ECLI:NL:RBNNE:2023:1305
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van WOZ-waarden van onroerende zaken in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 6 april 2023, zijn de beroepen van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarden van drie onroerende zaken ongegrond verklaard. Eiser, eigenaar van twee vrijstaande woningen en een winkelpand met onzelfstandige bovenwoning, was het niet eens met de vastgestelde WOZ-waarden per 1 januari 2020. De rechtbank oordeelde dat verweerder, de heffingsambtenaar van de gemeente Westerwolde, voldoende aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarden niet te hoog waren vastgesteld. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser, waaronder de motivering van de uitspraak op bezwaar en de waardering van de onroerende zaken, beoordeeld en verworpen. Eiser had aangevoerd dat de uitspraak op bezwaar niet deugdelijk was gemotiveerd en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de ligging van de woningen en de kwaliteit van de objecten. De rechtbank concludeerde echter dat verweerder de WOZ-waarden op een deugdelijke wijze had onderbouwd en dat de beroepsgronden van eiser niet slaagden. Wel heeft de rechtbank verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser, omdat verweerder voor twee objecten niet voldoende inzichtelijk had gemaakt hoe rekening was gehouden met de verschillen ten opzichte van de referenties. De rechtbank heeft de WOZ-beschikkingen en de aanslagen in stand gelaten, met uitzondering van de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten voor de zaken 22/1138 en 22/1139.