ECLI:NL:RBNNE:2023:1284

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
LEE 22/2961
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de oplegging van een Educatieve maatregel gedrag en verkeer (EMG) door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiseres tegen de oplegging van een Educatieve maatregel gedrag en verkeer (EMG) door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De EMG werd aan eiseres opgelegd bij besluit van 2 maart 2022, na een aanhouding op 20 januari 2022 wegens te hard rijden. Eiseres betwist de juistheid van het proces-verbaal van de verbalisanten, die haar een snelheid van 80 km/u toeschreven waar maximaal 50 km/u is toegestaan. De rechtbank heeft het beroep op 17 februari 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van verweerder aanwezig was, maar eiseres en haar gemachtigde niet. De rechtbank concludeert dat de verbalisanten op basis van hun waarnemingen en het proces-verbaal terecht hebben vastgesteld dat eiseres met een niet aangepaste snelheid heeft gereden, ook al waren er op dat moment geen andere verkeersdeelnemers aanwezig. De rechtbank oordeelt dat de stellingen van eiseres over haar eigen Track & Trace-systeem niet voldoende zijn om de waarnemingen van de verbalisanten te weerleggen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om terugbetaling van griffierecht en proceskosten af. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot en is openbaar uitgesproken op 31 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/2961

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2023 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: ing. M.J.M. Bergers),
en

Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Sheikchote).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het opleggen van een Educatieve maatregel gedrag en verkeer (EMG). Verweerder heeft de EMG aan eiseres opgelegd bij besluit van 2 maart 2022.
1.1.
Met het bestreden besluit van 23 juni 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 17 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiseres en haar gemachtigde waren niet aanwezig.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Bij besluit van 14 januari 2021 heeft verweerder aan eiseres een EMG opgelegd. In de maanden mei tot juli 2021 heeft eiseres de cursus EMG gevolgd en goed afgerond.
2.2.
Op 20 januari 2022 is eiseres aangehouden als bestuurder te Leeuwarden. Op 8 februari 2022 heeft de politie aan verweerder een mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw) gedaan. Vervolgens heeft verweerder de EMG opgelegd. Als gronden heeft verweerder genoemd dat eiseres incorrect samenspel met andere verkeersdeelnemers ten toon heeft gespreid door niet met een snelheid aangepast aan de andere verkeersdeelnemers te rijden en dat eiseres in strijd heeft gehandeld met essentiële verkeersregels en verkeerstekens ter zake van het gebruik van lichten en geven van signalen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
In het proces-verbaal van bevindingen van 20 januari 2022 hebben de verbalisanten onder meer het volgende opgenomen:
‘Op donderdag 20 januari 2022 waren wij, verbalisanten (..) en (..) in uniform gekleed en rijdend in een als zodanig herkenbaar dienstvoertuig van de politie belast met de surveillance in de stad Leeuwarden. Wij waren bij het Operationeel Centrum te Drachten bekend onder roepnummer 16.05.
Omstreeks 19.52 uur reden wij verbalisanten over de Kelders te Leeuwarden. Wij zagen voor ons een voertuig met hoge snelheid vanaf de Voorstreek te Leeuwarden de Korfmakersstraat te Leeuwarden in slaan. Om de bestuurder van dit voertuig te controleren reden wij achter dit voertuig aan. En volgden wij dit voertuig en deden wij de volgende waarnemingen.
Op het moment dat wij, verbalisanten achter het voertuig reden, zagen wij dat het een blauwe Mitsubishi Space Star betrof voorzien van [kenteken] . Wij zagen dat het voertuig met onverminderd hoge snelheid bleef doorrijden in de richting van de Tweebaksmarkt te Leeuwarden. Wij zagen dat de bestuurder van het voertuig bij het afslaan naar de Tweebaksmarkt geen richting aangaf. Om de bestuurder van het voertuig te controleren zetten wij verbalisanten, het stoptransparant, geïntrigeerd in de dakset gevestigd op ons dienstvoertuig aan op de Tweebaksmarkt te Leeuwarden. Dit met het doel de bestuurder te doen stoppen om deze te controleren.
Wij verbalisanten, zagen dat de bestuurder van het voertuig hieraan geen gehoor gaf en bleef doorrijden richting de Druifstreek te Leeuwarden. Wij zagen dat de bestuurder rechtsaf sloeg het Blokhuisplein op. Wij zagen dat de bestuurder wederom geen richting aangaf bij het afslaan. Wij zagen dat de bestuurder vervolgens de Nieuweweg op reed en bij het afslaan hiernaartoe ook geen richting aangaf. Wij zagen dat de bestuurder vervolgens bij ons vandaan reed met hoge snelheid. Wij zagen dat de geijkte boordsnelheidsmeter van ons dienstvoertuig een snelheid van 80 kilometer per uur aangaf daar waar maximaal 50 kilometer per uur is toegestaan. Wij zagen dat de bestuurder vervolgens het Zuiderplein te Leeuwarden opreed en vervolgens rechtsaf sloeg naar de Stationsweg. Omdat de bestuurder van het voertuig nog steeds niet stopte heb ik, verbalisant (..) geseind met groot licht om de aandacht te trekken van de bestuurder. Hierop gaf de bestuurder geen zichtbare reactie.
Wij, verbalisanten zagen dat de bestuurder in het handschoenenvakje van het voertuig aan het rommelen was maar niet stopte met rijden. Uiteindelijk stopte de bestuurder van het voertuig aan de Snekertrekweg te Leeuwarden. De bestuurder stopte pas nadat wij onze optische en geluidssignalen enige tijd aan hadden’.
4.2.
Als grond van beroep voert eiseres aan dat niet worden uitgegaan van de juistheid van de verklaring van de verbalisanten. Op het begin van de Nieuweweg reed eiseres minder dan 30 km/u. Op het einde, net voor de stoplichten, reed zij iets meer dan 30 km/u. Dit is een afstand van 350 meter totaal, welke eiser binnen 30 seconden had afgelegd. Met een snelheid van 90 kilometer per uur zou eiser deze weg binnen ongeveer 16 seconden hebben moeten afgelegd. Verweerder had de verbalisanten op dit punt om een aanvullend proces-verbaal moeten vragen. Eiseres betwist dat er met een niet aangepaste snelheid is gereden ten opzichte van andere verkeersdeelnemers, nog los van het feit dat er geen andere verkeersdeelnemers waren op dat moment.
4.3.1.
Volgens vaste rechtspraak [1] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) mag een bestuursorgaan in beginsel uitgaan van de juistheid van een op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal. Dat geldt evenzeer voor de rechter, tenzij tegenbewijs noopt tot afwijking van dit uitgangspunt.
4.3.2.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij een Track & Trace-systeem in haar auto heeft en dat uit de uitdraai van de het deel van haar autorit van 20 januari 2022 waar het proces-verbaal over gaat, blijkt dat zij gemiddeld niet harder dan 42 km/u heeft gereden. Eiseres heeft uitdraaien overgelegd.
4.3.3.
De rechtbank overweegt dat de verbalisanten in het proces-verbaal duidelijk uitleggen hoe zij tot de conclusie komen dat eiseres aanmerkelijk harder reed dan de maximaal toegestane snelheid. Naar het oordeel van de rechtbank werpen de stellingen van eiseres over gegevens van haar eigen niet-geijkte apparatuur geen twijfels op over de juistheid van de waarnemingen van de verbalisanten.
4.4.1.
In de uitspraak genoemd in 4.3.1. overweegt de AbRS ook dat de gestelde omstandigheid dat er buiten de bestuurder en de verbalisant geen andere verkeersdeelnemers waren ten tijde van de geverbaliseerde feiten, niet maakt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de bestuurder heeft gereden met een niet aan de snelheid van de overige gelijksoortige verkeersdeelnemers aangepaste snelheid.
4.4.2.
Het argument van eiseres dat er geen andere verkeersdeelnemers waren ten opzichte van wie met niet aangepaste snelheid is gereden, treft om die reden geen doel. De rechtbank merkt op dat ook als er op hetzelfde weggedeelte geen verkeersdeelnemers waren, dit nog niet uitsluit dat er verkeer vanuit de zijwegen kan komen.
4.5.
De beroepsgrond slaagt daarom niet. De door verweerder genoemde gronden voor het opleggen van de EMG, zie 2.2., hebben zich inderdaad voorgedaan.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wegenverkeerswet 1994
Artikel 131
1. Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangegeven gevallen, respectievelijk tot:
a. oplegging van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid, of
b. een onderzoek naar de rijvaardigheid of de geschiktheid.
Het besluit wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de mededeling, genomen.
(…)
3. Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld ter uitvoering van het eerste lid.
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
§ 5. Educatieve maatregel gedrag en verkeer
Artikel 14
1. Het CBR besluit tot oplegging van een educatieve maatregel gedrag en verkeer indien:
a. betrokkene tijdens een rit herhaaldelijk gedragingen heeft verricht als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage 1, onder A, onderdeel III, Rijgedrag;
Bijlagebij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Feiten dan wel omstandigheden, die een vermoeden rechtvaardigen dat betrokkene niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven, dan wel, met uitzondering van de categorie AM, over de vereiste lichamelijke of geestelijke geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven:
A. Rijvaardigheid en rijgedrag
(…)
III. rijgedrag
3. Incorrect samenspel met andere verkeersdeelnemers in het verkeer, dat blijkt uit:
a. a) rijden met een niet aan de snelheid van de overige gelijksoortige verkeersdeelnemers aangepaste snelheid;
4. Duidelijk een gedrag tentoonspreiden dat in strijd is met de essentiële verkeersregels en verkeerstekens ter zake van:
(…)
e. het gebruik van lichten en geven van signalen;

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2330, r.o. 4.2.