en overtuigend is bewezen.
Uit het dossier blijkt niet dat sprake is geweest van medeplegen in de ten laste gelegde periode. De rechtbank spreekt verdachte dan ook (partieel) vrij voor wat betreft het medeplegen van de diefstal van elektriciteit.
Ten aanzien van feit 4
Voorwerp afkomstig uit enig misdrijf
Uit het proces-verbaal van bevindingen waarbij de hennepkwekerij werd aangetroffen
15en de verklaring van verdachte dat hij vanaf 2018 tot aan de ontdekking van de hennepkwekerij ongeveer € 30.000,00 heeft verdiend met de hennepkwekerij
16, blijkt dat dit geld afkomstig was uit enig misdrijf.
Periode
Volgens verdachte is de hennepkwekerij in oktober 2018 samen met de medeoprichter opgebouwd
17en heeft hij sinds 12 augustus 2019 de hennepkwekerij alleen voortgezet.
18Het bewijs van deze periode waarin de hennepkwekerij in werking is geweest vindt steun in het aangetroffen notitieboekje waarvan verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat dit van hem is. In het notitieboekje zijn 9
kweekcyclussen opgenomen waarbij is vermeld dat de eerste cyclus rond 23 juli 2018 klaar is en waarbij de einddatum van de laatste cyclus is gesteld op 24 maart 2020.
19
Witwassen ex artikel 420bis Sr.
Gelet op de verklaring van verdachte dat hij met de hennepteelt € 30.000,00 heeft verdiend, is de rechtbank van oordeel dat verdachte voornoemd bedrag verworven en voorhanden heeft gehad in de hiervoor genoemde periode. De rechtbank acht het aannemelijk dat verdachte de hennep heeft verkocht en dat de genoemde € 30.000,00 onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstig is. Gelet op de lange periode en de vele cyclussen is de rechtbank daarbij van oordeel dat verdachte hiervan een gewoonte heeft gemaakt.
Uit het dossier blijkt niet dat sprake is geweest van medeplegen. De rechtbank spreekt verdachte dan ook (partieel) vrij van het medeplegen van witwassen.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder feit 4 ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 primair, feit 2, feit 3 en feit 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1 primair
hij in de periode van 19 februari 2020 tot en met 9 april 2020, te [plaats] , in de gemeente SúdwestFryslân, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [adres] hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2
hij in de periode van 19 februari 2020 tot en met 10 april 2020, te Leeuwarden, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres] 235 hennepplanten en opzettelijk aanwezig heeft gehad 4050 gram hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3
hij in de periode van 12 januari 2020 tot en met 10 april 2020, te Leeuwarden, elektriciteit, die aan Liander NV toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij in de periode van 1 juli 2018 tot en met 10 april 2020, in Nederland, geld (in totaal ongeveer € 30.000,00), heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij telkens wist dat dat geld onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van feit 4 ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen, omdat het bewezen verklaarde niet gekwalificeerd kan worden. Niet is gebleken dat verdachte op het verhullen of verbergen gerichte handelingen heeft verricht ten aanzien van de illegale herkomst van het geldbedrag dat hij met de hennepteelt heeft verdiend.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens bepleit dat ten aanzien van feit 4 ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen. Er is geen kasopstelling gemaakt, noch zijn er grote hoeveelheden geld bij verdachte aangetroffen die duiden op verhullende handelingen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het bewezenverklaarde feit 4 niet gekwalificeerd kan worden. Het geld dat verdachte heeft verworven en voorhanden heeft gehad was immers direct afkomstig uit eigen misdrijf, te weten de verkoop van de door hem geteelde hennep. Uit het dossier zijn geen feiten en omstandigheden af te leiden waaruit blijkt dat verdachte daarnaast nadere handelingen heeft verricht om de criminele herkomst van dit geld te verbergen of verhullen.
De rechtbank verklaart het bewezen verklaarde feit 4 niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Het bewezen verklaarde levert op:
primair. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder Bvan de Opiumwet gegeven verbod;
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet
gegeven verbod, en;
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
3. Diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair, feit 2 en feit 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, alsmede een taakstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit te volstaan met oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, gelet op verantwoordelijkheid die verdachte voor zijn gezin heeft. Een taakstraf wordt door de raadsman als een passende strafmodaliteit gezien.
Voorts heeft de raadsman bepleit dat bij de op te leggen straf rekening moet worden gehouden met artikel 63 Sr en dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is overschreden. Ook dient in de straf te worden verdisconteerd dat de hennepkwekerijen een relatief korte periode in werking waren en dat uit het dossier blijkt dat verdachte er geen extravagante levensstijl op nahield.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van een groot aantal hennepplanten in een pand in Leeuwarden en een pand in Zurich . In het pand in Leeuwarden heeft hij bovendien opzettelijk een grote hoeveelheid hennep aanwezig gehad. De rechtbank is van oordeel dat het gedrag van verdachte hardleers is te noemen. Dat blijkt wel uit het feit dat hij is verder gegaan met de hennepkwekerij in Leeuwarden en de opbouw en verzorging van de hennepkwekerij in Zurich op zich heeft genomen, terwijl hij kort daarvoor was aangehouden vanwege een bij hem thuis (in [plaats] ) aangetroffen in werking zijnde hennepkwekerij.
Hennepteelt is direct en indirect oorzaak van vele vormen van overlast en criminaliteit en levert schade op voor de maatschappij. Softdrugs kan immers bij langdurig gebruik leiden tot gezondheidsschade.
Daarnaast heeft verdachte voor de hennepkwekerij in Leeuwarden gebruik gemaakt van een illegale stroomvoorziening, hetgeen naast het duperen van de energieleverancier ook grote veiligheidsrisico’s met zich brengt voor de omgeving en omwonenden. Verdachte heeft zich kennelijk om al deze mogelijke gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit eigen financieel gewin.
Documentatie
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van 13 februari 2023 van verdachte. Daaruit blijkt dat hem eerder een strafbeschikking is opgelegd wegens hennepteelt. Voorts houdt de rechtbank rekening met het bepaalde in artikel 63 Sr.
Persoon van verdachte
Uit het reclasseringsadvies van 15 juli 2022, opgesteld door [naam] , reclasseringswerker van Reclassering Nederland te Leeuwarden blijkt onder meer dat de veronderstelling is dat verdachte procriminele keuzes maakte vanwege financieel gewin en daarbij mogelijk is beïnvloed door zijn sociaal netwerk. Verdachte kampte voorafgaand aan het delict met ernstige gezondheidsproblemen waarvoor een zware operatie noodzakelijk was. Vanwege zijn gezondheidstoestand kreeg hij psychosociale problemen. Hij piekerde over de toekomst, over hoe zijn partner financieel verder moest in geval van zijn overlijden en besloot geld bij te verdienen met hennepteelt.
Inmiddels is er sprake van beschermende factoren in het leven van verdachte. Er is een goede relatie met partner/gezin, een pro-sociaal netwerk, huisvesting, zinvolle dagbesteding en verdachte weet hulp te vragen bij problemen. Bij de reclassering bestaat de indruk dat verdachte beseft dat hij door de delicten in de problemen met politie en justitie is geraakt, dat dit hem veel stress oplevert en dat hij dit in de toekomst niet meer wil. De kans op herhaling wordt daarmee gereduceerd en derhalve ingeschat als gemiddeld.
Geadviseerd is oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet geen noodzaak om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Een gevangenisstraf is niet wenselijk, gelet op de gezondheidstoestand van verdachte en zijn verantwoordelijkheid voor het gezin. Een taakstraf is uitvoerbaar.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, van het EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
Die termijn heeft in dit geval een aanvang genomen vanaf het moment dat verdachte in verzekering is gesteld op 9 april 2020, en gaat derhalve een termijn van twee jaren ruimschoots te boven. Deze overschrijding wordt in de straf verdisconteerd.
LOVS-oriëntatiepunten
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechters ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) ontwikkeld. Gelet op de hoeveelheid aangetroffen hennepplanten geldt als oriëntatiepunt voor een hennepkwekerij met een omvang van 100 – 500 planten een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand. Voor het opzettelijk aanwezig hebben van 4.050 gram hennep geldt als oriëntatiepunt een taakstraf van 180 uur.
Conclusie
De rechtbank heeft gekeken naar de LOVS oriëntatiepunten die gelden voor een enkele
hennepkwekerij. Verdachte is opgepakt voor zowel de hennepkwekerij in Leeuwarden als die in Zurich , zodat sprake is van twee hennepkwekerijen. Daarbij komt nog de diefstal van stroom en de aangetroffen 4.050 gram hennep die afkomstig is uit de hennepkwekerij in Leeuwarden. Gelet daarop en ondanks de overschrijding van de redelijke termijn en de toepasselijkheid van artikel 63 Sr, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een werkstraf, zoals in feite door de officier van justitie gevorderd en door de raadsman bepleit, maar moet aan verdachte daarnaast een gevangenisstraf worden opgelegd, zij het in voorwaardelijke vorm. Vanwege de beperkte fysieke draagkracht van verdachte zal de rechtbank een lagere werkstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles overwegend zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand opleggen om de ernst van de feiten te benadrukken en verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van 140 uur opleggen.

Benadeelde partij

Liander N.V. heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een totaal bedrag van € 4.175,01, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Blijkens de toelichting heeft deze vordering betrekking op de hennepkwekerij in Zurich .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij, omdat de vordering van Liander ziet op de diefstal van stroom die enkel aan medeverdachte [medeverdachte 1] ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is door het bewezen verklaarde geen rechtstreekse schade toegebracht aan de benadeelde partij. De vordering van Liander ziet immers op een feit dat niet aan verdachte ten laste is gelegd. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering nietontvankelijk verklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder feit 4 ten laste gelegde bewezen als voormeld maar niet te zijn een strafbaar feit.
Ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Een taakstraf voor de duur van 140 uren

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 70 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.

Ten aanzien van de vordering van N.V. Liander

Verklaart de vordering van N.V. Liander niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. A. de Jong en mr. B. Broerse, rechters, bijgestaan door mr. M. Linde, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 april 2023.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL01002020138805, doorgenummerd 1 tot en met 562.
Pagina’s 181 tot en met 186.
Pagina 8.
Pagina’s 460, 461, 462, 466, 467 en 471.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 maart 2023.
Pagina’s 347 tot en met 350.
Pagina 377.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 maart 2023.
Pagina 347.
Pagina 426.
Pagina 261 en
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 maart 2023.
Pagina 425 en 426.
Pagina 474.
Pagina’s 347 tot en met 350.
Pagina 478.
Pagina 472.
Pagina 473.
Pagina’s 258 tot en met 261.